De eerste zonnestralen van het nieuwe millennium gleden over hagelwitte stranden, adembenemende koraalriffen en verlaten lagunes met wuivende palmen. In Fiji is de droom van de Stille Zuidzee nog zo goed als intact.

O yes, we liked the long pig“, zegt Lia en ze smakt er ei zo na haar lippen bij. Ter verduidelijking: Lia werkt voor het Fiji Visitors Bureau. Een robuuste vrouw van een jaar of dertig met een breed, zacht gezicht en een teint die aan Ovomaltine doet denken. The long pig waarover ze het heeft, is de mens in zijn eetbare vorm. Want jawel, zo’n slordige honderd jaar geleden liep je hier als toerist een serieus risico om als hoofdschotel van je eigen welkomstdiner te eindigen. Gemarineerd in kokosmelk en dan zachtjes sudderend tussen de papaya’s en de zoete aardappelen. Het doet me denken aan prentjes uit oude Nero‘s, waarin een ontdekkingsreiziger in een grote casserole hevig onder zijn tropenhelm zat te transpireren, terwijl vriendelijk lachende kroeskoppen met een bot door de neus een appetijt bevorderend dansje uitvoerden.

Dat van die vriendelijke grijns zal wel niet helemaal kloppen: de Fijiërs van weleer hadden de reputatie een bijzonder wreedaardig zootje te zijn. Wie dat aan den lijve mocht ondervinden, was Captain Bligh van de beruchte HMS Bounty. Nadat die gedumpt was door zijn muitende bemanning, spoelde hij in een roeiboot aan op een Fijisch strand, waar hij prompt door een stel boulimische inboorlingen achternagezeten werd. De kwalijke reputatie bleef lang nawerken: in de Tweede Wereldoorlog streden de Fijiërs aan de zijde van de geallieerden, en overwonnen Japanners hadden er alles voor over om door Amerikaanse GI’s en niet door hun Fijische bondgenoten gevangengenomen te worden. Maar sindsdien hebben de natives hun leven gebeterd: de huidige toerist wordt op schelpensnoeren en enthousiaste bula!-kreten onthaald. Het multifunctionele bula (letterlijk: leven) moet zowat het meest efficiënte woord ter wereld zijn. Het gebruik ervan is trouwens redelijk verslavend: al na een paar uur op Fijische bodem bula je jezelf wezenloos, waarna gastvrijheid en affectie je deel worden.

Wat ik over Fiji wist vóór ik door een Boeing 747 van Air New Zealand in Nadi (spreek uit: Nandi) aan de grond gezet werd? Dat het zo’n 350 kilometer ten noorden van Nieuw-Zeeland ligt, omgeven door een grote plas pacifiek blauw. De 180 graden-meridiaan, die het verschil maakt tussen vandaag en gisteren, loopt pal door enkele van de meer dan 300 eilanden die de archipel rijk is. Om de boel een beetje overzichtelijk te houden, is de datumgrens aan de landgrens aangepast, zodat alle Fijiërs op hetzelfde moment weekend hebben, om maar iets te zeggen. De naam Fiji is trouwens een verbastering van Viti zoals in Viti Levu, de naam van het grootste en meest toeristische eiland. De tweede grootste vulkanische massa heet Vanua Levu. Dit eiland is vooral rijk aan suikerrietvelden en tropisch woud en is weinig ontgonnen. Tweederde van de overige eilanden, sommige niet meer dan een hoopje koraal of lava in de glasheldere Pacific, is onbewoond.

