De buitenwereld ziet in haar een punklegende die de muziekgeschiedenis veranderd heeft. Een vrouw die bovendien het talent heeft om te regisseren, acteren en een autobiografie schreef. Maar zelf ziet de Britse Viv Albertine het anders. In haar memoires scheurt ze haar eigen legende aan stukken. “Ik wou de eenzaamheid, de mislukkingen en de kankerjaren achter mijn succes tonen.”

Viv Albertine staat in haar repetitieruimte in Hackney, Oost-Londen, in zwarte skinny jeans, een rood T-shirt met luipaardprint en een bruine leren bomberjack. De jas is een afdankertje van Sid Vicious met wie Albertine ooit nog in een band speelde, voor hij gitarist werd bij de Sex Pistols. Haar haren vallen nonchalant op de schouders. Niets in haar zachte uitstraling verraadt dat hier een vrouw van zestig voor mij staat met een heftig punkverleden. Integendeel, Viv Albertine ziet er ongelooflijk fit uit.

“Ik heb een besluit genomen”, zegt ze. “2015 wordt voor mij het jaar van gematigdheid. Een jaar waarin ik meer evenwicht wil vinden. Meer zen wil zijn. Een jaar zonder hoge pieken en diepe dalen, maar met mijn voeten stevig in de grond. Ik wil niet langer de hele tijd slingeren tussen up en down, enthousiast en verveeld, gelukkig en verdrietig. Gematigd in het leven staan, dat klinkt saai en gemakkelijk. Maar voor iemand die altijd op zoek is naar uitdaging en extremen, is dit een enorme opgave.”

Haar jaar in het teken zetten van één thema, het is iets wat muzikante Viv Albertine al haar hele leven doet. Zo was 2014 het jaar van haar autobiografie Clothes, Clothes, Clothes. Music, Music, Music. Boys, Boys, Boys. Een jaar eerder, 2013, riep ze uit tot het jaar waarin ze zich geen zorgen zou maken om geld. Daarvoor kwam onder meer het jaar van fit worden na kanker. Het jaar van ja zeggen. Het jaar van inspirerende vrouwen ontmoeten.

“Ik stel mezelf voortdurend vragen”, zegt Albertine. “Wat is het meest interessante dat er op dit moment in de wereld gebeurt ? Ben ik op de juiste plek ? Doe ik wat ik wil doen ? Door mezelf elk jaar één thema voor ogen te houden, dwing ik mezelf om na te gaan wat ik belangrijk vind. Die zelfinterviews zijn begonnen toen ik vijftien was. Toen brak ik mijn hoofd over slechts één grote vraag : hoe raak ik, een meisje uit een sociale woonwijk, in godsnaam aan een elektrische gitaar ? Hoe raak ik op een podium ? Vandaag daag ik mezelf nog altijd uit met zulke vragen. Het houdt mij jong.”

Met Clothes, Clothes, Clothes. Music, Music, Music. Boys, Boys Boys schreef Viv Albertine een rauw levensverhaal over de gevaren en chaos van haar punkperiode bij The Slits. Maar het zijn de postpunkhoofdstukken die het meest ontroeren – haar carrière als regisseuse, de zware periode van IVF, eindelijk moeder worden op 44 jaar, kanker krijgen, scheiden, en de uiteindelijke terugkeer naar muziek. Verhaal na verhaal duiken er mannen op die Albertine wijsmaken dat ze bepaalde dingen niet kan doen, waarna ze het toch doet. “Punk was slechts het begin van mijn verhaal. Ik wist dat ik veel meer te vertellen had. Ik heb alles neergeschreven zoals het gebeurd is, hoe vernederend sommige passages in mijn leven ook geweest zijn. Het gaf me een kick om zo kwetsbaar en open te schrijven. Ik wou een soort handboek schrijven dat ik als jong meisje graag gelezen zou hebben. Over de valkuilen in het leven. Ik wou geen boek schrijven waarin ik mezelf in een beter daglicht zette. Nee, het moest de zoektocht weergeven van een vrouw. Van elke vrouw.”

