‘Fotografie als wapen tegen de rijken, dat vond ik een goed idee’

Wolf Suschitzky met zijn foto van Nehru. © TONY WALLIS

Zijn foto-oeuvre leest als de geschiedenis van de twintigste eeuw. Met zijn Joodse en progressieve achtergrond maakte Wolf Suschitzky geen schijn van kans in het Wenen van de jaren dertig. Maar hij ontsnapte. Knack Weekend ging bij de 102 jaar oude fotograaf op de thee in Little Venice, Londen.

Tot woensdag”, zegt hij in het Nederlands aan het eind van ons telefoontje om een afspraak te maken. Wanneer hij de deur opent, schrik ik even. Er zit een grote pleister op zijn kale hoofd en zijn rechterwang kleurt geelblauw. “Don’t worry,” zegt hij, “ik ben uitgegleden in bad. Gelukkig heb ik mijn oog nog.” Hij zegt het alsof dat gewoon een andere mogelijkheid was : een oog verliezen. “Sorry voor de rommel, ik hou er niet van om het huishouden te doen.” Al bij al kan het veel erger, denk ik. Hier woont een vrijgezel. Of niet ? Hij heeft een latrelatie, met een goede vriendin. Suschitzky zal het tijdens ons gesprek verschillende keren over ‘goede vriendinnen’ hebben, wanneer hij het over zijn twee ex-vrouwen of zijn huidige partner heeft. Lange vriendschappen met mannen en vrouwen sijpelen door in elke zin, elke foto en zijn hele leven. Een man met een breedhoeklens, op alle gebied.

FOTOGRAFIE ALS WAPEN

Het zicht vanuit zijn appartement op de vierde verdieping is fenomenaal. “Ja, het lijkt hier een beetje op Amsterdam.” Regent’s Canal is zijn eigen Prinsengracht, inclusief de bomen, Jaguars en Ferrari’s. “Het is hier een erg dure wijk. Een rustige buurt ook, enkel de brandweerkazerne is wat vervelend, maar het went,” lacht hij.

Suschitzky : “Het is vreemd hoeveel Belgen er de laatste tijd in mij geïnteresseerd zijn. Een paar weken geleden was hier een journalist van een Belgische krant, vorige week kreeg ik bezoek van twee Belgische meisjes van de equality movement. Nu jij. Mijn vader was al voor gelijkheid, meer dan honderd jaar geleden. Hij liet zich officieel uit de Joodse gemeenschap schrappen, want hij wou niets te maken hebben met religie, hij was een atheïst die mijn zus en mij opvoedde zonder enige vorm van religie. Hij was zijn tijd ver vooruit. Samen met zijn broer had hij een progressieve boekhandel in een arbeiderswijk in Wenen. Hij liet ons wel de Bijbel lezen, maar veeleer als literatuur. Ik heb er hier ergens een staan, zonder de nummers bij de paragrafen. Het Hooglied van Salomo bijvoorbeeld, wordt op die manier nog mooier, echte poëzie. Ja, een Koran heb ik ook. Maar die vind ik niet fijn om te lezen, want die teksten geven gelovigen het recht om anderen, die niet geloven, te doden. Ik las die heilige boeken vooral uit interesse, niet om me daar specifiek mee bezig te houden.”

Suschitzky zal het tijdens het gesprek nog veel over haar hebben, over zijn zus. De anekdotes borrelen de hele tijd op. “Mijn zus, die vier jaar ouder is dan ik, vroeg mijn vader op een keer of ze ook de godsdienstlessen mocht volgen op school. ‘Natuurlijk,’ zei mijn vader, ‘of je wil geloven of niet, dat moet je zelf uitmaken.’ Wat mijn vader niet wist, was dat mijn zus enkel godsdienst wilde volgen, omdat je mooie, gekleurde plaatjes kreeg als je je catechismus goed kende. Later studeerde zij fotografie aan het Bauhaus in Dessau. Ik wilde eerst zoölogie studeren, want ik hield van dieren. Maar als zoöloog was het moeilijk om je boterham te verdienen, dus werd het, net als mijn zus, fotografie, in de enige school in Wenen waar je dat kon studeren. We werden daar eigenlijk opgeleid om een portretstudio te runnen. Het ging er hoofdzakelijk over de technische kant van de zaak : retoucheren van vlekjes en rimpels, die dingen. Het ging niet over de esthetica van foto’s.”

