Brusselaar Federico Ordoñez moest heel wat weerstand overwinnen om zich aan zijn passie te wijden. Zowel in zijn eigen omgeving als vanuit de flamencowereld. “Het is niet de gemakkelijkste weg, maar ik doe nu eindelijk waar ik als kind reeds van droomde.”

Federico Ordoñez geeft je meteen zin om naar Spanje te vertrekken”, “poëzie in beweging”, “hij spat van het scherm” : de jury had niets dan lovende woorden toen de Brusselse flamencodanser dit voorjaar zijn kansen waagde in Belgium’s Got Talent. Ordoñez (34) beoefent de flamenco dan ook al sinds zijn vijftiende, toen hij in zijn thuisstad les begon te volgen bij Antonio Martinez, een van de pioniers van het genre in België.

“Nochtans was ik als kind enorm introvert”, bekent Ordoñez. “Ik liep niet graag in de kijker. Wel sloot ik me regelmatig op in mijn kamer om dan te fantaseren dat ik ergens op een podium danste. Ik vond verhalen en personages uit rond liedjes die me bevielen, en dan begon ik te bewegen. De kostuums en belichting fantaseerde ik erbij.”

Een video-opname van de zus van zijn beste kameraad – een Spanjaard – bracht hem voor het eerst in contact met flamenco. “Ik was veertien toen ik haar Sevillanas zag dansen. Toen wist ik nog niet dat die folkloristische verleidingsdans uit Sevilla oorspronkelijk niet tot de flamenco behoorde, maar ik was op slag verkocht. Ik kan moeilijk uitleggen wat me precies raakte, maar voor een schuchtere jongen zag ik de emotionele danstaal van de flamenco meteen als het ideale expressiemiddel.”

Ondertussen geeft Ordoñez zelf flamencodanslessen. In België en de buurlanden, maar ook in China. Al zijn het vooral zijn eigen flamencospektakels als Ambos Lados, de voorstelling waarmee hij momenteel rondreist, die Ordoñez de status van een grote belofte opleveren. “Ik ben geen natuurtalent, verre van zelfs. Ik moest echt zwoegen om mijn huidige niveau te bereiken, maar ik doe nu eindelijk waar ik als kind reeds van droomde.”

Veel mensen denken bij flamenco meteen aan een duo met een viriele man en een verleidelijke vrouw, vertelt Ordoñez. Onterecht, want toen flamenco zich van een muziekgenre ook in dans vertaalde, werd de baile flamenco enkel door solisten beoefend. “Bovendien beweegt er heel wat in de flamencowereld. Traditionele genderopvattingen leven nog heel sterk, maar zowel mannelijke als vrouwelijke flamencodansers spelen meer dan ooit met de codes van het genre. Zo komen de vrouwen vaak heel krachtig uit de hoek, terwijl de mannen meer soepelheid tonen en nu ook accessoires als een waaier of een bata de cola (een sleep) gebruiken. De ideeën over wat een flamencodanser kan en moet uitdrukken, zijn enorm geëvolueerd.”

Verwerkt u daarom in uw voorstellingen ook hedendaagse dans?

Federico Ordoñez : Ik hou enorm van traditionele flamenco en heb er zeer veel respect voor, maar dat is niet wat ik op het podium wil tonen of uitdrukken. Dat zou me ook niet liggen, want uiteindelijk is flamenco voor mij een culture d’adop-tion. Als Belg met een Italiaanse moeder en een vader uit het noorden van Spanje heb ik verschillende culturele invloeden in mijn bloed zitten en ligt het ook in mijn aard om ook andere inspiratiebronnen aan te spreken. Hedendaagse dans bijvoorbeeld, of samenwerkingen met creatievelingen uit andere sectoren.

Maakt dat van u een buitenbeentje in het wereldje ?

Moderne flamencodansers worden altijd afgetoetst aan de regels van de traditionele flamenco. Die stroming bepaalt nog steeds de spelregels, en dus is het altijd een uitdaging om je eigen visie te ontwikkelen zonder de indruk te wekken dat je neerkijkt op een conventionele aanpak. Fans van traditionele flamenco zijn misschien teleurgesteld als ze mij aan het werk zien, maar daar kan ik weinig aan veranderen, ik zou mezelf niet meer zijn als ik me door hun verwachtingen zou laten leiden. Het is dus niet de gemakkelijkste weg, maar ik wil mijn eigen danstaal ontwikkelen en daar zelf een publiek mee opbouwen. Vandaar ook mijn deelname aan Belgium’s Got Talent. In zo’n programma kun je niet het intieme en gezellige karakter van een flamencospektakel oproepen, maar daartegenover staat wel dat je een breed publiek bereikt. De programmamakers hadden me graag met een vrouw zien dansen en hoopten op een feestelijke bedoening, maar dat heb ik geweigerd. Flamenco is geen salsa, dat moet ik als ambassadeur van het genre wel vaker duidelijk maken.

U wist vrij snel dat u professioneel flamencodanser wilde worden. Hoe werd dat thuis onthaald ?

