FILIPPIJNS VUUR

De Filippijnen in een perfecte harmonie van mens en natuur : tegen de achtergrond van tropisch groen en Mount Mayon is de oceaan gul voor vissers en walvishaaien. Donsol is een dorp voor duurzaam toerisme. © MARK GIELEN

Ver weg en nog onbekend : de archipel van de Filippijnen lokt met eilanden, die natuurschoon paren aan geschiedenis en geprivilegieerde rust.

M abuhay”, zegt ze in het Tagalog als ik de bar binnenstap : een lang leven gewenst in een korte nacht. Filippino’s zijn vriendelijk, ze zeggen onophoudelijk goeie dag, slaan zachtjes met de hand op het hart, lachen en wensen je zo ’n mooi lang leven. Ortigas, meer een zaken- dan een toeristische buurt en een van de veertien steden waaruit de hoofdstad is samengeklit, is betongrijs, een wijk in de veertien miljoen inwoners tellende megapolis van Manila, die ondanks aardbevingen, Japanse terreur, bombardementen en de razendsnelle migratie van provincianos meer dan vier eeuwen kolonialisme en wildgroei heeft overleefd.

Van het grauwe duister naar het maanrode donker van de muziektent is maar een vriendelijke begroeting. Nightlife, vermakelijk of obscuur, is een handelsmerk van Manila. De vrouw die me zopas heeft begroet, huppelt naar het podium waar een band lokale liedjes en westerse rock vrolijk door elkaar klutst. Ze danst met haar vrienden een verjaardag tot diep in de nacht, het volkje drinkt cocktails of de lichte versie van het San Miguel bier. Een van de zangers zingt met hoge falsetstem, misschien is hij een man met een vrouwenhart, die ze in de tolerante stad een bakla noemen, een diffuse gedaante tussen gelijk- en andersgezinde sekse. Gitaren janken Bohemian Rhapsody en een andere zanger gromt dat hij can get no satisfaction. Vrolijk sfeertje, als ik rond vier uur hotelwaarts keer bestijgt een andere groep het podium om de dageraad tegemoet te spelen. Maar ik kom voor de eilanden.

ONDER DE VULKAAN

Met meer dan 7100 eilanden is de archipel van de Filippijnen als nieuwe reisbestemming een klein raadsel : waar naartoe ? Naar Mindanao met zijn festivals, vulkanen, nationale parken en stranden ? Naar Donsol voor unieke primaten en de befaamde Chocolate Hills ? Naar de karsteilanden van Palawan of de terrasrijstvelden in het noorden van Luzon ? Keuze zat als je weken tijd hebt. Island hopping hoort bij iedere vakantie, bijna altijd is Manila vertrek- en eindpunt voor een onbekende bestemming.

Met een lokale vlucht (de busrit vergt al gauw tien uur rijden) kies ik voor Legaspi, goed voor twee troeven : een vuurspuwende berg en de grootste vis op aarde. Het stadje, genoemd naar de Spaanse kolonisator van de Filippijnen, is weinig aantrekkelijk. Een straat vol tricycles en jeepnies, het ene omgebouwde motorfietsen met sidecar, het andere iconische hybriden van bussen en Amerikaanse jeeps, veel mensen op straat, jollibees als fastfoodtenten: een druk stadje in de schaduw van een reus, Mount Mayon, met 2421 meter de actiefste vulkaan van het land. Maar zoals meestal sluimert de berg in de wolken, meer dan de brede heupen waarmee hij in de eeuwige rijstvelden rust, krijg ik niet te zien.

Buiten de stad getuigen de Cagsawaruïnes van de meedogenloze vuurspuwer : een toren en muren van lavasteen is wat rest van een Spaanse barokkerk en bijbehorend convent, die met twaalfhonderd dorpelingen bedolven werden toen Mayon in 1814 voor de zoveelste keer uitbarstte. Ook ik heb pech, zij het betrekkelijk : de beklimming van de berg vergt slechts twee dagen, maar omdat de vulkaan de voorbije weken erg actief is geweest, mag niemand dichter komen dan acht kilometer. Maar gedreven quadbestuurder Cyrel Chan loodst me tussen rijstvelden en droge rivierbeddingen naar een gestolde lavastroom, een muur van stenen, gruis en puim. Zijn vinger wijst naar de flanken : “Waar wij staan, 1993. Ginds : 2006. En hogerop verse, warme lava van december 2009, nog rokend vol giftige gassen. Verder gaan mogen we niet.”

