MUUR VS. TAFEL

Het Museum Dhondt-Dhaenens in Deurle zet zijn opmerkelijke duoreeks rond Belgische en buitenlandse kunstenaars voort : dit keer is het de beurt aan Gentenaar Leo Copers (1947) en de Duitser Stephan Huber (1952). Beiden zijn opvallend gelijklopende “ideeën-kunstenaars”. Met de meest uiteenlopende materialen en technieken koncipiëren ze werken die de dagdagelijksheid ontwrichten. Huber doet dat met Duitse ernst en een zeker sociaal bewustzijn, Copers gaat ironischer en surrealistischer te werk.

De Dhondt-Dhaenens-ruimte wordt gedomineerd door een verpletterende muur van 380 blauwe gereedschapskisten, die in de toegangshall vertrekt en de grote expozaal doormidden splijt. Deze haast teatrale en (ook letterlijk) loodzware installatie van Stephan Huber staat in schril kontrast met de “Spintafel” van Leo Copers : een uitvergrote en goudkleurige tafel die via een lichtinstallatie onder het tafelblad in de ruimte lijkt te zweven. De andere (spaarzame) werken van Huber en Copers gaan dóór op die lijn van vervreemdende associaties : hoog aan de wand hangt het werk “Voyeur” van Huber, waarbij twee in een kijkkast gevatte ogen de bezoeker bespieden ; centraal in de middengang plaatste Copers zijn “Zwaard in ijs”-installatie, achterin worden zijn rozen die met messen aan de wand geprikt zijn, gekonfronteerd met een berg reis- en werkkoffers van Huber, bekroond met een grote vilten hoed (“Arbeiten in Reichtum” uit 1983). Er zit geen nieuw werk bij deze objekten/installaties en dat benadrukt nog het grootste euvel van deze dubbel-expo : het is retro-werk van een “kunstgenre” dat nog wel visueel, maar niet meer inhoudelijk kan verrassen.

– Leo Copers en Stephan Huber in het Museum Dhondt-Dhaenens, Museumlaan 14 in Deurle, tot 2 juli. Info : (09) 282.51.23.

KUNST-REIZEN

Het Antwerpse Jordaenshuis is al een hele poos bezig met een reeks dubbel-tentoonstellingen van “jonge” Antwerpse kunstenaars. Momenteel toont graficus Peter De Koninck zijn recentste etappe in zijn grote “Euraziëprojekt”, waarin hij de ideologische bronnen van de westerse kultuur op een afstandelijke, maar indringende wijze gestalte geeft via grote architekturale tekeningen, aangevuld met voorstudies en kleinere etsen. Op zijn Eurazië-reis komen dit keer Griekenland, Oostenrijk en Engeland aan bod. Voor Griekenland koos De Koninck het meest voor de hand liggende gebouw : het Parthenon dat hij verbond met het begrip Enosis, het verlangen van de Griekse Cyprioten om weer met hun moederland verbonden te worden. Voor Oostenrijk werd het einde van het Habsburgse Rijk (Finis Austriae) geplaatst in de architektuur van de Weense Lippizaner-paradeschool, in kombinatie met het Steinerhuis van modernist Adolf Loos. En voor Engeland koos hij de verwoeste contouren van het door de nazi’s gebombardeerde Coventry met de “onverwoestbare” Londense St. Pauls Cathedral. Our finest Hour heet dit werk, naar de woorden van Winston Churchill, in zijn oproep tot verzet tegen nazi-Duitsland.

Voor het eerst heeft De Koninck ook kleur (sepia-tinten) in zijn werk gebracht. Maar de kracht blijft : de geluidloze bedreiging van eender welke ideologie wordt subtiel weergegeven door naamloze gebouwen, gemaakt door onzichtbare, maar des te sterker voelbare mensenhanden.

