Pierre Darge
Pierre Darge Freelancejournalist

In het Engelse badplaatsje Cowes werd onlangs de 150ste verjaardag van de allereerste America’s Cup herdacht met een historische race en honderden fantastische schepen. Een rendez-vous voor nostalgici, romantici, rijkelui en koninklijke hoogheden.

Het is dinsdag 21 augustus, zonnig en toch winderig boven The Solent, de brede streep water die het eiland Wight van de Engelse zuidkust scheidt. Op het water heerst un joyeux bordel, zoals een langslopende Française het formuleert. Duizenden boten van allerlei formaten en leeftijden zeilen rakelings langs elkaar, zonder elkaar ook maar te hinderen, laat staan te raken. Aan boord van sommige historische schepen bevinden zich groepen verklede bezoekers, maar ik herken ook kleine vaartuigen met stille, oudere paren of zeebonken met verweerde koppen, en moderne schepen en zelfs ranke en slanke hightechschuiten met drooggetrainde atleten en sponsornamen op de romp. Die nieuwste generaties bezitten niet eens een motor (te zwaar) en worden opgesleept. Het loopt tegen tienen en dat is het moment waar iedereen op wacht, omdat het dan precies anderhalve eeuw geleden is dat de Engelsen – ter gelegenheid van de Great Exhibition – de wereld uitdaagden in een zeilrace.

De Royal Yacht Squadron stelde een cup ter waarde van honderd guineas (gouden muntstukken) ter beschikking voor een race om het eiland Wight, in een wedstrijd open to all nations. De Britten heersten toen over de wereldzeeën en hun grootmoedige uitnodiging resulteerde niet in de verhoopte stormloop. Slechts één buitenlandse club zou opdagen: de New York Yacht Club stuurde de America, een tweemastschoener, om in Engelse wateren de strijd aan te gaan met dertien lokale bemanningen.

Op 22 augustus 1851 om tien uur werden de ankers gelicht en zetten de deelnemers oostwaarts koers naar Noman-boei. Tien uur en 37 minuten later zeilde de winnaar door de finish. Dat was, één tegen allen, de America. De moderne zeilerij was geboren en de bewuste wedstrijd zou voortaan de naam van de winnaar dragen.

De trofee verhuisde naar de salons van NYYC en zou er liefst 132 jaar blijven. Een indrukwekkende palmares die misschien deels te verklaren is door het eigenaardige karakter van de wedstrijd. Wie zijn titel verdedigde, mocht meteen ook de regels vastleggen en deed dat uiteraard in zijn eigen voordeel.

Zo eiste het Amerikaanse team op een bepaald moment dat de tegenstanders op eigen kracht naar de States zeilden, en met dezelfde boot en dezelfde zeilen aan alle eliminatiewedstrijden deelnamen, zodat die uiteindelijk met een vermoeide crew en een zwaar op de proef gestelde boot aan de echte test begonnen tegen de frisse Amerikaanse uitdager, die met arendsogen de voorbereiding had kunnen volgen. Een andere keer, toen de Britten sterker bleken bij forse wind, werd de allerlaatste en beslissende manche met één dag uitgesteld, omdat er “te veel wind stond”.

Meer dan een eeuw zou de America’s Cup een uitdaging worden die de grootste ego’s en machtigste industriëlen uit de geschiedenis aantrok. De hardnekkigste uitdager bleek een Brit, Thomas Lipton trad liefst vijfmaal als challenger aan en moest even vaak de duimen leggen. De eerste keer dat de theemagnaat een schip in de wedstrijd had, was in 1899, toen de latere Sir Thomas tegenover de bankier J. Pierpont Morgan stond. De laatste keer was in 1930, toen Lipton de strijd moest aanbinden met de Enterprise, van die andere captain of industry, Mike Vanderbilt. Alhoewel hij andermaal zijn verlies moest dragen, werd Sir Thomas Lipton ook in de Verenigde Staten gevierd als een held. ” Although I have lost, you make me feel I have won. I will try again.” Het mocht niet zijn, een jaar later stierf de intussen 81-jarige Lipton, te vroeg om een zesde team in de strijd te gooien.

Aan de Amerikaanse overheersing kwam pas in 1983 een einde, toen de Australia II bij een vijfde deelneming en na een reeks pogingen die 21 jaar duurde, de Amerikanen de loef kwam afsteken.

