De sociaal-realistische schilderkunst van de Brusselse schilder Eugène Laermans (1864-1940) is nooit vrolijk geweest. Anonieme arbeiders die altijd op stap lijken, boeren kuierend in de dorpsstraat, gezichten van de massa geschilderd als een gekasseide straat, het waren vrij ongewone beelden voor het Brusselse “fin de siècle”, een tijd waarin de meeste artiesten vooral de opgang van de bourgeoisie in estetizerende, licht-dekadente kleuren portretteerden.

In de Galerie van het Gemeentekrediet in Brussel worden een honderdtal werken van Laermans getoond en ze werpen een heel eigen licht op dat fin de siècle. Eind vorige eeuw leefde België in de ban van de vooruitgang : de sterke ekonomische ontwikkeling zorgde voor een snel voortschrijdende industrializering, en ook op het vlak van kunst en kultuur kende dit land hoogdagen met onder meer het symbolisme en de art nouveau. Het gewone volk met name de boeren, arbeiders en kleine ambachtslui merkte veel minder van die toenemende welvaart : het was ook de tijd van sociale onrust en van grote stakingen.

Eugène Laermans wordt meestal in één adem met Constantin Meunier genoemd als het gaat over de Belgische “sociale” kunstenaars uit die tijd. Maar Laermans was een geval apart. Alleen al zijn persoonlijke lijdensweg stemde hem tot weinig levensvreugde. Als kind leed hij aan tyfus of meningitis waar hij doofheid en gedeeltelijke stomheid aan overhield. Op het eind van zijn leven werd hij ook blind, zodat hij het tekenen en schilderen moest opgeven. En er was de buurt waarin hij geboren werd, opgroeide en stierf : Sint-Jans-Molenbeek, dat van een landelijk dorpje met 1380 inwoners in 1800 uitgroeide tot een industriële voorstad met 48.000 inwoners in 1890. Boerderijen en landerijen werden snel verdreven door fabrieksterreinen, groene natuur door grauwe industrializatie.

Eugène Laermans heeft de gevolgen van die (r)evolutie voor de gewone man op een heel eigen manier geschilderd : zowel boeren, arbeiders als sukkelaars kijken meestal van de verstedelijking weg, de open einders in. Iemand omschreef het als volgt : “Laermans schilderde met de voeten in de industrie en het hoofd op het platteland. ” Hij kleefde een sombere, realistische stijl aan, maar met eigen aksenten. In één van zijn beroemdste doeken, “Een stakingsavond” of “De Rode Vaan” uit 1893, schilderde hij een optocht van arbeiders waarbij de anonimiteit van de massa sprekend weergegeven wordt door de hoofden haast als een eindeloze kasseiweg af te beelden. Later zou Laermans dat “kassei-effekt” in andere werken opnieuw uitproberen, maar de gekunsteldheid zou het krachtige effekt van “Een stakingsavond” niet meer bereiken. Dat had Laermans wel meer : sterke werken afwisselen met ronduit zwakke dingen, wat ook te zien is op de tentoonstelling. Maar in de Belgische kunst van eind vorige eeuw neemt Laermans’ oeuvre een persoonlijke plaats in : vooral in zijn sterke tekeningen zitten soms aanzetten naar een sobere geometrie, voorbode van een nieuwe, modernistische kunstrichting.

Eugène Laermans in de Galerie van het Gemeentekrediet, Passage 44 in Brussel, tot 25 juni. Bij het Gemeentekrediet verscheen een monografie over de kunstenaar, die 1450 frank kost.

“Retour des Champs” (1904) van Eugène Laermans : een beeld verdwijnt.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content