Duizelingwekkende glas-en-staaltorens tussen steegjes vol geurige eetkraampjes, gigantische cruiseschepen naast elegante jonken : de voormalige Britse kroonkolonie is meer dan ooit een betoverende smeltkroes van Oost en West, waar driftig geleefd wordt en nog driftiger geshopt.

Hongkong, zijn haven, zijn skyline. Weinig plekken ter wereld spraken meer tot mijn verbeelding. Allemaal de schuld van een grote verlichte foto boven het aquarium bij de lokale Chinees. En van Dokter op de wilde vaart, een stuiverromannetje dat ik op mijn dertiende las en waarin een jonge vrouwelijke scheepsarts allerlei wilde avonturen beleefde in ‘de zoete haven’, zoals Hongkong in het Chinees heet. Laat ik daar nu pal met mijn neus bovenop zitten, op de zestiende verdieping van het chique Mandarin Oriental Hotel, waarvan de ingang volgens de regels van feng shui schuin op Connaught Road staat. Om kwade geesten te ontmoedigen, heb ik mij laten wijsmaken. Nu, als kwade geesten hier willen slapen, kunnen ze maar beter een dikke portemonnee hebben. Zelf logeer ik hier twee nachten, op uitnodiging, waarna ik naar een iets bescheidener hotel verkas. Maar intussen laat ik het niet aan mijn hart komen : Mandarin Grill, hereI come, en ja waarom niet, nog een afzakkertje in de M bar op de 25ste verdieping, met panorama over de flikkerende en van kleur verschietende wolkenkrabbers van Hong Kong Island en Kowloon, in het echt nog een stuk verbluffender dan boven het aquarium van de Chinees op het Kiel.

Shop till you drop

Hoe verken je de stad van je dromen ? Met bonkend hart en volgens de oude beproefde methode : beginnen lopen, kijken, je instinct volgen. Dat heeft me nog nooit in de steek gelaten : where the action is, ik loop er blindelings naartoe. Langs het spectaculaire HSBC-gebouw van Norman Foster, langs een andere toren bedekt door een gigantische Calvin Klein billboard van een atletische zwarte in onderbroek. Meer dan zeven miljoen inwoners telt deze stad ; Kowloon, het deel van Hongkong dat op het vasteland ligt, geldt als het dichtstbevolkte gebied ter wereld en het verkeer is navenant. Geen wonder dat veel Chinezen hier met een masker voor de mond rondlopen.

Toch krijg je nooit een gevoel van chaos. Het gevolg van eeuwen Britse overheersing of nieuwe Chinese efficiëntie ? ” Stay alert, be courteous, obey the law”, heet het boven de bumper van de dubbeldeksbussen. En op zowat elke straathoek staat een roze paal met wegwijzers naar de belangrijkste bezienswaardigheden, quasi onmogelijk om hier verloren te lopen. Maar in Hongkong leiden alle wegen naar een shopping centre, je hoeft er zelfs de straat niet voor op. Van het Mandarin Oriental kom je via loopbruggen rechtstreeks in The Landmark, Alexandra House, Prince’s Building en IFC 1 en 2. In The Landmark is er een filiaal van Harvey Nichols, IFC herbergt Crawford Lane, nog het best te vergelijken met het New Yorkse Barneys.

Ik ga op een willekeurig punt staan en kijk om me heen : Fendi, Dior, Alberta Ferretti, Diane Von Furstenberg, Sonja Rykiel, Marc Jacobs, Michael Kors, Paul Smith, Tod’s, Bottega Veneta, Dries Van Noten… Met prijzen die gevoelig lager liggen dan bij ons. Je hoeft niet eens een echte shopaholic te zijn om hier in ademnood te raken. En in tegenstelling tot bijvoorbeeld Dubai, waar de riante shopping malls soms desolaat leeg zijn, wordt er hier volop gekocht. Door toeristen en ex-pats, maar vooral door elegante en vaak bloedmooie Chinezen. Hyperslank ook. Tot mijn grote wanhoop blijken de meeste kleren in het beste geval tot maatje 38 verkrijgbaar te zijn. Val nu dood, die expats zijn toch ook niet allemaal anorectische dwergen. Pas na drie dagen kom ik erachter dat na simpele vraag verkoopsters warempel weleens een maat 42 uit de stock weten op te duikelen.

Van geld uitgeven krijg je honger ; in alle malls zijn er trendy bars en restaurants voor the ladies who lunch. Het meest populaire waterfront restaurant is het Italiaanse Isola, op niveau 3 van de IFC mall, waar je op het terras de ferry’s naar Kowloon en de Outlying Islands ziet af en aan varen.