De werken die Raf Thys in het Jordaenshuis laat zien, zijn veel intuïtiever. Zo wordt een treinreis naar Parijs, met het boek “A la Recherche du Temps Perdu” van Proust op schoot, een 24 uur durende onderzoekstocht naar belangen en beweegredenen achter de kunst. Thys trok naar het Louvre om de Mona Lisa te zien, het kunstwerk dat het meest in andere kunstwerken geciteerd wordt. Notities uit Prousts werk (ook al op zoek naar de beweegredenen achter de melancholische glimlach), willekeurig gemaakte foto’s tijdens de reis én de konfrontatie met het wereldberoemde Da Vinci-doek zelf doen Thys besluiten dat het raadsel nooit te achterhalen valt. Zijn reisverslag wordt afgerond met twee “anonieme schilderijen” : één keer de afmetingen van het doek afgegoten in een bronzen kopie, één keer de precieze plek van haar glimlach op het doek weergegeven met een x- en y-as op witte (beeldloze) achtergrond. Het benadert de perfektie van de Gulden Snede.

Nog zo’n Thys-werk : een weggegooid deurtje met een schuifslot, gevonden op straat, wordt tema voor uitputtend onderzoek. Thys fotografeert de vindplek, maakt kleine schilderijen over kleur, schaduw en perspektief van het objekt, enzovoorts. Gelijkaardige dingen gebeuren met een fles, een archiefkastje : Thys raakt verwonderd door een detail en wordt vervolgens geobsedeerd door de vraag wat een Mona Lisa wél en een schuifdeurtje niét tot kunst zou maken. Dus probeert hij (mét gevoel voor ironie) de kunstwereld, zoals dat heet, te bevragen.

– Peter De Koninck en Raf Thys in het Jordaenshuis, Reyndersstraat 6 in Antwerpen, tot 25 juni. Info : (03) 234.39.85.

KWETSBAAR

De Antwerpse Chantal Chapelle (1954) behoort (nog) niet tot het kransje van gekonsakreerde kunstenaars, zoals Kunsthuis Retina in Grobbendonk niet tot het circuit van gekonsakreerde galeries wordt gerekend. Maar ook in dat “B-circuit” (de term komt niet van mij, maar van een recente tentoonstelling in de Turnhoutse Warande) gebeuren vaak intrigerende dingen. Zo toont Chapelle in Grobbendonk een aantal haast optimistisch aandoende ensembles van antropomorfe figuren. Uit balsahout sneed ze een hele reeks blankhouten of zwartgeverfde “ventjes” die, al dan niet in groep, vanop een trap of balustrade of vanop hoge stelten de wereld inkijken. Al dat kijken illustreert de eeuwige kontradiktie tussen “verwachtingsvol verlangen” en “nooit tevreden”. Aan een muur hangen een aantal kijkkastjes : de figuurtjes lijken op de rand van hun doorzon-appartement te staan, turend in de afgrond van de (kunst)wereld. Elders hangen enkele tekeningen die naar het vroegere, “zwartere” werk van Chapelle verwijzen : de ijzeren tenten en vleugels, metaforen voor geborgenheid-gevangenis en voor “nooit van de grond geraken”. Nadrukkelijker, maar even kwetsbaar is de boot uit zwart fluweel, een “boat to reach you” die onvermijdelijk zal zinken nog voor hij aan de overkant is. Soms weegt de symboliek inderdaad té zwaar door, maar zo’n balsa-ventje dat in zijn eentje naar een zeeschelp staat te staren, is dan weer zo’n ironisch-aandoenlijk beeld dat het uw en mijn bestaan op deze aardkloot weer draaglijk maakt.

– Chantal Chapelle in Kunsthuis Retina, Bosduifstraat 8 in Grobbendonk (baan Lier-Herentals), nog tot 18 juni. Info : (014) 51.75.02.

STEEN & GLAS

De Kortrijkse beeldhouwer Stefaan Roelstraete (1947) bouwt een eigen skulpturaal oeuvre op met staal, glas en steen (met een voorliefde voor kasseien) : de kombinatie van oude, doorleefde materialen met een strakke estetizering zorgt voor werk dat hard en krachtig overkomt. Roelstraetes tematiek verwijst naar het Klassieke, maar ook naar het individu dat tegelijk gevangenzit in en beschermd wordt door de strukturen. Recent werk van Roelstraete is nog tot 18 juni te zien in Atelier De Gryse, Gentsesteenweg 41 in Kortrijk, samen met schilderijen en reliëfs van Luc Verbist.

MARC RUYTERS

“Finis Austriae” van Peter De Koninck : einde van de ideologie.

Een balsa-houten figuurtje van Chantal Chapelle : reikhalzend naar het onbereikbare.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content