“Hoe ik het vak dan wel heb geleerd ? Door veel fototentoonstellingen te bezoeken en te lezen over moderne fotografie in Amerika en Duitsland. En ook door mijn zus, zij wilde fotografie gebruiken als een wapen tegen de rijken – dat vond ik een goede reden om foto’s te maken. Om iedereen te laten zien wat armoede is. Door de band genomen was die fotoacademie niet zo’n slechte school – mijn leraar Engels drukte ons op het belang van ‘zinnen’, over de frasering. En ook van mijn fysicaleraar heb ik veel opgestoken – het was in de tijd toen nucleaire energie opkwam, vóór ze het in een bom gebruikten. Niemand heeft het er vandaag nog over, over het doden van honderdduizenden mensen met één bom. En ze stoppen er niet mee. De Britten spenderen vandaag nog altijd miljarden in nucleaire onderzeeboten die overal ter wereld rondvaren om een mogelijke aanval te beantwoorden met nucleaire wapens.” Hij heeft het over het geweld dat nooit ophoudt. “Het is een trieste zaak.”

CRAFTSMAN IN LONDON

Suschitzky ontmoette zijn eerste vrouw, een Nederlandse, in de fotoacademie in Wenen. Samen vluchtten ze in 1934 naar Londen, waar zijn zus al enkele jaren woonde. “In Wenen ging het in die jaren van kwaad naar erger. De vakbonden werden verboden en op een dag vielen ze ook de boekwinkel van mijn vader binnen en laadden ze alle boeken in een vrachtwagen. Er was in Wenen niet veel toekomst voor mij – het fascisme had de zaak overgenomen. Mijn zus was in Londen getrouwd met een Engelse dokter. Om wat geld te verdienen nam ik portretten van kinderen in scholen. Maar we konden niet in Groot-Brittannië blijven, want ik had geen werkvergunning, dus gingen we naar Nederland, het vaderland van mijn vrouw. Daar ben ik ongeveer een jaar gebleven, tot mijn vrouw me verliet voor een andere man. Ik vertrok snel weer naar Londen, als student dit keer, dat was wel toegelaten, om Engels voor buitenlanders te studeren. Met mijn Joodse en socialistische achtergrond was het een geluk dat ik niet langer in Nederland ben gebleven, anders zou ik er vandaag niet meer geweest zijn.”

Suschitzky : “Via via kon ik, hier in Engeland, werken voor films en documentaires. Eerst als assistent, later als cameraman en Director of Photography. Ik heb hoofdzakelijk documentairefilms gedraaid, de regisseurs van documentaires kenden daar niet veel van. Het waren jonge mensen die net van school kwamen, ze hielden van film, maar wisten niet hoe ze er een moesten maken. Samen leerden we het vak al doende. Film of fotografie ? Het gaat erover om wat je registreert interessant te maken, het moet boeien. Later werkte ik ook mee aan tal van langspeelfilms.” Get Carter is zowat de bekendste langspeler waar Suschitzky aan meewerkte, niet de remake met Sylvester Stallone, maar de klassieker uit 1971, met de jonge Michael Caine.

Suschitzky : “Ik beschouw mezelf niet als een kunstenaar. Fotografie kán worden gebruikt door kunstenaars. Er zijn veel zaken waar je kunst mee kunt maken, met een potlood kun je ook kunst maken. Ik zie mezelf als een ambachtsman. Met mijn foto’s wil ik mensen helpen, hen bewust maken van het onrecht in de wereld, daarom wilde ik ook documentaires maken.” Hij antwoordt niet echt op de vraag of fotografie iets kan veranderen en het onrecht uit de wereld kan helpen, hij zegt de gezegende woorden : “It’s a good thought to use your skill in the cause of something.”