Solly, velkeeld hotel

Mijn asiel in het Mandarin Oriental loopt af. Op naar het Lan Kwai Fong hotel, naar verluidt het beste boetiekhotel van heel Azië. Ik tuur op het stadsplan : LKF-hotel, daar heb je het, midden in de uitgaansbuurt Lan Kwai Fong, een soort Chinese versie van de Rue des Bouchers. De taxichauffeur, recentelijk ingevoerd uit mainland China, spreekt geen woord Engels, maar zet me af voor een cool designhotel. Helaas, het LKF-hotel blijkt niét het Lan Kwai Fong hotel te zijn, dat ligt namelijk niet in Lan Kwai Fong. Andere taxi, andere Engelsonkundige chauffeur.

Het beste boetiekhotel van Azië is een toren van 27 verdiepingen in een ietwat haveloze volkswijk. Maar verder is alles dik in orde : behulpzaam personeel, een piepklein, maar knus kamertje in oosterse boudoirstijl met een geweldig uitzicht, Engels of Chinees ontbijt op een zenachtig terras met bamboe en tinkelende newagemuziek. Hmm, dim sum bij de ochtendthee, heerlijk. Hong Kong Island is heuvelachtig en een absolute must is een uitstapje naar het hoogste punt, Victoria Peak. Ieder normaal mens neemt de kabeltram. Maar kijk, Hongkong heeft ook de langste roltrap ter wereld en daarmee raak je al halfweg de heuvel op. De rest doe ik wel te voet, neem ik me voor. Ha, hoogmoed : het pad is zo steil en de luchtvochtigheid zo hoog dat ik totaal verflenst boven kom. Bovendien hangt er inmiddels een dikke laag smog rond The Peak, wég spectaculair uitzicht.

Opnieuw beneden verken ik de omgeving van het hotel : Hollywood Road met zijn vele antiekwinkels en een leuke bistro/oesterbar, The Pressroom. In de onmiddellijke omgeving ligt de Man Mo tempel, waar wierookdampen je de adem afsnijden. Een paar trappen af en eindelijk voel ik me in China : smalle straatjes waar op de stoep aftandse huishoudtoestellen gerepareerd worden, winkeltjes met gedroogde zeevruchten, ginseng, zwaluwnestjes en natural viagra, wat dat dan ook moge zijn. In Cochrane Street loop ik op goed geluk Ser Wong Fun binnen, een simpel restaurant dat als zeer authentiek aanbevolen wordt. Ik krijg een plaatsje pal onder het schetterende televisietoestel, tegenover een vriendelijk oud besje dat iets onduidelijks uit een kom slurpt. Een blik op de kaart en ik weet wat ze met authentiek bedoelen : slang, varkenslongen, kippenpoten, varkensbaarmoeder, eendentong. Vluchten kan niet meer, ik ga voor de eendentong, het besje knikt mij bemoedigend toe. Lekker, echt waar.

Daarna heb ik een afspraak bij Happy Foot, volgens Luxe City Guide dé beste plek voor een voetmassage. Waarom niet Happy Feet ? vraag ik me af, maar dat is vóór de pokerfacemasseur mijn linkervoet onder handen neemt. “Do not scream”, gebiedt een bordje tegen de muur. Dat blijkt geen grap te zijn, ik zweer het, ik hoor mijn voetbeentjes kraken. De tranen schieten in mijn ogen, het koude zweet breekt me uit. Weg wil ik, desnoods op één been, maar daar heeft hij mijn rechtervoet al te pakken. Die avond strompel ik terug naar mijn hotel.

Maar o wonder, de volgende dag loop ik op wolkjes.

Verboden honden te wassen in het toilet

Een absolute must in Hongkong : een bezoekje aan Shanghai Tang in Pedder Street, al was het maar om het schitterende oosterse decor. De chique boetiek is gespecialiseerd in cheongsams, traditionele Chinese jurken, maar dan met een hedendaagse twist. Vooral de avondjurken zijn absoluut onweerstaanbaar, maar behoorlijk prijzig. Het vergt ook enig doorzettingsvermogen om de verkoopsters te trotseren die als je nog maar naar een jurk durft te kijken, meteen met de bijpassende tas, schoenen en sjaal komen aanzetten. Maar ik heb andere plannen : een jurk op maat laten maken, zoals de heldin uit Dokter op de wilde vaart dat deed. Bij Linva, een gerenommeerd huis, halen ze hun neus op omdat ik de stof, ooit gekocht in India, zelf lever. Plompverloren stap ik in Wellington Street bij Gent’s tailor Lapel binnen. Normaal gezien maakt Harry Cheng alleen herenpakken, maar zaken zijn zaken, nietwaar. Nadat ik een onhandige schets van de jurk van mijn dromen gemaakt hebt, neemt Harry’s buigende neefje uitvoerig de maat. De corpulente Libanees in het volgend pashokje stelt mij gerust : ” I always have my suits made here,I look sexy in them.” Als dat geen aanbeveling is. Anderhalve dag later zal de jurk klaar zijn, een koopje voor omgerekend 150 euro.

