Ik las een boek van Murakami: Mannen zonder vrouw. Te laat kwam ik erachter dat die titel aan Hemingway ontleend was, die eerder al een Men without Women had geschreven.

Mijn dochter, te oud voor de poppen, te jong voor de kerels, zag het boek staan in ons toilet, tegen de bleekblauwe tegels. Aan haar gezichtsuitdrukking – ze kan expressief zijn – zag ik dat de titel haar niet aanstond.

“Jij bĆ©nt toch geen man zonder vrouw ?”, zei ze peilend. Dat moest ik beamen. “Maar wat niet is, kan nog komen”, voegde ik eraan toe. Ik heb geleerd dat vrouwen komen en gaan, zoals de wind, de regen, gelaarsde katten en zo nog een paar dingen die we als ongrijpbaar ervaren.

Mannen zonder vrouw is een verhalenbundel, een literaire vorm waar ik doorgaans niet zo door gecharmeerd ben. Altijd voel ik de verleiding om in de inhoudstafel het kortste verhaal uit te zoeken. Dat is vreemd, omdat ik nooit schrik had voor dikke boeken. Maar verhalen kunnen mij niet kort genoeg zijn.

Toch heb ik deze vertellingen met groeiende fascinatie gelezen, en dingen aangestreept als: “Het was misschien interessanter om te zien hoe een vrouw zich aankleedt dan hoe ze zich uitkleedt.” En ook: “Een speciaal soort tijd, die met de werkelijkheid verweven is en hem tegelijk tenietdoet – dat is de gave die vrouwen ons geven.”

Of nog: “Ze was een gewone huisvrouw uit een provinciestadje die al her en der vlees op de botten begon te verzamelen (zoals stopverf tussen kieren) en die zo te zien het terrein van de middelbare leeftijd met rasse schreden naderde.”

Je kunt Murakami niet verwijten dat hij vrouwen ophemelt. Integendeel heeft hij de neiging ze met het botox-oog van de esthetische chirurg te bekijken. Hij deinst niet terug voor de dingen die vrouwen kunnen overkomen, of dat nu sigarettenpeuken zijn die op hun huid worden uitgedrukt of het verstrijken van de tijd, dat minstens even wreed is. Voor hem zijn vrouwen aardse wezens, die niet aan de wetten van de natuur of van de mensen ontkomen. Wat dat betreft, is Murakami vrouwvriendelijker dan de meeste mannen, met hun neiging om van vrouwen fabeldieren te maken, die niet bloeden en al helemaal geen winden laten.

Wat veel mannen niet weten, is dat vrouwen niet van zulk een fabeldierstatus houden. Zij willen geen eenhoorns zijn die door mistige wouden dwalen, maar wezens van vlees en bloed, met darmen die op gĆŖnante ogenblikken knorrende geluiden kunnen maken.

Vrouwen staan niet graag op piĆ«destallen ; zij schuwen de druk die daarmee gepaard gaat en de valse verwachtingen. Zij willen wel goddelijk zijn, maar niet tĆ© goddelijk en vooral niet voortdurend. Zij willen ook al eens niet-bij-elkaar-passend-ondergoed dragen, inlegkruisjes gebruiken en ’s avonds ongeschminkt in een onesie kruipen. Soms kunnen zij dan laveloos uren achtereen naar flutprogramma’s kijken en met lachbanden meeschateren.

Nogal wat vrouwen genieten ervan om alleen te zijn. Soms echter willen zij een schouder om op te leunen, en een scherpe blik om hun voet te inspecteren, daar waar zij er zelf moeilijk bij kunnen. Een vaste hand om met een pincet de splinter te verwijderen die in hun teen is gedrongen terwijl zij over de plankenvloer dansten.

Zoals bekend dansen vrouwen graag en gretig, maar tenen vinden zij doorgaans niet erotisch. Ik wel – oksels ook trouwens. Om nog te zwijgen van de rimpeling van een voetzool, die doet denken aan de rimpeling van duinen in woestijnen, onder het Juwelenkistje in het sterrenbeeld Zuiderkruis.

‘Vrouwen’, las ik ergens op een leisteen in een eethuis,

‘Die schrikgrage versierde dieren

Willen slechts Ć©Ć©n ding :

Alles van de liefde.’

Het was een gedicht van Hans Andreus.

jp.mulders@skynet.be

JEAN-PAUL MULDERS

Vrouwen willen wel goddelijk zijn, maar niet tƩ en vooral niet voortdurend

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content