Het beste wat je als toerist kunt doen zodra je voet op Fijische bodem zet, is je horloge afleggen. “We’re on Fiji time“, is het lokale equivalent van het Spaanse mañana en een populair excuus voor busjes, boten en donkere medemensen die niet op het afgesproken uur verschijnen. Maar het is waar, in de tropische hitte lijkt de tijd weg te smelten. Vooral als je in een luchthaven ronddrentelt, waar – tegen alle afspraken in – niemand opduikt om je te verwelkomen. Niet dat ik me daarover overdreven druk maak. Zoevende ventilatoren houden de temperatuur draaglijk, en er is meer dan genoeg exotiek om me aan te vergapen. Fijiërs bestaan in twee variëteiten, stel ik vast. De oorspronkelijke Melanesiërs zijn groot en fors gebouwd, met een donkere huid en kroeshaar. Veel mannen hebben een vervaarlijke snor. Sommige vrouwen ook, trouwens. En allemaal hebben ze enorme voeten. Verdraaid, dit moet op wereldvlak de natie met de grootste schoenmaat zijn. Misschien doet Fiji het daarom zo goed in rugby. Als ze geen rugby spelen, hebben de mannen een rok aan. Niet zo’n suggestieve pareo zoals de Polynesiërs van een paar archipels verder, maar een degelijke kuitlange overslagrok in gabardine zoals mijn aardrijkskundelerares op het lyceum placht te dragen. Alleen heet dat hier een sulu. Als ze echt keurig voor de dag willen komen, dragen Fijische mannen er een wit gesteven overhemd met korte mouwen en een das bij. De vrouwen dragen lange katoenen jurken in etnische prints. In fel contrast met de boomlange, goedgemutste, traag bewegende Melanesiërs zijn er de kleine, meer fragiele, maar nijvere en pragmatische Indiërs. De Britse kolonisten voerden hen honderd jaar geleden in om op de suikerrietplantages te werken. Toen Fiji in 1970 onafhankelijk werd, verlieten veel Europeanen het land, maar de Indiërs bleven en maken tegenwoordig bijna de helft van de bevolking uit. Het zijn de artsen, de advocaten en de handelaars van het land. Op het eerste gezicht leven de twee populatiegroepen zonder veel wrijvingen naast elkaar, maar zo simpel is het niet. Meer dan één Fijiër waarschuwde me dat er in 2000 wel eens een koloniale tijdbom zou kunnen ontploffen, omdat dit jaar de leasing verloopt van de gronden die na de onafhankelijkheid aan de Indiase suikerrietverbouwers verstrekt werden. En jawel, nauwelijks had ons gezelschap het land verlaten of de mislukte zakenman George Speight gijzelde de regering, in naam van de inheemse bevolking, tégen de Indiase gemeenschap. Alle verhoudingen in acht genomen, was het een redelijk beschaafde coup, waarbij nauwelijks bloed vloeide. Sinds Speight de macht heeft overgedragen aan de Fijische Associatieve Partij heerst er een geladen rust. Ondertussen is de man gearresteerd en van hoogverraad beschuldigd. Eén ding is zeker: als de Fijische landeigenaars de Indiërs buitenzetten, dan ligt het land plat. Zo’n vaart zal het dus niet lopen, en de Fijiërs zorgen er wel voor dat de toeristen, de belangrijkste bron van deviezen, veilig zijn.

Lia liet het in elk geval niet aan haar hart komen. Uiteindelijk vonden gids en reisgezelschap (twee Nederlandse en twee Belgische journalisten en een vertegenwoordigster van Air New Zealand) elkaar. Blijkt dat de Fiji Tourist Board ons al een dag eerder verwacht had. Tja, het blijft tobben met die datumgrens.

Maar kijk, daar zijn we al onderweg naar Denarau, een luxueus resort op nog geen twintig minuten rijden van de luchthaven.

Fiji oefent een grote aantrekkingskracht uit op glamoureus volk. Blue Lagoon werd er gedraaid, Robert Redford is hier kind aan huis, de excentrieke mediatycoon Malcolm Forbes (die van de ballons, de snelle motorfietsen en op een blauwe maandag ook Liz Taylor) was er zo weg van dat hij er per se begraven wilde worden. En toch is vakantie houden hier een stuk goedkoper dan bijvoorbeeld in Frans-Polynesië. Vooral voor Australiërs en Nieuw-Zeelanders is Fiji een voordelige, want nabije vakantiebestemming. Ook Japanners hebben het hier blijkbaar nogal naar hun zin. In Denarau, waar Sheraton drie verschillende hotelcomplexen in één resort verenigd heeft, zoeven golfwagentjes met een vrolijk gekleurde luifel geluidloos over gemanicuurde links, en lokken stranden met een hoog Bacardi-gehalte. Rotanmeubelen, plafonds in bewerkt hout en etnische decoraties in tapa (bewerkte boomschors) en de typische Fiji-kleuren zwart, wit en sepia zorgen voor een nostalgische Raffles-sfeer. Her en der zijn er uitstallingen van artefacten uit het Fiji Museum in Suva: voornamelijk knotsen en ander gereedschap om mensenvlees tot savoureuze hapjes te verwerken; de Fijiërs doen echt niet moeilijk over hun kannibalenverleden. Maar ook nu valt er culinair nog een en ander te avonturen. De Indiase invloed is duidelijk in de curry’s in verschillende graden van heetheid, kokoda is dan weer een typisch traditioneel gerecht van rauwe vis, gemarineerd in kokoscrème en limoensap.

