GROTE GISTING

Net als bij ons leeft ook in Nederland een vernieuwde aandacht voor de rol van de expressionistische schilder- en beeldhouwkunst begin deze eeuw. Recente publikaties van de Nederlandse (nu in België wonende) kunsthistoricus Piet Boyens zijn daar niet geheel vreemd aan. Hij schreef enkele opgemerkte werken over Vlaamse expressionisten en werd door het Singer Museum in Laren (bij Amsterdam) gevraagd om de catalogus samen te stellen voor de nu lopende tentoonstelling Expressionisme in Nederland 1910-1930. Deze expositie, de eerste in een kompleet gerenoveerd en gemodernizeerd Singer-Museum, is ook voor Belgen interessant, omdat de link tussen de Vlaamse en Nederlandse expressionisten gelegd wordt. Tijdens de Eerste Wereldoorlog vluchtten Gustave De Smet en Frits Van den Berghe naar Nederland, waar ze de moderne kunst pas echt leerden kennen en waarderen. De Vlamingen zaten tot dan toe nog in een postimpressionistische periode, maar de Nederlanders proefden al vanaf 1905 van de nieuwe kubistische en abstrakte tendensen, want “in dat jaar begint in de Europese schilderkunst het proces van de grote gisting” (Boyens). Voor Nederland is dat eerst te zien in het werk van Kees Van Dongen en Jan Sluijters, later ook in dat van Piet Mondriaan en Leo Gestel. In 1910 vestigde schilder-criticus Conrad Kickert zich in de Franse hoofdstad, kreeg kontakt met de “kubisten van Montparnasse” en droeg die invloeden uit naar Nederland. Het expressionisme in Nederland zou vanaf 1915 uitdijen in twee richtingen : een lyrisch expressionisme met onder meer Jan Toorop, Jacoba Van Heemskerck en Else Berg ; en het “kubische” expressionisme van Leo Gestel, de Vlaamse ballingen De Smet en Van den Berghe, en het vroege werk van Herman Kruyder. Vanaf de jaren twintig zou het Nederlandse expressionisme nog even opflakkeren (o.a. met de Groninger kunstgroep De Ploeg), maar toch langzaam uitdoven in een stroming van plaatselijk belang. De Vlaamse expressionisten daarentegen zouden een (bescheiden) internationale reputatie opbouwen. Het overzicht in Laren is intrigerend en toont aan dat ook de kleine kunstlanden hun rolletje speelden in het ontstaan van de moderne kunstgeschiedenis.

– “Expressionisme in Nederland” in het Singer Museum, Oude Drift 1 in Laren (Nederland), tot 19 februari. De catalogus kost 55 gulden en is in België verkrijgbaar via Diogenes Boeken. Info : (00-31) 2153-156.56.

LAAGJE WATER

Direktrice Catherine De Zegher van de Kortrijkse Kunststichting Kanaal werd onlangs door het International Centre of Art in Boston aangesteld als visiting curator. Een nieuwe stap in de carrière van De Zegher, die intussen gestaag voortbouwt aan haar tentoonstellingscyclus Inside the visible. Begin the Beguine in Flanders, waarin de rol van de vrouwelijke kunstenaar op een vernieuwende en antibevoogdende manier wordt uitgediept. Sinds april van vorig jaar stellen telkens twee kunstenaressen tentoon in het Kortrijkse St.-Elisabeth-begijnhof. Als de cyclus van twaalf vol is, wordt het “Begin the Beguine”-projekt in zijn geheel getoond als rondreizende groepstentoonstelling in België, Groot-Brittannië, Canada en de VS (met name in Boston).

In de reeks zijn nu twee Brusselse artiestes aan de beurt, Joëlle Tuerlinckx en Ann Veronica Janssens, die beiden in situ werken. Tuerlinckx toont in Kortrijk waar het haar om te doen is : het omkeren van betekenissen, het uitspelen van uitersten, de spanningsvelden tussen beelden. In de bovenruimte van het begijnhof staat een tafel, waarop een dun laagje water rust. Een projektor projekteert dat “beeld” op de muur, waardoor de tafel schaduw wordt en het water een bron van licht. De prozaïsche opstelling van emmers en dweilen rond de tafel doorbreekt brutaal dat efemere beeld. Ann Veronica Janssens maakte een soundpiece : vanuit de (onbetreedbare) benedenruimte weerklinkt een donderend, indrukwekkend geluid dat de fragiele sfeer in de Tuerlinckx-zaal nog meer verstoort. Twee “minimale” installaties, die met beeld en geluid op een of andere manier verwijzen naar het baarmoeder-gebeuren, en dat is niet als typisch mannelijke opmerking bedoeld.

