Pierre Darge
Pierre Darge Freelancejournalist

Iets meer dan een jaar nadat de MG Rover Group van BMW voor een symbolisch bedrag van tien pond zijn onafhankelijkheid heeft heroverd, stelt de Britse constructeur lichtje euforisch zijn eersteling voor. Die opwinding is begrijpelijk, BMW verloor in 1999 nog twee miljoen pond per dag met Rover en liet MG Rover na de verkoop een hypermoderne fabriek na, een fraaie 75, een renteloze lening, wat zakgeld voor de eerste kosten en vooral geen pond aan schulden. De vier Engelse initiatiefnemers van Phoenix – een goed gekozen naam – (2 ex-Rover-toplui, een dealer en een financiële man) erfden ook een motorenfabriek en bleven met hun producten present op zeventig markten wereldwijd. De 75 die nog tijdens het BMW-regime was ontwikkeld, bleek een uitstekende wagen – al stond het publiek vanwege de twijfelachtige toekomst van het bedrijf aanvankelijk wat aarzelend tegenover de aankoop.

De 75 Tourer, die parallel met de berline is ontwikkeld, neemt zijn wielbasis over, evenals de frontpartij tot achter de voorportieren. Door een grotere overhang achteraan neemt zijn lengte toe tot 479,2 cm. De extra 4,5 cm vertaalt zich in laadruimte, het volume bedraagt 400 liter en kan tot 680 liter worden uitgebreid (zonder aan het interieur te raken) door te stapelen tot aan het dak. Het robuuste raamwerk waarin de achterklep is gevat, zit stevig in de vloerstructuur verankerd, wat een uitzonderlijke stijfheid oplevert die normbepalend is voor dit segment van breaks. Opvallend is dat de achterruit apart openklapt, zodat men kan bijladen zonder de vijfde deur volledig te openen. De functionaliteit wordt verder benadrukt door extra ruimtes in de flanken, en een laadruimte onder de koffervloer die op ingenieuze wijze gebruikmaakt van de ‘verloren plaats’ rond het reservewiel. Haakjes voor kleine tassen, sjorhaken in de vloer en een 60-40-neerklapbare rugleuning, waardoor de nuttige laadlengte 206 cm wordt, verhogen nog zijn bruikbaarheidswaarde. De ruitenwisser van de achterruit wordt bij het achteruitrijden automatisch geactiveerd als de andere wissers opstaan.

Het interieur is zeer Brits en komt het best tot zijn recht in de combinatie met leder en hout (al is het nep-hout). De makers spreken van contemporary British value & originality.

Onder de kap vinden we de motoren die we uit de berline kennen: een viercilinder 1.8, en twee V6-motoren van 2.0 en 2.5 liter – alle benzinemotoren van Britse origine. Daarnaast is er een 2.0 turbodiesel met common-railtechnologie, een BMW-motor waarvan de drukvulling enigszins is aangepast. Voor de Belgische markt wordt die turbodiesel allicht een sterke troef en daarom rijden we zowel met de handgeschakelde versie als met de vijftrapsautomaat. De belangrijkste kwaliteit van die motor valt meteen op: zijn zeer stille loop. Over de dynamische aspecten zijn we minder enthousiast, omdat de trekkracht bij hernemingen en inhalen vaak wat tekortschiet. In vergelijking met de BMW 320 beschikt de 75 over een lager koppel (260 i.p.v. 280 Nm) en bereikt dat bovendien later. Daar komt nog bij dat de Tourer een kleine 100 kg zwaarder weegt dan de BMW Touring. Gekoppeld aan de vijftrapsautomaat blijkt dat te resulteren in een bepaald slome combinatie bij optrekken en hernemen. Het verbruik is duidelijk wel een meevaller: gemiddeld heeft de Tourer turbodiesel maar 5,8 liter brandstof nodig per 100 km.

De Tourer krijgt standaard onder andere airbags en zij-airbags voor chauffeur en passagier, evenals abs, vijf sets veiligheidsgordels, elektrisch bediende ruiten en radiobediening in het stuurwiel, en hij kost 60.000 fr. of 1487,36 euro meer dan de berline.

PIERRE DARGE

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content