W eddings made in Heaven, sealed in a Fijian Paradise, adverteren de Sheraton Resorts. Want jawel, romantische zielen kunnen zich hier (rechtsgeldig) in de echt laten verbinden. Intimistisch bij zonsondergang op het strand of bij de lelievijver, of in authentieke Fiji-klederdracht op een onbewoond eiland, begeleid door veertig Fiji-krijgers in vol ornaat, mocht je voor het Wedding of the Stars-pakket kiezen.

Ook de milieubewuste toerist komt in Fiji aan zijn trekken. Het ecotoerisme is er in volle expansie, wat niet te verwonderen is op een eilandengroep met een diversiteit van landschappen en begroeiing, variërend van tropische regenwouden met spectaculaire watervallen, over dichte mangroves en groene prairies, tot onberispelijke witte stranden en riffen met het mooiste zachte koraal ter wereld. Hoeft het gezegd dat Fiji een paradijs is voor duikers en snorkelaars? Zo’n 60 kilometer ten zuiden van Nadi liggen de Sigatoka Sand Dunes, een nationaal park met bruine zandduinen die dramatische vergezichten op de door passaatwinden gegeselde kust bieden. Archeologen ontdekten er menselijke resten en potscherven die wijzen op een prehistorische beschaving. Vlakbij is er het Kula Bird Park, waar zeldzaam geworden vogels zoals de felgekleurde Taveuni-papegaai gekweekt worden. Je kunt er gigantische zeeschildpadden voederen of je laten beklimmen door een gifgroene, gestreepte leguaan, Fiji’s oudste en zeer zeldzaam geworden reptiel.

Liefhebbers van soft adventure kunnen raften op de Ba en de Navua River, of in Denarau met een zogenaamde shotover jet over de baai stuiteren. Sensatie gegarandeerd: een half uur na de feiten rollen je ogen nog na in hun kassen. Nee, dan toch liever een Star Light Dinner Cruise. We delen het schip met een allegaartje joviale Australiërs en Nieuw-Zeelanders, nog een stuk of wat Amerikanen en Britten, en een gezelschap formeel geklede Japanners die stuk voor stuk op de foto willen met een kleine, geblokte landgenoot met een zwarte zonnebril en een vuurrood hemd met drakenmotief. Een lid van de beruchte yakuza, denk ik eerst, maar de man in kwestie blijkt een grootmeester in de gevechtssport te zijn. Om ons journalisten een plezier te doen, wil hij best een kleine demonstratie geven. Waarna hij zijn discipelen, in zondagspak wegens een bruiloft, één voor één ongenadig tegen het dek smakt. Vervolgens verzoekt de grandmaster met een uitgestreken gezicht om een plastic zakje met ijsblokjes: een wesp heeft hem in de pink gestoken. Lang geleden dat ik nog zo gelachen heb. En dat allemaal onder een schitterende sterrenhemel, bij het genot van een glas ijsgekoelde champagne.

De zuidwestkust van Viti Levu staat bekend als de Coral Coast, wegens de brede rif langs de kust, enkel onderbroken door riviermondingen. Grote hotelketens zoals Warwick en Shangri-La hebben er mooie en luxueuze resorts die vooral op de smaak van Australiërs en Nieuw-Zeelanders afgestemd zijn. ’s Avonds worden er bijvoorbeeld internationale kikkerraces gehouden, waarbij je geld kunt inzetten op Uncle Sam (met rugnummer 2), Waltzing Mathilda (nummer 6) of Yamamoto (nummer 10). De kikker die de eer van Fiji verdedigt, is een stuk kloeker dan de rest, zoals de animator van dienst ten overvloede demonstreert, maar er is helaas geen beweging in te krijgen. “Een duidelijk geval van kunst die het leven imiteert”, grijnst de man. Als ik die avond naar mijn bungalow terugkeer, vind ik op het terras de Carl Lewis onder de amfibieën, het rugnummer half rond één poot gedraaid. Hij ziet er niet echt triomfantelijk uit.