Wat verder, in de Groeninge-abdij, is foto-werk te zien van Max Becher (zoon van het Duitse kunstenaarsduo Bernd & Hilla Becher) en Andrea Robbins. Zij volgen in de serie “Colonial Remains” de sporen van het Duitse kolonialisme in Zuidelijk Afrika, terwijl “Wall Street in Cuba” gebouwen en restanten toont van het Amerikaanse imperialisme in het oude Havana. De kleurenfoto’s ogen haarscherp, strak en dokumentair, maar blijven daardoor ook wat aan de oppervlakte hangen. Wat Robbins & Becher méér hebben dan zoveel andere uitstekende reportage-fotografen is niet meteen duidelijk.

– Joëlle Tuerlinckx en Ann Veronica Janssens in het Begijnhof in Kortrijk, Andrea Robbins & Max Becher in de Groeninge-abdij (Houtmarkt), tot 29 januari. Open vrij, za en zo. Info : (056) 20.38.44.

LES AMANTS

Kunstenaars die zogeheten aardse, organische werken maken, doen dat doorgaans met veel ernst en milieubekommernis. Niet zo Johan Creten : in zijn keramiekwerken zit veel fijne humor. Creten, die sinds enkele jaren vooral in Frankrijk een opvallende carrière opbouwt, heeft momenteel een tentoonstelling in zijn geboorteland, met name in de Leuvense galerie Transit. Met gebakken klei, email, glazuur en andere keramiekmaterialen maakt Creten skulpturen die een originele mengeling blijken van een vrij expressionistische beeldtaal, veel verbeelding en ironie. Tegelijk houden ze genoeg subtiliteit en dramatische kracht in zich om kitsch en anekdotiek te overstijgen. Op enkele “eikelkussens” fungeren grote eikels als vogelkastjes, op een Kristus-hoofd streken vlinders neer, en twee levensgrote kippen zitten op elkaar “Les amants” te wezen. Eén van de mooiste werken is “De Maagden” : tien ranke vazen waarop fladderende vogeltjes, vlinders en bloemetjes druk hun best doen om het verhaal van the birds and the bees te illustreren. Creten maakte de meeste van deze werken in het keramisch centrum van het Nederlandse Den Bosch, en dat leverde ook een “Bossche Bol” op : een grote keramiekskulptuur van de gelijknamige roomsoes met sterk menselijke trekjes. Een verrassende tentoonstelling, en één van de laatste in de huidige vestiging van galerie Transit die eind maart de deuren moet sluiten wegens einde huurceel. De galeriehouders zijn intussen druk op zoek naar een nieuwe behuizing.

– Johan Creten in galerie Transit, Tiensevest 39 in Leuven, tot 5 februari, Info : (016) 22.62.44.

SIGNALEMENTEN

– Van de Belgische schilder Maurice Wyckaert (Brussel 1923), die ooit begon in de Cobra-stijl en sindsdien een eigen non-figuratieve, kleurrijke stijl ontwikkelde, lopen momenteel twee tentoonstellingen. Di-Art in Lokeren (Vrijheidsplein 1) toont tot 5 februari tekeningen in kleur en zwart-wit. Dat is zeldzaam, want Wyckaert komt zelden buiten met zijn tekeningen, in tegenstelling met de gouaches en schilderijen. Voorbeelden uit de jaren zestig en zeventig in dat genre zijn te zien in de Brusselse Dewart Gallery, Impasse Saint-Jacques, aan de Zavel, tot 31 januari.

– Info : Lokeren, (09) 348.06.42 ; Brussel, (02) 511.44.79.

