GULZIG

De titel laat er geen misverstand over bestaan : Kenneth Branagh keert in “Mary Shelley’s Frankenstein” terug naar de bron, naar de gotische klassieker uit 1818 die al menigmaal werd verfilmd, maar nooit trouw werd gevolgd. Het scenario van Steph Lady en Frank Darabont bewaart in ieder geval de waarschuwende toon van Shelley’s huiverroman, gepubliceerd aan de vooravond van revolutionaire wetenschappelijke ontdekkingen. Ook de film toont de verschrikkelijke gevolgen wanneer de mens zich een goddelijke rol toemeet. De nadrukkelijk moralizerende toon staat haaks op het onmiskenbare plezier dat de filmmaker Branagh beleeft aan het ensceneren van Frankensteins blasfemische experimenten.

Branagh speelt zelf met verve Victor Frankenstein, de jonge telg van een rijke familie uit Genève. Na de dood van zijn moeder (ze sterft tijdens de geboorte van zijn broer) geraakt hij geobsedeerd door het overwinnen van de dood. Hij gaat geneeskunde studeren in Duitsland waar hij al gauw de grenzen van de konventionele medische wetenschap probeert te verleggen. De ontdekking dat dierenweefsels dank zij het nieuwe mirakel van de elektriciteit weer levend kunnen worden gemaakt, brengt hem op het idee om een nieuwe mens te creëren. Met allerlei bij elkaar geharkte lichaamsdelen lapt hij het lijk op van een onlangs verhangen bedelaar en wekt hij zijn kreatuur tot leven. Behalve een ongelukkige onmens op de wereld te zetten, verwoest hij ook zijn eigen leven en dat van zijn geliefde Elizabeth, een weesmeisje dat grootgebracht werd als zijn zuster. De incestueuze ondertonen van deze gedoemde romantische passie zijn een van de vele zaken die niet echt goed uitgewerkt zijn in deze rusteloze kostuumfilm die vaak over zijn eigen opgewondenheid struikelt.

Aan energie is er zeker geen tekort. Branagh laat het bekende verhaal in hoog tempo voorbij snellen en toont zich meer geïnteresseerd in wervelende aktie en uitzinnig hartstochtelijk melodrama dan in pure horror. Soms is zijn dolgedraaide camera van het goede te veel : de typische overdaad van een teaterman die van geen ophouden weet en te allen prijze cinematografisch wil doen. De spectaculaire visuele opsmuk van de film is eerder tweeslachtig : nu eens zijn de decors terneerdrukkend realistisch, dan weer hyper-gestileerd en expressionistisch avant-la-lettre. De knappe visuele vondsten (zoals de worsteling tussen Frankenstein en zijn schepsel) verdrinken in de overladen beeldenroes.

Een Frankenstein-adaptatie staat of valt natuurlijk met het monster waar alles om begonnen is. Zo gulzig de visuele stijl is, zo sober is de vertolking van Robert De Niro. Het is even wennen als we het monster voor het eerst horen praten, maar naarmate de film vordert, wordt De Niro hoe langer hoe aandoenlijker als het monster dat liefst een volwaardig mens zou zijn en pas aan het slachten gaat als zijn omgeving hem elke menselijke waardigheid ontneemt.

De Niro is meelijwekkend zonder sentimenteel te zijn ; hij schenkt aan de aan elkaar genaaide moderne Prometheus een door merg en been gaande “Method”-pijn. Hoe indrukwekkend zijn kreatie ook is, ze kan ons zeker Boris Karloff niet doen vergeten in de beroemde versie van James Whale uit 1931 en uit de nog betere vervolgfilm “The Bride of Frankenstein”.

Francis Ford Coppola produceerde ; de overdonderende score is van Patrick Doyle.

– “Mary Shelley’s Frankenstein” van Kenneth Branagh, met Robert De Niro, Kenneth Branagh, Helena Bonham Carter, Tom Hulce, John Cleese, Aidan Quinn, Ian Holm.

MISTROOSTIG

“The Saint of Fort Washington” is een nobele poging om het lot van de daklozen boeiend te dramatizeren. Het is het verhaal van twee zwervers die proberen te overleven in harteloos New York : een berooide zwarte man (Danny Glover), die zijn gezin verloor, en zijn jonge schizofrene metgezel (Matt Dillon). Regisseur Tim Hunter (“River’s Edge”) richt zijn camera op een almaar groter wordende bevolkingsgroep mensen die maatschappelijk uit de boot zijn gevallen en weinig of geen kans maken om weer in de samenleving geïntegreerd te geraken die hardnekkig uit de Hollywood-cinema geweerd wordt.

Ondanks sterke vertolkingen verzinkt dit wanhopig drama in sociaal realistische sentimentaliteit. Ook de allegorische kristelijke dimensie komt erg geforceerd over. De film is het best in zijn niet opgeschroefde dokumentaire aspekten. De laatste scène bijvoorbeeld : een bezoekje tijdens de gure winter aan het eilandje bij Manhattan waar de daklozen in anonieme graven hun laatste rustplaats vinden. Mistroostige beelden waar je inderdaad stil bij wordt.

– “The Saint of Fort Washington” van Tim Hunter, met Danny Glover, Matt Dillon, Rick Aviles, Nina Siemaszko.