“Ik heb veel aan Proust gedacht tijdens het schrijven”, zegt ze. “Ik had het gevoel dat mijn boek een aaneenschakeling werd van madeleinemomenten. In het ene hoofdstuk ga ik uitgebreid in op het gewelddadige klimaat van de jaren zeventig in Londen. In een ander hoofdstuk haal ik pijnlijke herinneringen naar boven aan zes jaar IVF-behandelingen en hoe monsterlijk groot mijn kinderwens toen was. De recensies in Groot-Brittannië en de VS zijn ontzettend lovend gebleken. Ik zou het fantastisch vinden mocht mijn verhaal ook nog vertaald worden.”

De titel verwijst naar een uitspraak die Albertines teleurgestelde moeder ooit deed toen ze op haar zeventiende met school wou stoppen : “Kleren, kleren, kleren. Muziek, muziek, muziek. En jongens, jongens, jongens : dat is het enige wat jou interesseert !”

VIV THE SLIT

Viv Albertine is tien wanneer ze voor het eerst You Can’t Do That van The Beatles hoort. “Ik herinner me dat moment nog heel precies”, zegt ze. “Ik zat in de slaapkamer van mijn babysitter Kristina. Het was de eerste keer dat ik de slaapkamer van een ouder meisje zag. Er waren geen poppen en teddyberen. Wel een paarse bedsprei en een platenspeler. Kristina zette zonder enige aankondiging een plaat op van The Beatles. En ik wist niet wat mij overkwam. Hun stemmen klonken zo levendig. De nummers doorboorden mijn hart. Ik luisterde met elke vezel in mijn lijf en toen de plaat stopte, voelde het alsof ik de zin van het leven ontdekt had. Ik beloofde mezelf, daar en toen, dat ik absoluut in de wereld van John Lennon terecht wou komen. Al had ik totaal geen idee hoe ik in dat parallelle universum moest geraken.”

Wanneer Albertine haar vader vertelt dat ze later popzangeres wil worden, is zijn antwoord : “Forget it, you’re not chic enough.” Albertine heeft geen idee wat chic betekent, maar uit de intonatie van haar vaders stem kan ze afleiden dat hij niet in haar gelooft. “En ik geloofde hem”, zegt ze. “We woonden in een sociale woonwijk. Ik ging naar een slechte school. Mijn vader vroeg me niet of ik kon zingen. Maar dat maakte blijkbaar niet uit, ik was gewoon niet chic genoeg.”

Maar haar vader kan haar niet tegenhouden om naar muziek te luisteren, en wanneer ze vijftien is, weet Viv Albertine het zeker : ze wil een elektrische gitaar kopen. Ze wil in een band spelen. “Er was één groot obstakel : ik kon me met niemand identificeren. Geen enkel meisje speelde elektrische gitaar in 1970, en al zeker geen gewone meisjes als ik. Er was niemand om naar op te kijken. Ik speurde elke platenhoes af op zoek naar de meisjesnamen. Maar de enige meisjes die ik in de muziekwereld zag, waren liefjes van muzikanten, groupies, backingzangeressen of diva’s.”

Albertine beleeft een losbandige puberteit. Ze zit op een kunstschool, gaat veel naar optredens, heeft veel seks, experimenteert met drugs en raakt bevriend met modeontwerpers Vivienne Westwood en Malcolm McLaren die samen de punkboetiek Sex uitbaten. “Het was een verademing om hen te kennen”, zegt Albertine. “Niet alleen waren ze veel ouder dan mijn vrienden en ik. Maar Vivienne en Malcolm waren ook authentieke punkers. Het doe-het-zelfethos van de punkbeweging was hun religie. Ze geloofden dat je alles kon worden wat je maar wou, als je er maar hard voor werkte. Vivienne had nooit mode gestudeerd, toch had ze haar eigen modelabel. Ze moedigde me aan om uit mijn comfortzone te treden. Door haar begon ik steeds meer te geloven dat ik zonder muzikale achtergrond toch in een band kon spelen.”