Een hotel met een bijzondere sfeer is het Sonaisali Island Resort, een eilandje op 300 meter van de kust en bereikbaar met een veerpont. Het interieur en de uniformen van het personeel, een niet voor de hand liggende en toch geslaagde combinatie van oranje en fuchsia, verraadt een persoonlijke toets en jawel, dit hotel is een familiebedrijf. Mijn ocean view bungalow ademt de sfeer van een koloniale plantage, met veel blondhouten luiken, een gewelfd dak, een wentelende schroefventilator en een veranda met ingebouwde jacuzzi. Goddelijke decadentie, vooral als er een tropische regenbui op het dak klettert terwijl je genoeglijk zit te bubbelen. Om de exotiek kracht bij te zetten, verschijnt er ook nog eens een schitterende regenboog boven de oceaan.

Wie meer op een Robinson Crusoe-ervaring uit is, kan op een van de meer afgelegen eilanden terecht. Treasure Island bijvoorbeeld, ligt op een dikke twee uur varen van Denaurau Marina. Van ver lijkt het nog het meest op een bordje verse spinazie, door een verstrooide reus per ongeluk in het turkooizen sop gedropt. Op het strand worden we opgewacht door een vrolijk zingend gezelschap dat bloemen, schelpensnoeren en exotische cocktails aanreikt. Bula to you too, mate. En dan gaat het regelrecht naar de bure (hut) onder de palmbomen, met een gerieflijke hangmat voor de deur. Tot voor twee jaar werd er op Treasure Island voor een authentieke soberheid in accomodatie en lifestyle geopteerd, maar recent werden er een paar toegevingen gedaan: airconditioning in de hutten en de restaurants bijvoorbeeld, en een schoonheidssalon waar je je van top tot teen kunt laten verwennen. “Ontharen van borst en/of rug”, lees ik op de prijslijst. Ik vermoed dat het om een uniseks salon gaat.

Als je tegen valavond op het strand wandelt (in twintig minuten ben je rond), is de illusie van het quasi-onbewoonde eiland intact. Na het diner en de internationale krabrace (een variant van de vijf meter voor kikkers) worden we door de general manager uitgenodigd op zijn verjaardagsfeest. John Blacket is een goed geconserveerde Australiër van een jaar of vijftig met zwartgeverfd haar en een blij bloemenhemd dat een gouden halsketting en veel gebronsde borst reveleert. De champagne vloeit rijkelijk, de charmante gastheer loopt met de fles in de hand tussen de genodigden, waaronder nogal wat alleenstaande vrouwen. ” You look mahvellous tonight, dahling“, hoor ik hem telkens opnieuw zeggen. Als het mijn beurt is om er mahvellous uit te zien, valt mijn oog op zijn borstzakje. Stolen Pig staat er in elegante krulletters, wat de naam van het populairste inheemse hemdenmerk blijkt te zijn. Kan ik het helpen dat ik dat een beetje grappig vind?

Terwijl Nadi aan de westkust van Viti Levu het toeristisch centrum is, is Suva, aan de oostkust, de politieke en administratieve hoofdstad en de grootste haven. De twee steden liggen zo’n kleine driehonderd kilometer uit elkaar, maar met een Twin Otter van Sunflower Airlines ben je in een halfuurtje op je bestemming. Het vliegtuigje ziet eruit als een container met vleugels, maar de piloot neemt geen risico’s: voor het vertrek moet elke passagier op de weegschaal.

In contrast met Suva, de meest kosmopolitische stad van de hele South Pacific, heeft Navua, veertig kilometer westelijker, de allures van een primitieve handelspost. Vrouwtjes verkopen groenten in bouwvallige golfplaten stalletjes, een groot bord vraagt de argeloze voorbijganger of hij op rampspoed voorbereid is. Naast rugby is de methodistenkerk de belangrijkste pijler van de Fijische maatschappij. Van Navua gaat het per watertaxi naar Namuamua, een dorp aan de oever van de Navuarivier, dat niet via de weg te bereiken is. Zo’n watertaxi is overigens niets anders dan een lange kano met een buitenboordmotor. We delen hem met een blonde Australische, haar mollige tienerdochter en een paar dorpelingen die zwaarbeladen van de markt terugkeren. Een van de mannen, een schriele garnaal in vergelijking met zijn massieve landgenoten, mist een paar tanden en slaat een onverstaanbare wartaal uit. ” Don’t mind him, he’s stoned“, fluistert een van zijn dorpsgenoten gegeneerd.