OEVERLOOS

“Sleep With Me” is het half komisch, half dramatisch, maar vooral vervelend relaas van een “Generation X”-driehoeksrelatie. De nacht voor Eric Stoltz en Meg Tilly trouwen, beseft hun beste maat Craig Sheffer dat ook hij verliefd is op de toekomstige bruid. Stoltz is echter zo druk in de weer met het versieren van gewillige Californische meisjes dat hij niet eens in het snotje heeft hoe teder Tilly en Sheffer elkander in de ogen kijken. Resultaat : veel ruzies en verzoeningen tijdens feestjes en vooral oeverloze diskussies en zelfanalyses. De hele film lijkt op een aaneenrijging van party’s die overigens telkens door een andere scenarist geschreven werden, zes in totaal.

“Sleep With Me” is een verkrampte poging om oude formules uit de romantische blijspelen van weleer up to date te maken en te kombineren met inzichten en beschouwingen over de post-baby boom-generatie. Helaas is het allemaal erg slaapverwekkend. Het enige memorabele moment danken we aan de gastrol van Quentin Tarantino (“Pulp Fiction”) die hoe kan het ook anders ? een filmfanaat speelt. Zijn hilarische uiteenzetting van de homoseksuele subtekst van “Top Gun” loont bijna de verplaatsing naar de bioskoop.

– “Sleep With Me” van Rory Kelly, met Eric Stoltz, Meg Tilly, Craig Sheffer, Quentin Tarantino.

PATRICK DUYNSLAEGHER

De Niro in “Mary Shelley’s Frankenstein” : aandoenlijk monster.

Tilly en Sheffer in “Sleep With Me” : “Generation X”.

DIT IS BELGISCH

De nestor van de Belgische film Henri Storck heeft voor de Carte Blanche-sektie op het Internationaal FILMfestival van Brussel (18 tot 28 januari) een aantal vaderlandse produkties verzameld die in ieder geval de verscheidenheid illustreren van onze nationale cinema. Maar ook : het eigenzinnig talent dat hier af en toe de kop opsteekt en even vaak om redenen die te deprimerend zijn om er hier over te zeuren in de kiem gesmoord wordt.

Elke avond om 19 uur wordt in de Studio van het Paleis voor Schone Kunsten een favoriete film van Storck getoond. Meestal zijn dit ook films die de geschiedenis van de Belgische film bepaalden. Zoals “Meeuwen sterven in de Haven” (Roland Verhavert ; 1956) de schuchtere voorloper van een volwassen Vlaamse film. Of “De Man die zijn haar kort liet knippen” (André Delvaux ; 1965), wellicht nog altijd de sterkste film die ooit in dit land werd gemaakt. Voorts is er het zeer mooie, onlangs herontdekte dokument “Déjà s’envole la fleur maigre” (Paul Meyer ; 1960) ; het subversief poëtische “Vase de Noce” (Thierry Zeno ; 1974) ; de meest sierlijke film van Chantal Akerman, “Toute Une Nuit” (1982) ; de polemische sociaal-kritische reportage “Camera Sutra” (Robbe De Hert ; 1973) ; en de satirische fabel “Palaver” (Emile Degelin ; 1969).

De vertoningen worden aangevuld met kortfilms van de betreffende auteurs en er staan ook een paar klassieke animatiefilmpjes van Raoul Servais op het programma. (In het hoofdprogramma van het festival wordt trouwens op zaterdag 21 januari een nieuwe montage getoond van het door onheil geplaagde “Taxandria”.)

Storck zelf mag de reeks afsluiten met een programma (zaterdag 28 januari om 21 u.30) van vijf van zijn korte films die hij over een periode van een halve eeuw regisseerde en die een goed idee geven van zijn sleutelpositie in de Belgische cinema : “Images d’Ostende”, “Une pêche au hareng”, “Une Idylle à la plage”, “Trois vies et une corde” en “Les Dieux du feu”.

– Info : (0900) 10.007.

Henri Storck : pionier van de Belgische film.

TOP 10

1. Exotica : verdiende Grote Prijs van de Unie van de Filmkritiek voor deze intrigerende filmpuzzel van de Armeense Canadees Atom Egoyan over dwangmatig en ritueel gedrag van een aantal raadselachtig geobsedeerde personages.

2. Interview with the Vampire : duister, doemgeladen nachtsprookje van Neil Jordan. Verbazend tegendraadse vertolking van Tom Cruise als dandy-vampier Lestat.

3. The Lion King : triomfantelijke Disney-tekenfilm. Een virtuoos vormgegeven kruising tussen Hamlet en “The Jungle Book”.

4. To Live : aandoenlijk fresko van Zhang Yimou over dagelijks leven en leed in China van Mao. Met Gong Li in de hoofdrol.

5. Tim Burton’s The Nightmare Before Christmas : technisch grensverleggende geanimeerde poppenfilm ontsproten uit het macabere brein van de regisseur van “Batman” en “Edward Scissorhands”.

6. Mary Shelley’s Frankenstein : zie bespreking.

7. Eat, Drink, Man, Woman : smakelijke Taiwanese familiekroniek van Ang Lee rond chef-kok en zijn drie probleemdochters.

8. Farinelli : romaneske fantazie rond kwellingen en triomfen van beroemde kastraatzanger. Van de Belg Gérard Corbiau.

9. The Saint of Fort Washington : zie bespreking.

10. Sleep With Me : zie bespreking.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content