– Centrum Netwerk in Aalst toont nog tot en met zaterdag (dagelijks van 14 tot 18 uur) de installatie “Lost persons area” van Maria Degrève. Deze Gentse kunstenares viel vorig jaar op in de Brusselse Prospectus-expo met haar kus- en kussen-installatie, waarin de clichés van de romantiek op dubbelzinnige manier gekoesterd én doorprikt werden.

MARC RUYTERS

Duitse sporen in Zuidelijk Afrika : strakke foto van Andrea Robbins en Max Becher.

“Les Amants” (1994) van Johan Creten : knipoog in keramiek.

SJIEK ANTIEK

Tweeënvijftig Belgische en buitenlandse antiquairs tonen vanaf donderdag (19 januari) hun topstukken in het gepaste decor van het door Victor Horta ontworpen Paleis voor Schone Kunsten in Brussel. De prestigieuze Antiekbeurs van België wordt als vanouds georganizeerd door de Koninklijke Kamer van Antiquairs van België, die bij haar veertigste uitgave met een (niet geheel onverwachte) primeur komt : voor het eerst nemen ook zeven buitenlandse antiquairs deel, afkomstig uit Parijs, Milaan, Londen en Toronto. De voorbode van een internationalizering van het Brusselse initiatief ? Tussen de grote internationale beurzen van de Biënnale in Parijs (in november jl.) tot The European Fine Art Fair in Maastricht (in maart e.k.) neemt “Brussel” een alsmaar sterker geprofileerde eigen stek in.

Elk jaar werken de organizatoren een tema uit dat als een rode draad door de stands van de deelnemers loopt. Dit keer is dat “Symbolen” : elke antiquair toont één of meer objekten die niet alleen een kunsthistorische waarde hebben, maar in hun kulturele kontekst ook een symboolfunktie vervullen. Enkele voorbeelden : antiquair Michel Bascourt uit Antwerpen toont 17de- en 18de-eeuws Delfts aardewerk met de voorstelling van een pauw, symbool van de zonnevogel ; de kunsthandel in oude wandtapijten Renasci uit Mechelen prezenteert het 18de-eeuws Brussels wandtapijt “Telemachos overwint de leeuw”, waarin de overwinnaar getooid is met de symbolische laurierkrans ; de Parijse antiquair Renoncourt toont vier kandelaars uit het Empire, voorstellende een antieke vrouwenfiguur, symbool voor het perfekte schoonheidsbeeld dat Napoleon aankleefde. Of nog : Marc Michot uit Brugge, gespecializeerd in Chinees porselein, prezenteert een terracotta-beeld uit de Tang-dynastie (618-906), dat een staande jongeling voorstelt en de toenemende handelsrelaties van het toenmalige China via de beroemde Zijderoute met het westen symbolizeert.

De Antiekbeurs nodigt de laatste jaren ook telkens een gerenommeerde galerie in moderne en/of hedendaagse kunst uit. Vorig jaar was dat Veranneman uit Kruishoutem, op deze jubileumuitgave is Ronny Van de Velde uit Antwerpen te gast. Galerie Van de Velde profileerde zich de jongste tijd naar het grote publiek toe als een “museum-galerie”, met schitterende tentoonstellingen rond Marcel Duchamp, Francis Picabia, René Magritte, James Ensor, Marcel Broodthaers en recent nog Man Ray. In Brussel prezenteert Van de Velde zich als één van Belgiës betere kunsthandelaars, met werk van genoemde artiesten, maar ook van onder meer Kurt Schwitters en Léon Spilliaert. Ook hij brengt zijn “symbool” mee : de Ensor-tekening “Le Calvaire” uit 1886, waarin James Ensor zichzelf ziet als een gekruisigde Kristus, bespot door konservatieve critici die geen oog hadden voor het vernieuwende in zijn werk. Niets menselijks is ons vreemd.

De 40ste Antiekbeurs van België heeft plaats van 19 tot 29 januari in het Paleis voor Schone Kunsten, Koningstraat 10 in Brussel. Open elke dag van 14 tot 21 uur, in het weekend van 11 tot 19 uur. Toegang 300 fr., de catalogus kost eveneens 300 fr. Meer info : (02) 513.48.31 of 511.67.77.

“Telemachus overwint de leeuw” : 18de-eeuws Brussels wandtapijt bij Renasci, “symbool” op Brusselse Antiekbeurs.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content