Wanneer haar grootmoeder overlijdt en haar tweehonderd pond achterlaat, koopt Albertine haar eerste elektrische gitaar. “Ze is eenvoudig en chic”, schrijft ze in haar boek. “Het is een serieuze gitaar. Mick neemt me serieus.” Haar toenmalige vriendje Mick Jones, die later bij The Clash gaat spelen, moedigt haar aan om te leren spelen. In 1976 vormt Albertine, samen met drie andere meisjes, de punkband The Slits – vrij vertaald ‘de spleetjes’ – een van de eerste vrouwelijke bands in die tijd.

“We konden allemaal niet echt goed spelen, maar samen produceerden we een uniek geluid”, zegt Albertine. “We oefenden alsof ons leven ervan afhing. En in onze songsteksten maakten we komaf met de patriarchale maatschappij. Mensen wisten niet wat ze zagen. Vier ongetemde vrouwen op een podium. Op de hoes van onze debuutplaat Cut stonden we met blote borsten. Dat was ongezien in die tijd. Een vrouw liet toen alleen haar borsten zien om een man te verleiden, maar onze boodschap naar mannen toe was : ‘Ja, we zijn naakt. En nee, het is niet voor jullie. Afblijven !’ We waren krijgers. Ons doel was niet om een publiek veertig minuten lang te entertainen met leuke melodietjes. Het draaide ook niet om geld verdienen. Wel om politieke ideeën. We hadden een extreem feministische missie.”

Het gevolg was dat The Slits op straat meermaals bedreigd en aangevallen werden. “Londen was in die tijd helemaal geen veilige plek voor punkmeisjes. We moesten ons voortdurend verdedigen. Toen we in 1977 The Clash vergezelden op hun White Riot-tour, werden we uit alle hotels gezet omdat we gezien werden als een gevaar voor de samenleving. Onze houding was te revolutionair. Kun je je dat inbeelden ? We waren vier piepjonge meisjes, onze frontzangeres Ari Up was amper vijftien jaar !” In 1978 raakt Albertine zwanger van Mick Jones, maar ze kiest voor abortus. “Een kind was op dat moment geen optie.”

VIV DE MOEDER

Haar periode bij The Slits – de band valt uit elkaar in 1982 – neemt maar de helft in beslag van Clothes, Clothes, Clothes. Music, Music, Music. Boys, Boys,Boys. In het tweede deel van het boek zit veel pijn : eenzaamheid, twijfels, een slecht huwelijk, kanker, depressie.

“Punk heeft eigenlijk maar anderhalf jaar geduurd”, zegt Albertine. “Daarna werd de beweging geïnfiltreerd door amateurs en copycats. Zij begrepen het niet. Ze dachten dat punk een gewelddadige stroming was. Dat The Slits na zes jaar uit elkaar gingen, vond ik verschrikkelijk. Ik ben toen door een zwaar rouwproces moeten gaan. Ik ging weer bij mijn moeder wonen, droeg vormeloze kleren en voelde me onzichtbaar.”

Maar dan doet Viv Albertine wat ze al altijd heeft gedaan. “Ik stelde mezelf de vraag : wat vind ik het meest interessante dat momenteel in de wereld gebeurt ? En het antwoord was : de LA-fitnessboom, die aangestuurd werd door Jane Fonda. Ik raakte in de ban van aerobics. Dat klinkt gek na die punkband. Maar eigenlijk lag het in het verlengde daarvan. Het waren de jaren tachtig, een tijd waarin je vrouwen niet zag sporten in het openbaar. Je zag ze niet joggen, niet zweten, niet trainen. Meisjes zagen er altijd perfect gekapt en opgemaakt uit. Het was iets heel rebels om met een groep van honderd vrouwen in een grote zaal te staan dansen, op pompende muziek. Je lichaam sterker voelen worden, spieren kweken, je kunnen verdedigen als je aangevallen werd, dat was een heel bevrijdend gevoel. Lichamelijk fit zijn is iets wat me later in mijn leven ook gered heeft. Wie zich fysiek niet goed voelt, kan ook niet emotioneel gezond zijn.”