“Naast het sociale aspect van documentaires kom je ook op plaatsen waar je normaal gezien nooit komt. Fabrieken, kolenmijnen, de staalindustrie, ik vond het interessant om te zien hoe dingen ‘gemaakt’ werden.” En dan schakelt Suschitzky weer naar anekdote-modus : “Het geluid van weefgetouwen… dat is zo luid dat de arbeiders niet konden praten en ze dus via een soort gebarentaal met elkaar spraken. Nog luidruchtiger waren de fabrieken waar ze conservenblikken maakten. Twintig minuten nadat we daar buiten waren gelopen, piepten mijn oren nog. Maar door die documentaires ontmoette ik bijvoorbeeld ook de Nobelprijswinnaar en uitvinder van de penicilline Alexander Fleming. In die documentaire ging het over hoe ze die penicilline op grote schaal konden produceren. Men vertelde mij dat ze het de eerste keer aan een gewonde politieman toedienden. Maar omdat er zo weinig van het product was, moesten ze het weer recupereren uit zijn urine.” Hij kijkt me aan met een vragende blik – of ik hem geloof. “Ik weet niet of dat waar is”, zegt hij droog.

VEELHEID

Wolf Suschitzky, Su voor de vrienden, neemt zijn laatste fotoboek Seven Decades of Photography erbij. “In Londen vond ik geen uitgever, ze vertelden me dat er geen thema in mijn werk zat. Uitgeverij Synema in Wenen was net door die tomeloze verscheidenheid overtuigd.” Wanneer hij door het boek bladert, wordt zijn stem zachter. Met veel liefde spreekt hij over de mensen die hij portretteerde of het verhaal, de gebeurtenis achter zijn foto’s. Hij heeft het nauwelijks over de esthetica van de beelden. Zijn oude handen slaan voorzichtig de bladzijden om. “Dit was echt een heerlijke man, Vincent Price, wanneer hij op de set kwam, schudde hij iedereen de hand, elektriciens, cameramensen, alleman. En hier : Paul Rotha, een pionier op het vlak van documentairefilms.”

Acteurs en actrices passeren de revue : “Ik liep in de buurt van de Denham Studios wanneer ik actrice Deborah Kerr met enkele vrienden zag. Ik vroeg hen of ik een foto van Deborah mocht nemen terwijl ze in het gras haar script aan het lezen was. ‘Oh, je kunt haar laten liggen waar je maar wilt’, zeiden ze.” Hij lacht wanneer hij eraan terugdenkt. “Hier, de zoo in Londen. Ze hadden een modern staaltje architectuur voor die beesten gebouwd. Interessant, dat wel, maar niet voor pinguïns – dat beton bleek niet erg gezond voor die dieren. Nu is dat gebouw beschermd erfgoed, en de pinguïns wonen nu in een gebouw, met water, sneeuw en ijs.”

Suschitzky : “Een goede foto ? Het gaat erover hoe je de ruimte gebruikt, maar het grootste deel is geluk. It’s an inborn gift to use the space in a present way. Ik ben een observerende fotograaf, ik arrangeer de dingen niet.” Hij staat even stil bij de foto met een lijdende Christusfiguur, een man en een VW kever, je moet geluk hebben – dat die man hier plots voorbijkomt én ook nog eens achterom kijkt. Als hij naar de andere kant zou kijken, was het niet zo goed.” Hij pauzeert even en dan : “Ja, dat zou eigenlijk ook wel goed geweest zijn.” Heerlijke man. “Er is geen formule voor een goede foto, het is iets instinctiefs.”

“Ik droeg altijd een fotocamera, wanneer ik voor films of documentaires werkte. Tussen de opnames door had ik tijd om af en toe wat foto’s te nemen. Nu neem ik enkel nog snapshots. Digitaal.” Suschitzky is niet van het type vastgeroeste fotograaf die enkel analoog wil werken. Integendeel. “Het is vooral heel gemakkelijk om digitaal te werken. Het enige nadeel is dat het moeilijker is om topkwaliteit op groot formaat af te drukken, maar het is mogelijk. Zelfs met die telefoons van tegenwoordig kun je mooie foto’s maken.”