Destijds hadden mijn ouders geen enkele voeling met de artistieke wereld. Als immigranten was hun voornaamste bekommernis dat er brood op de plank kwam, de rest was bijzaak. Op mijn elfde porde mijn vader me wel aan om judolessen te nemen, een typische jongensactiviteit. Omdat ik bij een verkeersongeluk een dijbeenbreuk opliep en lange tijd moest revalideren, was dat avontuur gelukkig van korte duur (lacht). Van mijn flamencopassie begreep hij niet veel, als Noord-Spanjaard deed het woord alleen al hem aan zigeuners en wildemannen denken. Kun je dan geen klassieke dansopleiding volgen, probeerde hij nog, maar uiteindelijk mocht ik toch flamencodanslessen nemen in het jeugdhuis van Braine l’Alleud. De echte problemen begonnen pas toen ik op mijn zeventiende besloot om mijn humaniora-opleiding niet af te maken. Uiteindelijk liep het conflict zo hoog op dat ik het huis verliet en op mijn eigen benen moest staan. Daardoor heb ik tot mijn 23ste ook amper gedanst. Ik werkte als schoonmaker, in een kledingzaak en bij een bloemist, de ene na de andere job. Ondertussen zijn mijn ouders wel bijgedraaid. Op een festival zagen ze me eens aan het werk tijdens een workshop met 120 deelnemers, toen begrepen ze dat ik leef voor flamenco en dat er ook een beroep van te maken valt.

Vanwaar kwam de beslissing om toch werk te maken van uw droom ?

In 2004 kreeg ik een telefoontje van Belle Perez. Of ik geen auditie wilde doen voor een concert ? Uiteindelijk huurde ze me in voor een videoclip en een best-oftournee, en met het geld dat ik verdiende, kon ik uiteindelijk flamencolessen gaan volgen in Sevilla. Belangrijker dan het geld was echter de manier waarop ze me vertrouwde en aanmoedigde om door te zetten, ze geloofde in mij en haalde me uit het isolement waarin ik toen zat. Ook de profes-sionele omkadering en prachtige locaties als de Koningin Elisabethzaal en het Sportpaleis in Antwerpen maakten uiteraard indruk, mijn goesting was meteen terug. Wellicht werken we op een dag opnieuw samen, in mijn ogen is ze echt een prachtig mens.

Ambos Lados – “van beide kanten” – gaat over de tegenstrijdige emoties die bij het leven horen. Hebt u als flamencodanser wat aan levenservaring ?

Zeker. Een klassieke danser lijdt enorm onder veroudering, omdat techniek primordiaal is in zijn kunst. Bij flamenco krijgen de knieën en de rug het ook zwaar te verduren, maar geven je expressie en emotionele zeggingskracht uiteindelijk toch de doorslag. En op dat vlak word je alleen maar beter naarmate de jaren verstrijken. Ik weet nu beter wie ik ben en wat ik als artiest wil zeggen dan toen ik vijfentwintig was. Dat maakt van Ambos Lados een heel persoonlijke en gevarieerde voorstelling. Zo komen zowel het verlies van mijn grootouders als de zoektocht naar mijn seksuele identiteit aan bod, net als mijn vrolijke kanten, want op emotioneel vlak heeft flamenco een eindeloos palet. Liefde, haat, kracht en kwetsbaarheid : er is niets dat je er niet mee kunt uitdrukken. Daarnaast trek ik me ook steeds minder aan van de vooroordelen waar ik als Belgische flamencodanser mee te maken krijg. Kan iemand als ik de traditie wel begrijpen ? Ben je niet vooral een imitator ? Zulke vragen waren in het begin enorm intimiderend.

Helpt het dan niet dat u enkele jaren dansles volgde in Sevilla ?

Voor een outsider blijft het moeilijk om echt door te dringen in die lokale flamencoscene. Tot mijn frustratie bleven heel veel deuren gewoon gesloten. Jammer, want voor mij is een open geest voor elke artiest een noodzakelijke voorwaarde om zichzelf te ontwikkelen. Niettemin zou ik elke flamencofanaat zo’n verblijf in Sevilla aanraden. De aanwezigheid van bijna alle topnamen, de waanzinnige energie die flamenco daar losmaakt, dat heb je hier allemaal niet. Wie bij ons flamenco beoefent, doet dat meestal op zijn eentje, terwijl informele artistieke ontmoetingen en wederzijdse kruisbestuiving eigenlijk bij het genre horen. Ik keer trouwens nog elk jaar terug naar Sevilla. Om inspiratie op te doen, maar ook om mezelf te dwingen om niet op mijn lauweren te rusten. Na elk bezoek ligt de lat weer een stukje hoger.

Federico Ordoñez treedt op 25 juli op tijdens het Sfinksfestival in Boechout.

Dit najaar volgen onder meer optredens in Brugge en Antwerpen. Info : www.sfinks.be, www.la-barraca.be.

DOOR WIM DENOLF

“FLAMENCO ZAG IK METEEN ALS HET IDEALE EXPRESSIEMIDDEL VOOR EEN SCHUCHTERE JONGEN”

“VOLGENS MIJ IS EEN OPEN GEEST VOOR ELKE ARTIEST EEN NOODZAKELIJKE VOORWAARDE OM ZICHZELF TE ONTWIKKELEN”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content