Albertine werkt vijf jaar als aerobiclerares – ze is de tweede lerares van heel Groot-Brittannië – tot een nieuwe interesse haar overvalt : films maken. “Films waren plots veel rebelser dan muziek. Ik ging opnieuw studeren. Deze keer wou ik me niet zonder opleiding in een nieuw vak smijten. Ik stelde een portfolio samen en werd toegelaten tot de filmschool. Daarna ging ik voor de BBC werken. Ik maakte muziekclips voor bands. Ik had een volwassen job, moest teams leiden. Ik verdiende goed en kocht mijn eerste appartement. Dat ik op dat moment ook mijn man ontmoette, was geen toeval. Ik was 36 en plots sprong mijn biologische klok aan. Nu was de tijd wel rijp voor een kind.”

Wat daarna volgt, is een aangrijpend relaas van wat Albertine haar ‘zeven krankzinnige jaren’ noemt. “Ik raakte niet zwanger en de angst sloeg me om het hart. Wat als het kind dat ik had laten aborteren mijn enige kans was om een gezin te starten ? De IVF-behandelingen duurden zes jaar en zogen alle levenslust uit mijn lijf. Mijn obsessieve kinderwens was pure waanzin, mijn drang naar een kind viel niet rationeel te verklaren. Ik had het gevoel dat ik gek aan het worden was. Ik had medelijden met mijn man. Hij was tien jaar jonger dan ik. Toen hij me leerde kennen was ik een vrolijke vrouw en nu sleurde ik hem mee van het ene ziekenhuis naar het andere.”

Bij haar allerlaatste IVF-poging raakt Albertine toch zwanger. Ze bloedt tijdens de hele zwangerschap en vreest negen maanden lang dat ze haar kind zal verliezen. Nadat Arla geboren wordt, droomt Albertine wekenlang dat haar dochter sterft en ze haar moet begraven. Arla is zes weken oud als bij Albertine baarmoederhalskanker vastgesteld wordt. “Ik heb heel lang het gevoel gehad dat ik in de tweede helft van mijn leven moest boeten voor mijn roekeloze jeugd. Alles waar ik als twintiger mee dacht weg te komen, de drugs, seks en abortus, daar werd ik vanaf mijn veertigste voor gestraft. Wist ik veel dat je baarmoederhalskanker kon krijgen van te veel onveilige seks. Ik heb al mijn gitaren en punkmemorabilia verkocht om de chemotherapie te kunnen betalen. Enkel een paar laarzen en wat kledingstukken van Vivienne Westwood hield ik bij.”

“Mijn dochter heeft de eerste jaren nooit geweten dat haar moeder in een band gespeeld heeft. Ik hield het voor haar verborgen. Ik raakte verstrikt in een huwelijk waarin ik mezelf niet kon zijn. Jarenlang heb ik in een depressie gezeten. Als je me toen was tegengekomen op een feestje, dan had ik niets te vertellen. Ik had holle ogen, geen gedachten. Dokters zeggen altijd dat achttien maanden na je chemo een goeie barometer zijn voor hoe je je de rest van je leven zal voelen. Maar dat klopt totaal niet. Achttien maanden na mijn chemo voelde ik me een amoebe, een levende cel, meer niet. Ik was totaal verloren. Het heeft maanden en jaren geduurd voor ik weer een beetje tot leven kwam. Door kleine dingen : een cursus potten bakken, het huis poetsen, een rondje in de tuin lopen.”

Vandaag weet haar dochter, ondertussen zestien, alles. “Ik heb haar verplicht om de hoofdstukken uit mijn boek te lezen waarover haar vriendinnen misschien zouden praten”, zegt Albertine. “Maar Arla heeft niet veel zin om de rest te lezen. Ze was enorm ontroerd door het kankerhoofdstuk. Ze wil niet weten hoe kwetsbaar haar moeder geweest is.”