Het zou ook weinig baten : een tropische regenvlaag houdt de vulkaan onzichtbaar, ook al looft mijn gids de conische vormen van de reus. “Magayon betekent mooi. Een legende zegt dat de berg een vrouwelijke vulkaan is. Of een strenge oom, die zijn nichtje haar minnaar niet gunt en onder de lavastroom wordt bedolven : iedere uitbarsting is zijn toorn.” Zo ga ik slapen met een ontgoocheling, zo ontwaak ik met een verlangen : door mijn hotelraam zie ik in de schemering een zwarte driehoek in een nog duistere nacht. Ik spoed me naar een nabije heuvel, wacht op de zon en zie hoe Mount Mayon zijn volmaakte schoonheid prijsgeeft : boven de vallei vol tropische vegetatie, bananenplantages en rijstvelden rijst het silhouet omhoog, twee flanken die hun lippen tuiten in een rolronde kratermond waaruit een witte rookpluim ten hemel puft.

DAVID & GOLIATH

“Pepers en kokosmelk,” zegt Didette Peralta, “horen bij de keuken van Bicol, die toch rijker is dan die van de rest van de Filippijnen.” Als eigenares van het Small Talk Café is ze tien jaar geleden begonnen met eigen recepten, zoals pinangat met pastasauzen, vis en varkensvlees, gekookt in kokosmelk. Of pikante Bicol Express van garnalen met varken, chili en tomaten. Het smaakt lekker. Na de middag vul ik een papier in, wie ze in geval van nood moeten bellen. En ik moet instructies van de Butanding Officer volgen, een voorlichtingsfilmpje bekijken, zwemvinnen, een duikmasker en snorkel kiezen. Wie alle regels volgt, mag vertrekken.

In Donsol, een vissersdorp met een ecotoeristisch project voor het spotten van ’s werelds grootste vis, zijn ze even strikt als voorzichtig : nooit meer dan zes personen aan boord. Als in december en januari de zee rijk aan plankton is, komt ook de butanding langs de kustlijn voedsel zoeken : de walvishaai, tot twintig meter lang, is vegetariër en dus ongevaarlijk. Je kunt hem spotten, je mag ernaar duiken, maar hem niet aanraken. Met de kapitein, een bootsman en spotter varen we de Sibuyanzee op.

De kust is een palmenlint met daarachter het silhouet van Mount Mayon. Tonijnen schieten langszij, een bruine gent cirkelt rond de boot, andere zeilboten zijn op zoek naar de kolos. Als een schim door het water glijdt, amorf maar herkenbaar want door het gladde oppervlak snijdt een rugvin voorbij, spoedt iedereen zich naar de begeerde plek. Maar we zijn te laat, anderen ploffen in zee, kopjes verdwijnen, billen en zwemvliezen steken omhoog en verdwijnen in de diepte, een halve minuut later komt een glunderend hoofd uit de golven en steekt een duim omhoog. De waarneming als opstoot van adrenaline, een unieke confrontatie met een reus van de oceanen. Het ritueel van spotten en duiken herhaalt zich, soms zie je op een dag niet één vis, andere keren zijn het er tien. Maar het gaat vlug, de korte ontmoeting met dat vreedzaam monster is de prijs voor een toeristische lokker. Want tot voor kort, en elders nog altijd, is de walvishaai prooi voor vissers, die in opdracht van Taiwanese en Japanse handelaars de vissen doden voor een lapje vlees of soep in een chic restaurant.

In Donsol beschermen ze de haaien, die levend waardevoller zijn dan dood. Zo krijgen we op ons bootje, na twee uur zoeken onze twintig seconden opwinding : schim onder het oppervlak, duik in het zilte nat, David en een vriendelijke Goliath oog in oog, een reusachtige, gespikkelde haai uit ontelbare tijdsgewrichten, sierlijk en vreedzaam met een indrukwekkende muil waarin enkel plankton en garnalen verdwijnen, een waarneming van seconden, een glimp voor altijd, nood aan lucht en een hap in de blauwe hemel. De haai is weg, ik dobber in het water en achter de palmenkraag sluimert nog altijd de rokende vulkaan.

FILIPPIJNSE FUN : BORACAY

De Spaanse kolonisten zouden de moeder Gods gedenken met een lange huldenaam, zoals Maagd van de hagelwitte stranden, Godin van de turkooizen wateren of Patrones van zeven kilometer strandvertier. Het zou allemaal waar zijn, want Boracay, een eiland in de archipel van de Visayas, is de hedonistische trekpleister van de Filippijnen. Uitgegroeid van afgelegen vissersdorp tot luxeresort met magnetisch nachtleven, stranden van fijn gepoederd wit zand, slechts onderbroken door een rots met een Mariabeeld in een nis. Lokale strandgangers beklimmen de trappen, groeten de Maagd en prevelen woorden van dank of hoop, ze maken snapshots en geven zich opnieuw over aan het zandvertier. Kinderen dollen in het ondiepe water dat azuur of smaragd kleurt, breed gebaste blanken paraderen langszij met een inheemse schone, parasols bieden onderdak tegen felle zon of een occasionele regenvlaag, de bars vullen zich naarmate de dag vordert en de nacht zijn opwachting maakt, venters verkopen christelijke taferelen in houtsnijwerk, achter sluiers wacht een weldoende massage en op zee glijden catamarans voorbij. Maria kijkt het onbewogen aan, in het meest katholieke land van Azië is niets de mensen vreemd, hun deugden en genietingen versmelten op Boracay tot een langgerekt verblijf van tijdelijk genot.