De kano ligt onheilspellend diep in het bruine rivierwater. Dat wordt er niet beter op als, zoals elke dag tijdens het regenseizoen, een lauwe zondvloed op ons neerdaalt. Ik zit met mijn achterste in het nat, maar wat kan het mij ook schelen: links en rechts van de rivier woekert een dichte, intens groene jungle, nu eens vlak, dan weer met steile rotsen waarlangs watervallen zich donderend de diepte in storten. Hier en daar spelen er kinderen langs de oever. Ik vraag me af waar die wonen, want er is geen spoor van huizen of hutten, alleen maar die muur van groen. Halverwege leggen we aan bij een zandbank. Blijkbaar is het de bedoeling dat we samen met een andere boot in Namuamua arriveren. Na een halfuur worden wij, westerlingen, een beetje ongedurig, maar de Fijiërs hebben de juiste attitude: ” Relax, you’re on Fiji time“. De gedrogeerde kerel springt in de rivier en begint zich wel bijzonder grondig in te zepen. De overige dorpelingen schelden hem uit, de Australische komt niet meer bij.

In Namuamua worden we opgewacht door vervaarlijk beschilderde krijgers in lange grasrokken. De chief, een bezadigde zestiger, vindt zichzelf duidelijk te oud voor dit soort grapjes, hij houdt het bij een geruit sporthemd. Een korte rondleiding voert langs een twintigtal kraakschone houten bures die uit één enkele kamer bestaan. Hier geen elektriciteit, telefoon of televisie; de stroom wordt geleverd door een generator.

Veel dorpelingen zijn dan ook uitgeweken naar de stad en komen alleen terug om voor de toeristen het traditionele welkomstceremonieel op te voeren. Daar hebben wij, bezoekers, de nodige richtlijnen voor gekregen: schoenen moeten uit, vrouwendijen bedekt. De vrouwen zitten achter de mannen en tijdens het ritueel mag er niet gelachen, gepraat of rondgelopen worden. In ons gezelschap – de tweede boot is intussen ook gearriveerd – worden twee leiders aangeduid. Een Duitser en een Japanner, wat ik persoonlijk een ietwat ongelukkige keuze vind, maar goed, ze moeten het zelf weten.

En dan begint de kava– of yakona-ceremonie. Kava, een infuus bereid met de gemalen wortel van een bepaald type peperplant, is essentieel in Fiji. Het vocht heeft een mild narcotische werking, wat meteen het gezapige levensritme van de eilanders verklaart. We hebben geluk: vroeger bereidden oude vrouwen de kava door de wortel met speeksel te vermengen, nu zit het gemalen poeder in een doek, waarop water gegoten wordt. Of dat de smaak ten goede komt, is maar de vraag; ik proefde verschaalde thee, vermengd met Odol en modder. Als de bilo (halve kokosnoot) je wordt voorgehouden, klap je in je handen, je zegt ” bula” en drinkt het mengsel in één teug leeg. Dan klap je drie keer in je handen, uit dankbaarheid, vooral omdat het smerige goedje op is. Je hoeft niet elke aangeboden schaal kava leeg te drinken, maar als je het lang genoeg volhoudt, worden je lippen en tong gevoelloos. Na de kava-ceremonie volgt een meke, een zang- en dansspektakel waarmee oude legenden geëvoceerd worden. Bepaald niet op een zachtzinnige manier: de gasten van de eerste rij worden op dreigende speren en woeste grimassen getrakteerd, om nog te zwijgen van het rondspattende zweet. Voor die andere Fijische traditie, het blootsvoets lopen over gloeiende kolen, is het helaas nog wat vroeg op de dag. Maar zowat elk hotel op Fiji biedt zijn gasten zo’n show aan, ook al werd het ritueel oorspronkelijk alleen op het kleine eiland Beqa uitgevoerd. De lunch in Namuamua is ronduit lekker: een van de basisingrediënten van de Fijische cuisine is taro, een spinazie-achtige plant waarvan zowel de wortel als de bladeren gegeten worden. Een menu van kip met taro in kokosroom en taroballetjes, gevuld met zoete aardappelen klinkt misschien een beetje eenzijdig, maar ik hoor niemand klagen. Daarna wordt er gedanst: ik hobbel rond in een onhandig walsje met een halfnaakte, gespierde kerel van meer dan twee meter. Zijn grasrok kriebelt tegen mijn benen, zijn beschilderingen geven af op mijn armen, hij ruikt naar nat stro. ” You are good spirit, I keep you here“, klinkt het ergens boven mijn hoofd. Nee, toch maar niet. Maar een logeeradres op Fiji is natuurlijk nooit weg.

Linda Asselbergs

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content