Wat daar nu opeens tegen het scherm van mijn laptop komt gefladderd : een papegaai, geschilderd door mijn vader en gedateerd ‘1928’. Doorgemaild door mijn neef Joe, die in de buurt van Brisbane woont en onlangs werd toegerust met nieuwe knieën.

De ara zit op een tak en kijkt trots in de lens, alsof hij weet heeft van diepere waarheden maar er wijselijk voor kiest te zwijgen. Mijn vader heeft het kruiswoordpuzzeldier afgebeeld in een exotische omgeving, het zou boeiend zijn na te gaan of het gebladerte op de achtergrond daadwerkelijk uitheems is dan wel afkomstig van min of meer courante kamerplanten. Zo goed waren ze in 1928 allicht niet thuis in het loof van exotische gewassen. Er was geen internet om het even op te zoeken. Er waren geen GAS-boetes, geen voetbalvrouwen en geen asbestslachtoffers. Er was geen ring rond Brussel, geen Veerle met of zonder blokjes.

In 1928 was papa vijftien – zulke dingen krijg je dan, met vaders die je verwekken op de leeftijd waarop anderen al aan hun brugpensioen denken. Hij had nog herinneringen aan liedjes en de opgeruimdheid van de mensen bij het einde van de Grote Oorlog. Het treft mij altijd als ik iemand hoor zeggen dat dat ‘nu toch al lang geleden is’. Ik kan die oorlog nog bijna aanraken met mijn vingertoppen. Hij kwam één opgerekte generatie eerder dan de mijne, een vloek en een zucht in de keten van anonieme voorouders die opklimt tot de prehistorie.

Toen hij vijftien was, schiep mijn vader dus enthousiasme in het vereeuwigen van bontgekleurde, gevederde vrienden. Het heeft een onschuld die niet meer van deze tijd is. Aan de virtuositeit van het tableau is te merken dat de kunstenaar, hoewel nog onervaren, beschikt over een talent dat hem ertoe zal verlokken van het schilderen zijn broodwinning te maken. Hij had wat je noemt : een fotografisch geheugen, waardoor hij uit het hoofd levensechte portretten kon tekenen van mensen die hij enkele dagen eerder gezien had.

Soms kom ik, op veilingsites, werk van hem tegen dat ergens in de wereld verkocht is. Hij was geen kub-, dada- of andere ist. Een leven lang heeft hij tableaus afgeleverd waarvoor hij enkele eeuwen te laat was geboren : landschappen, vanitasmotieven en stillevens, soms met kersen, soms met schelvissen, parelkettingen of mensenschedels. Soms met eieren of hazen, die met een touwtje om hun poot in zijn atelier werden opgehangen boven een pittoreske tafel, waarna de oneerlijke strijd begon tussen bederf en eeuwigheid.

Bij een poelier in de stad gingen we samen een fazant uitzoeken. Vader zag vooral de schoonheid van het beest en bleef maar wikken en wegen, nu eens een poot dan weer een vleugel in de hoogte spreidend, tot de middenstander tot razernij werd gedreven. Papa had niet door dat de man kwaad werd, daarvoor was hij te zeer in beslag genomen door de esthetiek van lellen en veren. Hij zag schoonheid in bloemen en kadavers, in wolkenmassa’s, boomstronken en tepelhoven. Hij zag schoonheid in de doorzichtige verpakking van taarten, die hij verknipte tot filters met flou artistique voor zijn foto- apparaten.

Zijn eerste werken schijnt hij geëxposeerd te hebben in de kruidenierswinkel van zijn moeder. Soms verkocht hij er een aan een toevallige voorbijganger. De bewuste papegaai, zo laat mijn neef met de nieuwe knieën nog weten, kwam aan zijn einde door per abuis in een kookpot te vliegen – tot ontzetting van mijn grootmoeder, die al dood was toen ik werd geboren.

Het dier had een naam, ongetwijfeld, maar die is weggefladderd in de ijlte, zoals al die personen met hun hartstochten en demonen.

Soms, om niet te zeggen regelmatig, mis ik het geloof dat zij zich ergens ophouden waar het vriendelijk en klaar is.

Jean-Paul Mulders jp.mulders@skynet.be

Er waren geen GAS-boetes, geen voetbalvrouwen en geen asbestslachtoffers. Er was geen ring rond Brussel, geen Veerle met of zonder blokjes Jean-Paul Mulders jp.mulders@skynet.be

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content