Zijn alle hotels gescheiden door bamboemuurtjes dan stap ik binnen in de oase van Discovery Shores, met witte parasols, patio’s in weelderig groen, een waterval tussen gestileerde kamersuites en als kers op de taart Indigo, het beachfront restaurant waar de Colombiaanse meesterkok David Pardo de Alayo met geraffineerde kunstwerkjes de vruchten van de oceaan combineert met de giften van de seizoenen. Als proevertjes zijn er met sesam gekruide rauwe zalm en verse oesters met gember op Japanse wijze. Een heet zuur soepje gaat een barramundi visfilet op risotto vooraf, de zonsondergang verdwijnt in de koffie. Verfijnde gerechten, een exotische ambiance, de lokroep van de nacht met muziek en dans in een van de halfoverdekte bars langs het palmenstrand, waar in de donkere eenzaamheid de moeder Gods zich vergenoegt met het komen en gaan van de golven op het hagelwitte strand.

DAG IN MANILA

Van de doden niets dan goed, bedenk ik met een dubbelzinnig cliché als straten, kruispunten en pleinen van de Chinese begraafplaats vervlechten tot een stad in miniatuur, een necropolis zoals ik er nooit een heb gezien. Stad mag ik niet zeggen, want niemand leeft, er zijn geen winkels of uitgaansbuurten, geen verkeerslichten of overheidsgebouwen, er is alleen het rijk van de doden. In het zuiden van de stad herdenkt het American Cemetry de slachtoffers van de strijd om Manila tegen de Japanse bezetter tijdens de Tweede Wereldoorlog. Maar de Chinese begraafplaats eert een cultuur, een migrantenstroom die de Filippijnen, met andere erfgenamen als Mongolen, Maleisiërs en Spanjaarden, een voor Azië unieke traditie heeft bezorgd.

Mijn wandeling is verbijsterend, graven als tempels met gelakte dakpannen en draken, gevels tussen kitsch en art deco, mausolea die op oude cinema’s lijken, foto’s van overledenen, stenen leeuwen die de afgestorvenen beschermen tegen dieven en opdringerige blikken : het is een buitensporige ode aan de verscheiden medemens.

Terug naar het centrum, door wildgroei van wijken die miljoenensteden zijn geworden, valt mijn oog op een stakker met stootkar waarop geroosterde speenvarkens het verkeer trotseren. Links ligt Chinatown, met markten en restaurants zoals elders in de wereld, maar ik spoed me naar Intramuros, de nucleus van Manila waar tussen muren de koloniale Filippijnen zijn geboren : een verovering van Filips II naar wie de archipel is genoemd. Niets is ouder in Manila dan deze Spaanse wijk, niets is schoner verval. Naast de kathedraal en de Iglesia de San Martin zijn de huizen heropgebouwd en niet authentiek. Dat is niet de schuld van de stad : iedereen heeft haar beschoten of gebombardeerd, de bevende aarde heeft haar verminkt.

Erfgoed is schaars, een wandeling intramuros is ontgoochelend, maar de gang naar het fort van Santiago is een opsteker : want in dit vier eeuwen oude hoofdkwartier wandel ik in de metalen voetafdrukken van José Rizal : langs de rivier zat de vrijheidsstrijder gevangen, schreef hij zijn afscheidsgedicht dat iedere Filippino kent, van hier liep hij naar zijn executieoord waar nu in een park het monument van de nationale held bewaakt wordt door zonbeschenen politieagenten.

Op wandelafstand ligt Hotel Manila, waar de beruchte generaal MacArthur zijn oorlog tegen de Japanners leidde. Daar staan ook de beelden van Ninoy en Cory Aquino, die op hun tragische manier gepoogd hebben de dictatuur van Marcos en zijn schoenbezeten Imelda te beëindigen. Ik slenter langs Manila Bay, over de promenade aan zee met wandelaars, kramen en een zonsondergang. Nog meer dan zevenduizend eilanden te ontdekken.

TEKST EN FOTO’S MARK GIELEN

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content