Vijf jaar nadat haar huwelijk op de klippen loopt, raapt Albertine alle moed bijeen om een soloalbum op te nemen. In 2013 brengt ze The Vermilion Border uit. Met een enorme eerlijkheid beschrijft ze in haar boek hoe ze alles opnieuw moest leren : gitaar spelen, zingen, optreden. “Het was alsof ik alles vergeten was. Maar het voelde goed om opnieuw muziek te maken.”

VIV IN BALANS

Dat Viv Albertine 2015 uitroept tot het jaar van evenwicht en mate, hoeft na zo’n intens leven niet te verwonderen. Al speelt ook de dood van haar moeder, die in juni 2014 stierf, op de avond van haar boek-lancering, hier een rol. “Haar dood doet me beseffen dat ik nog maar één derde van mijn leven voor mij heb”, zegt Albertine. “Mijn moeder is negentig geworden. Ik ben zestig. Als ik het geluk heb even lang te mogen leven als zij, resten mij nog dertig jaar. Die wil ik niet zo chaotisch doorbrengen als mijn punkjaren. Maar ik wil ook niet meer zo diep in de put zitten als de jaren nadien. Ik wil in balans zijn.”

De dood van haar moeder ziet Albertine als een positief kantelmoment. “Ik geloof dat je pas echt in het leven gelanceerd wordt als volwassene op het moment dat je beide ouders overleden zijn en niet meer meekijken over je schouder. Mijn moeder was iemand met een enorm sterk karakter en uitgesproken ideeën. Ze vond mij bijvoorbeeld zwak omdat ik na mijn scheiding opnieuw een man in mijn leven wou. Zelf is ze na de scheiding van mijn vader altijd alleen gebleven.”

“Ik ben lang bang geweest voor de dood van mijn moeder,” besluit Albertine, “omdat we zo close waren. Zij was de enige die altijd bezorgd was om mij en me aanmoedigde. Maar nu ze er niet meer is, ben ik benieuwd om te ontdekken in welke mate ik een product ben van haar opvoeding, en in welk mate ik mijn eigen karakter heb. Ik heb een cursus cognitieve gedragstherapie gevolgd, omdat ik wou begrijpen hoe mijn passionele persoonlijkheid in elkaar zit. En ik denk dat ik milder, zachter en meer vergevingsgezind ben dan mijn moeder me deed geloven. Natuurlijk ben ik verdrietig om haar dood, maar ik ben ook nieuwsgierig om te ontdekken wie ik ben zonder haar invloed.”

“Ik durf nu toe te geven dat ik graag nog een warme relatie wil met een man. Mocht dat mij in de laatste dertig jaar van mijn leven nog overkomen, zou ik daar evenveel voldoening uit halen als uit mijn tijd bij The Slits, het krijgen van mijn dochter, het schrijven van mijn autobiografie of mijn soloplaat. Ik ben er klaar voor. De vraag is alleen welke man mij na het lezen van dit boek nog wil (lacht).”

Voor de tweewekelijkse reeks De lange mars portretteren journaliste Elke Lahousse en fotografe Eva Vermandel mensen die van ver komen. Mensen van ginder en mensen van hier die mentaal, fysiek, in hun carrière of in afstand een hele weg hebben afgelegd. Verhalen over de dingen die een mens onderweg meedraagt.

DOOR ELKE LAHOUSSE & FOTO’S EVA VERMANDEL

“Als 15-jarige had ik één grote vraag : hoe raak ik, een meisje uit een sociale woonwijk, in godsnaam aan een elektrische gitaar ? Hoe raak ik op een podium ?”

“Natuurlijk ben ik verdrietig om de dood van mijn moeder, maar ik ben ook nieuwsgierig om te ontdekken wie ik ben zonder haar invloed”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content