“De geschiedenis herhaalde zich”, zegt Bruno Troublé, de Franse skipper die naast mij staat tijdens de start van de historische herdenking. “Net als in 1851 stond plots een groep cowboys tegenover de gevestigde elite. Cowboys zonder manieren, die de neus afveegden aan hun mouw, maar lef te koop hadden, het lef van de jeugd.” De Australiërs, geruggesteund door zakenman Alan Bond, wonnen niet alleen de beker, ze zorgden ook voor een ommekeer in de hoofden: de wereld besefte ineens dat Amerikanen niet onklopbaar waren en het evenement won daardoor aan internationale belangstelling.

Die was al niet gering, zeker na 1970 toen voor het eerst verscheidene uitdagers aantraden. Troublé: “Ik suggereerde Louis Vuitton om het evenement verder te steunen. Dat bedrijf was ontstaan in 1854 en daardoor een ‘leeftijdsgenoot’ van de America’s Cup.” Uit dat idee groeide de Louis Vuitton Cup, die wordt toegekend aan diegene die tijdens de voorafgaande wedstrijden het beste resultaat boekt en uiteindelijk als challenger met de defender de degens mag kruisen.

Aan de viering van die 150ste verjaardag van die allereerste America’s Cup ging een heuse controverse vooraf. Een aantal Engelsen vroeg zich af of er wel enige reden was een evenement te vieren dat eigenlijk het einde van de zeilsupprematie van de Britten had ingeluid. Die er tot overmaat van ramp nooit in geslaagd waren om de beker naar eigen land te halen. Sterker nog: bij de jongste edities was zelfs geen Britse boot aanwezig. Die schande wordt in oktober 2002 uitgewist als een Brits team zal meedingen naar de Louis Vuitton Cup.

Merkwaardig genoeg was de bewuste cup gedurende die memorabele week wél in Cowes te zien: aan het begin van de viering brachten Maori’s (Nieuw-Zeeland won de laatste editie) met veel ceremonieel vertoon de beker naar Wight. Een gebaar van goodwill dat er op algemene bijval kon rekenen.

Gedurende de hele week werden zo’n tweehonderd schepen met mekaar in competitie gebracht, in alle categorieën en leeftijden. Maar vandaag wordt het hoogtepunt gevierd: een historische rerun om het eiland. Uiteraard tonen de moderne, ultralichte ACC-boten zich ook sneller dan hun voorgangers. De fenomenale evolutie die de raceboten hebben ondergaan wordt het fraaist geïllustreerd door de Stealth van Giovanni Agnelli. Een smalle boot met zwarte kiel en zwart gestreepte zeilen, de kleur van de koolstofvezel waaruit ze zijn geweven. Een technisch wonderkind dat ijzig door het water klieft, met de koele vorm van becijferde spitstechnologie, een brok hightech dat het eiland Wight rondt in minder dan de helft van de tijd van de allereerste winnaar.

Maar het mooist zijn de schepen uit de J-class met de legendarische schoonheid en elegantie uit de jaren dertig. Het is met de faam van de J-class als met die van jong gestorven dichters: doordat ze maar kort hebben geleefd, misten ze de tijd om hun retour te beleven. De bewuste zeilschepen waren maar tien jaar écht in de vaart, van 1930 tot aan het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog, maar namen in die periode driemaal deel aan de America’s Cup. Het gaat om giganten die minstens 120 voet lang zijn, dat betekent nog altijd meer dan 80 voet aan de waterlijn, en masten torsen van wel 170 voet hoog (één foot komt ongeveer overeen met dertig centimeter).

Die indrukwekkende afmetingen hebben de schepen nooit de elegantie gekost, integendeel. Zo worden ze nog altijd gezien als het perfecte huwelijk van elegance and style, misschien ook een beetje omdat ze uit het Rijk der Doden zijn teruggekeerd. Er werden slechts tien exemplaren van gebouwd, waarvan de zeven Amerikaanse schepen bij het uitbreken van de oorlog werden verbouwd voor de war effort. De Britse Shamrock , werd ook uit de vaart genomen. De twee andere Britse schepen, Endeavour en Velsheda, werden in een mud bed te ruste gelegd, en later van hun kiel ontdaan, ook al door de materiaalschaarste tijdens de oorlog. Wat restte, leek gedoemd om te verrotten en uiteen te vallen, tot er na meer dan een halve eeuw ineens belangstelling opdook. Het mooie eraan is dat die interesse van een vrouw kwam, in een wereld die tot dan zo goed als exclusief mannelijk domein was. Elizabeth Meyers, een nichtje van Katherine Graham, de legendarische uitgeefster van de Washington Post en kleindochter van de stichter van de Wereldbank, maakte in 1986 een meisjesdroom waar toen ze de Endeavour kocht om die in Engeland en Nederland te laten restaureren. Ongeveer op hetzelfde ogenblik trok de Brit Terry Brabant de Velsheda uit het slijk, en verkocht zijn Rolls Royce voor een nieuwe kiel. Ook de Shamrock V – Sir Thomas Liptons laatste speeltje – werd van de ondergang gered, maar kreeg tijdens de opknapbeurt een stalen frame met houten beplanking, er zit ook aardig wat composietmateriaal in verwerkt, tot afschuw van de puristen. Hoe ook, de drie J-class-boten waren in The Solent aan de slag en dat bleek een emotioneel moment, zowel voor zeilpuristen als voor estheten.

