Cabaretier (59)

We verhuisden vaak. Daardoor moest ik als kind steeds weer in nieuwe omgevingen sympathie zien te winnen. Mijn strategie was : de lolbroek uithangen. Iedereen lachte om mij, en daardoor was ik best populair, maar vrienden had ik amper. Dat is nog steeds zo. Ik ben vrij geĆÆsoleerd met mijn werk en mijn gezin bezig.

Als domineeszoon ben ik gelovig opgevoed. In mijn jeugd voelde ik de behoefte om afstand te nemen van religie, maar met het ouder worden, keert het langzaam terug. Goddeloosheid is immers zo vruchteloos. We kunnen enkel iets van ons leven maken als we nederig blijven. Anders ben je gedoemd een egocentrische blaaskaak te worden. Het probleem is dat we het begrip God verengd hebben. Nochtans heeft Hij zelf gezegd : ga me niet benoemen. God is in wezen de totale chaos.

Ik word dit jaar zestig, een prestatie van belang. Fysiek heb ik niet te klagen. Ik merk wƩl dat ik sommige dingen nu aan me voorbij laat gaan. Ik ken niet langer de top-30 uit het hoofd. Het aangename is dat je, omdat je onthechter bent en niet langer die verantwoordelijkheid voor de toekomst voelt, met vrijblijvende trefzekerheid over de maatschappij kan oordelen.

Als ik moet kiezen tussen het bejaardenhuis en het toneel, kies ik voor het laatste. Je mag je natuurlijk niet de jeune premier wanen. Als je het lef hebt om eerlijk te blijven, kan je 100 worden in dit vak. Ik zie er met een optimistisch verlangen naar uit om op m’n 85ste dat podium op te klimmen en de zaal uit te schelden. Als 22-jarige snotneus heb je niet zoveel bagage om tekeer te gaan. Dan schreeuw je enkel uit overmoed en onbenul.

Mijn generatie is misschien wel de gelukkigste van de hele mensheid. We zijn de zondagskinderen van de afgelopen eeuwen. Wij hebben na de oorlog de opbouw meegemaakt. De armoede heeft ons een kader gegeven en na de euforische jaren ’60 zijn we in een onwaarschijnlijke welvaart terechtgekomen. VĆ³Ć³r de wereld onleefbaar wordt, ga ik dood. Mijn kinderen hebben het veel moeilijker. Er komt hoe langer hoe minder speelruimte. Voor ons waren liefde en seks een onschuldig avontuur. Als je je moet afvragen of de ander geen aids heeft, is dat een heel raar en wantrouwig begin van iets wat heel open en sereen zou moeten zijn.

Wees niet bang voor wat ze van je vinden, stel ik in een gedicht dat ik voor mijn dochter heb geschreven. Een vers dat mensen blijkbaar op het toilet hangen, de enige plek waar je nog de rust vindt om te mediteren. Ik heb kritiek over me heen gekregen, die me soms wel raakte, maar ik ben mijn eigen koers blijven varen, trouw aan mijn talent en mijn boodschap. Het publiek weet dat ik meen wat ik zeg, en dat verschaft me een zekere autoriteit.

Het is wonderlijk dat mijn zelfvertrouwen nooit aan het wankelen is geraakt. Enkel in 1970 heb ik een ernstige crisis gekend : we waren met Neerlands Hoop succesvol gedebuteerd en het gejuich waarop we onthaald werden, werkte beklemmend. Ik heb nadien nog wel dipjes gehad, maar nooit op artistiek vlak. Omdat het lijkt alsof het in elkaar steken van voorstellingen steeds vlotter gaat, daag ik mezelf uit om dit najaar in vier maanden tijd een 15-tal shows voor de VPRO te maken. Zo zet ik mezelf onder druk.

Jonge cabaretiers vluchten in absurdisme, omdat ze bang zijn stelling in te nemen. Ik hou van absurdisme, maar op den duur is het onbevredigend. Monty Python stikte erin. Dat heb ik ook in de schilderkunst : zelfs in de grootste abstractie wil ik toch een plan zien.

Mijn vrouw Hella is heel sturend geweest. Ik prijs mezelf gelukkig dat ze als visueel brein zozeer bij mijn werk betrokken is. We vormen een twee-eenheid : je kan nauwelijks nog achterhalen wie nou wat bedacht heeft.

:: Te gast in ‘De Laatste Show’, 15/3/04, TV1.

In concert : 2/5 De Velinx, Tongeren ; 4/5 Stadsschouwburg, Leuven ; 5/5 De Warande, Turnhout ; 9/5 Stadsschouwburg, Brugge ; 11/5 Arenberg, Antwerpen ; 12/5 Capitole, Gent.

Tekst Peter Van Dyck I Foto Guy Kokken

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content