Oude schrijvers passeren de revue : de Engelse schrijver H.G. Wells zat voor de lens van Suschitzky, Aldous Huxley, Gore Vidal die hij voor de Saturday Evening Post fotografeerde, maar ook Nehru, de eerste minister van India, Bertrand Russel, de filosoof die tegen nucleaire wapens ageerde. En veel dieren, de niet-gediplomeerde zoöloog in Suschitzky. Een van zijn bekendste foto’s, die van de beroemde gorilla Guy in de London Zoo, “look, a relative of ours“. Suschitzky maakte nooit deel uit van een fotoagentschap of enige groepering. “Neen, ik vond het fijner om onafhankelijk mijn ding te doen. En dat lukte me omdat ik ook veel commercials heb gedraaid. Van wat ik daarvan spaarde, leef ik nog steeds, denk ik. Maar op die manier kon ik ook dingen doen die minder betaalden, zoals documentaires, en die waren veel interessanter voor mij.” Een keer stond er een foto van Suschitzky in Life Magazine, hij toont trots de foto van een onbemande zeppelin die vliegtuigen moet weerhouden te laag te vliegen. “Die bladen hebben natuurlijk hun eigen fotografen die de hele wereld rondreizen.”

HONDERD EN TWEE

“Dat is vervelend,” zegt hij, “op mijn leeftijd, ik zie almaar slechter. Macula, netvliesveroudering. Van de verpleegster van de gezondheidszorg heb ik ondertussen al drie verschillende vergrootglazen gekregen – kijk, deze heeft zelfs een lamp. Zij komt hier een keer per week. Gisteren nog heeft ze die pleister op mijn hoofd vervangen. Het geneest goed, zei ze. Ik heb ook een goede vriendin die voor me zorgt.” Die goede vriendin blijkt zijn derde vrouw te zijn.

Er zijn altijd wel dingen waar je spijt van hebt, zegt hij. “Wat kan ik zeggen ? Ik was niet altijd even lief voor mijn vrouw. Mijn tweede vrouw was een Hongaarse, een Montessori-lerares, die ik had leren kennen via mijn zus. Ze gaf mij drie wondermooie kinderen, ik kan het eigenlijk geen kinderen meer noemen, want twee van hen zijn ondertussen al grootvader. Het was een fantastische vrouw, maar ik bedroog haar soms, en daar heb ik nog steeds spijt van. Ze wist het altijd direct, zodra ik thuiskwam. Na een huwelijk van 26 jaar heeft ze me eruit gesmeten, dat was ook begrijpelijk. Mijn huidige partner was de vrouw van mijn beste vriend. Ik kende haar voor hij haar kende, ik had ze aan elkaar voorgesteld. Maar wanneer hij stierf en mijn ex-vrouw was overleden, vroegen we ons af waarom wij niet met ons tweeën samen alleen konden zijn ? En dat lukt, so far so good.” Hij glimlacht. “Zij verstaat me zonder woorden. Ze is bijna tachtig, maar ze geeft nog steeds schrijf- en schildercursussen, zij motiveert jonge mensen. Dat is toch prachtig ?”

“Ik doe wat in het huishouden, ik ga eens naar de winkel en soms blijf ik een hele dag in bed, om te slapen, ik word snel moe. Zelfs uit een stoel komen, is moeilijk. En ja, soms wil ik weleens dood. Het heeft niet veel zin meer. Ik doe niets nuttigs of waardevols meer. En ik geef mijn partner veel werk, en zij houdt evenmin van die huishoudelijke taken.” Of hij als afsluiter nog enige wijze raad heeft voor een lang, of toch, voor een fijn leven. “Dat is moeilijk te zeggen, maar hou altijd wat humor in je leven, dat helpt. En seks veel als je jong bent. En denk aan de andere mensen rond jou. En elke dag een glas wijn en een aperitiefje voor het eten. Dat houdt de dynamiek in je leven.” Hij lacht.

Terug in Brussel sta ik in gedachten verzonken op een tram te wachten, wanneer een jonge landloper me aanspreekt – “dat ik moet lachen”, zegt hij. Hij trekt met zijn handen zijn mondhoeken omhoog. Lachen inderdaad, daar gaat het over in het leven. Zeg dat Su en die landloper het gezegd hebben.

Wolf Suschitzky,

Seven Decades of

Photography, Uitgeverij Synema, Vienna 2014. Bestellen via

office@synema.at of

bij uw boekhandel

DOOR STEVEN GRAAUWMANS

“Een lang leven ? Humor helpt. En veel seksen als je jong bent”

“Drie wondermooie kinderen, ik kan het eigenlijk geen kinderen meer noemen, want twee van hen zijn ondertussen al grootvader”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content