De heropstanding van de drie legenden zorgde voor een golf van sympathie en enthousiasme. Liefst vijf individuen lopen met plannen rond om nieuwe J-schepen te bouwen. De eerste is alweer Elizabeth Meyers, die inmiddels haar gerestaureerde Endeavour voor 16 miljoen dollar (ruim 700 miljoen fr.) heeft verkocht en nu op het idee broedt om de nooit gebouwde J-Class van de Zweed Thor Holm uit de tekenmap te laten verrijzen. Twee andere ondernemers willen een replica bouwen van de Ranger, het schip waarmee Harold Vanderbilt alle snelheidsrecords brak.

De herdenkingsweek loopt op haar einde, maar niet voor de 2200 genodigden die op woensdagavond per schip, limousine of luxueuze autocar naar Osborne House worden gebracht, de favoriete plek aan zee van queen Victoria en tevens de plaats waar ze 1901 overleed. Het huis is tegen een helling gebouwd die afloopt naar zee, een oase van groen en stilte met reusachtige platanen en een pas ingerichte kamer met historische Indiase kunstschatten.

Op het gazon treffen we koning Juan Carlos aan die een praatje maakt met Karim Agha Khan en de begum, én haar moeder. Sir Peter Blake is er met vrouw en dochter, net als Richard Branson. En honderden vrouwen in schitterende avondkleding: die van het continent in sober zwart, de Angelsaksische wereld in oogverblindende kleuren. Daarna schuiven we aan in de gigantische tent waar later op de avond het cognachuis Hennessy 31 flessen Vintage Hennesy (één voor elk jaar van de America’s Cup) laat veilen, ten voordele van de reddingsdiensten op zee. Oliemagnaat Bill Koch zal er met 310.000 pond (ongeveer 20 miljoen fr.) de meest genereuze bieder blijken.

Maar ’s anderendaags is het minstens zo gezellig in de hoofdstraat van Cowes waar jong en oud, arm en rijk discussiëren over de keuze van een zeil, of de vorm van een kiel. Of in de Union Inn, waar bij een portie krabsla of chicken tikka massala de bezoekers hun ervaringen uitwisselen, onder de fraai ingelijste, sublieme foto’s die drie generaties Beken ( Beken of Cowes) bijeengeschoten hebben. De Bekens zelf wonen een paar honderd meter hogerop, overlooking the Solent, en houden in eigen huis een permanente tentoonstelling van hun werk dat de klassieke schoonheid van de jachten bijzonder goed tot uiting laat komen. De oudste van de Bekens, grootvader Frank begon in 1890 met fotograferen en ging met het rudimentaire pioniersmateriaal van toen de elementen te lijf. Uiteindelijk ontwikkelde hij een eigen variante van de camera met glasplaten, waaraan hij een rubberen balgje monteerde dat hij in de mond hield om af te drukken. Zo had hij tenminste beide handen vrij om de camera min of meer stabiel voor zich uit te houden, in alle weersomstandigheden.

Daar ook ontmoet ik Greg Ryan, een Amerikaanse beeldhouwer die al jaren in Parijs werkt en van Louis Vuitton de opdracht kreeg om een meerpaal te ontwerpen die deze heuglijke herdenking permanent zou illustreren. De beeldhouwer dook in het verleden, zocht windsnelheid en getijden op en zette die in algoritmische vergelijkingen om. Het resultaat ging naar een geavanceerde freesmachine die op een schaal van 1 op 20 het wateroppervlak nabootste. Het geheel werd door Greg eigenhandig in zijn atelier in brons gegoten en prijkt nu op een cilindervormige meerpaal aan de waterkant, net onder de helling waarop de Royal Squadron Yacht Club werd gebouwd en waar nu oudere heren met heimwee in de blik vanaf het gazon of vanuit witte stoeltjes naar de geschiedenis op het water kijken. Ongeveer op de plek waar koningin Victoria na de bekendmaking van de overwinning van de America aan haar gezelschap vroeg wie dan toch tweede was geworden. En het inmiddels beroemde antwoord kreeg ” There is no second, Ma’am.”

Pierre Darge

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content