Na de verkenning van Causeway Bay met zijn Japanse warenhuizen en nog meer shoppingmalls, wil ik weleens wat anders zien. Het vissersdorpje Stanley bijvoorbeeld, in het zuidoosten van Hong Kong Island. Als ik bij de bushalte sta, stopt er een taxi. De chauffeur spreekt Engels en heet Chung Kwong, maar ik mag John zeggen. John stelt een sightseeing van een halve dag voor, comfortabeler dan met de bus en ik zal veel meer zien. Klinkt verleidelijk, maar ik heb geen zin om straks over de prijs te marchanderen. ” No haggle, no hassle”, zegt John met een uitgestreken gezicht, voor omgerekend nog geen 50 euro zal hij mij rondkarren. En daar zoeven we al voorbij de Happy Valley Race Track, waar tijdens de Olympische Spelen alle hip-pische proeven plaatsvonden, naar Aberdeen Harbour, bekend om zijn drijvende restaurants. Honderden mensen leven hier nog op sampans, ook al krijgen ze premies aangeboden om in moderne flatgebouwen te gaan wonen zodat er plaats komt voor dure jachten. Repulse bay is een chique residentiële wijk, populair bij de expats, maar er is ook een groot tempelcomplex ter ere van de Lachende en de Vierkoppige Boeddha, waar John snel wat wierook offert, je weet nooit waar het goed voor is. Op het strand doet een clubje bejaarden aan tai chi. Stanley is een Brits aandoend badstadje in een mooie baai, bekend om Murray House, het oudste koloniale gebouw van Hongkong en zijn levendige markt. Veel lelijke T-shirts en handtassen, maar leuke kinderkleren en een winkeltje met mooi Chinees lakwerk. Bij het openbaar toilet trekt een bordje mijn aandacht : ” Strictly forbidden to wash dogs in the toilet.” Iemand moet dat dus al geprobeerd hebben.

Goudvissen en Rolls-Royces

No haggle, no hassle, John houdt woord. Maar nee, de volgende dag wil ik alleen op stap. Met de Star Ferry naar Kowloon is veel romantischer dan met de taxi of metro en spotgoedkoop bovendien. In de Tsim Sha Tsui terminal moet je wel spitsroeden lopen tussen schichtige figuren die je bijna-echte Gucci-, Prada- en Vuittontassen willen aansmeren en sikhs die je toekomst willen voorspellen : ” You are happy lady, want to know why ?” Ik ontsnap naar de Waterfront Promenade die langs The Hong Kong Cultural Centre en het Museum of Art loopt en de Avenue of Stars, met de hand- en voetafdrukken van Bruce Lee, Jackie Chan, Gong Li en Michelle Yeoh.

Voor het legendarische Peninsula Hotel staat een vloot Rolls-Royce Phantoms geparkeerd. Bij Harry Winston kiezen twee chique Chinese dames een diamanten ring, Spaanssprekende zakenmannen met een keppeltje kopen cadeautjes voor hun vrouw bij Chanel en Dior. Geweldig toch dat je dat allemaal kunt observeren zonder dat iemand je een strobreed in de weg legt. Een strijkje speelt de Notenkrakerssuite, er staat een lange rij wachtenden voor de traditionele afternoontea. Hipper is Felix, het door Philippe Starck ontworpen restaurant hoog in de nieuwe vleugel, waar de mannentoiletten het meest spectaculaire vergezicht over Hongkong bieden. Hetzelfde zicht heb je in Hutong, een met traditioneel houtsnijwerk en vogelkooitjes opgesmukt glazen designrestaurant in een wolkenkrabber op 1 Peking Road. De inktvis in lichtjes zure saus is een aanrader. Op de 28ste verdieping van hetzelfde gebouw huist de al even trendy bar-restaurant Aqua.

De nabijgelegen Nathan Road is de zogenaamde golden mile van Kowloon, vol winkels en shopping centres, waarvan Harbour City het bekendste is. Hoe dieper je dit stadsdeel binnendringt, hoe Chineser de atmosfeer, met dampende eetkraampjes en typische markten waar jade, goudvissen en vogeltjes (feng shui !) verkocht worden. Als ik de Ladies Market doorploegd heb, waar naast drukte en ambiance vooral veel spuuglelijke namaak te vinden is, ben ik doodop en leeg, zoals je dat alleen maar kunt zijn als je alleen reist. Een half uur later zit ik in de Ngong Ping cable car, de langste kabelbaan ter wereld, met schitterende vergezichten over de Zuid-Chinese Zee en het groene Lantau North Country Park. Aan het eind doemt naast het Po Lin klooster een 25 meter hoge Boeddha op die enigmatisch glimlachend vanaf zijn lotustroon op pelgrims en toeristen neerkijkt. Net wat een mens nodig heeft om tot rust te komen. O ja, voor ik het vergeet : de jurk van Harry Cheng zit als gegoten.

Tekst en foto’s Linda Asselbergs

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content