Bond-acteur Pierce Brosnan schittert in een nieuwe versie van “The Thomas Crown Affair”, en droomt van een taaiere 007.

Diegenen onder ons die zich de sixties nog herinneren, weten dat een van de hipste films uit die woelige tijden “The Thomas Crown Affair” was, met in de hoofdrol “King of Cool” Steve McQueen. Dit kat-en-muisspelletje tussen een verzekeringsagente en een steenrijke gentleman die uit verveling banken leegplundert, blijft zeker niet voortleven dankzij de plot of de sterke karakters. Wel omwille van de duizelingwekkende split-screen-montage (regisseur Norman Jewison had dit multiple-screen-procédé ontdekt op de Expo 67 in Montreal), de elegante hoedencollectie die Faye Dunaway mocht showen en de wervelende, oscarwinnende song, “The Windmills of Your Mind”, in een jazzy orkestratie van componist Michel Legrand.

De nieuwe versie moet zeker niet onderdoen voor het supermodieuze origineel uit 1969, is op sommige punten zelfs een verbetering. De oude Thomas Crown-film werd geschreven door Alan Trustman. De man had zelf in een bank gewerkt en zat in zijn vrije tijd te fantaseren hoe men zijn eigen werkgever best kon beroven. McQueen die er altijd zo nonchalant bijliep, speelde nu plotseling een zakenman in drieledig pak. Faye Dunaway (vers van “Bonnie and Clyde”) was oh zo fotogeniek en ongenaakbaar. Een echt droomkoppel, maar geen mens die een seconde in hun synthetische verhouding kon geloven.

De kaarten liggen helemaal anders nu Pierce Brosnan de dief (niet langer van geld maar van kunstschatten) is, en Rene Russo de verzekeringsagente die op haar prooi verliefd wordt en uiteindelijk moet kiezen tussen haar hart of haar keihard professionalisme. John McTiernan regisseert het geflirt in de meest luxueuze oorden (van New Yorkse jetset-appartementen tot paradijselijke optrekjes in Martinique) met veel stijlgevoel, echter zonder er de credibiliteit of romantische spanning aan op te offeren.

Wie de eerste Thomas Crown-film niet heeft gezien, zal bij de remake veeleer aan een meer recente caper-film denken, met name “Entrapment”, waarin de Schotse kasteelheer én meester-dief Sean Connery af te rekenen krijgt met het dubbelspel van Catherine Zeta-Jones.

Die overeenkomst is zeker geen toeval: het scenario van “Entrapment” werd geschreven door Ron Bass. En ja hoor, wie had de eerste versie neergepend van de nieuwe Thomas Crown-film? Dezelfde Ron Bass natuurlijk.

Dat uitgerekend Sean Connery de hoofdrol speelt in “Entrapment” is nogal ironisch: in 1967 hield Connery voor de eerste maal de Bond-rol voor bekeken en was hij eerste keuze om Thomas Crown te spelen. Tot McQueen zo hard lobbyde voor de rol dat de producers wel moesten zwichten. Het scheelde dus geen haar of Brosnan moest andermaal in de voetstappen treden van de originele James Bond. Hij incarneert de mythische geheim agent binnenkort voor de derde maal in “The World is Not Enough”. In de 19de aflevering uit de langlopende serie moet 007 het opnemen tegen een Bosnische schurk met een kogel in zijn hersenpan, waardoor hij immuun is tegen pijn. Dat personage wordt gespeeld door Robert Carlyle, gekend van “The Full Monty” (en dat met dank aan Jan Decleir, die naar verluidt eerst gevraagd werd voor de rol maar wel wat beters te doen had. “Damiaan” misschien?).

“Ik ben een gelukkig man”, steekt Brosnon meteen van wal tijdens een gesprek op het filmfestival van Edinburgh. “Ik ben hier met mijn gezin, heb er net een prima lunch opzitten, ik ben wel wat uitgeput, maar de film werd hier bij de première schitterend onthaald.”

Zat u ermee, toen u de rol aannam, dat er onvermijdelijk een vergelijking zou worden gemaakt met Steve McQueen?

Pierce Brosnan: Ik wist natuurlijk dat men zou gaan vergelijken. Toch dacht ik dat het mogelijk was om met het verhaal iets nieuws te doen, aangepast aan de tijd. Ik was me terdege bewust van de overeenkomsten met het origineel, maar ook met de Bond-rol. Je moet daar wel rekening mee houden, want je zal er op worden beoordeeld. Maar ik was vooral geïntrigeerd door het verhaal. Een verhaal dat eigenlijk heel simpel is: rijke man steelt iets, een vrouw die voor de verzekeringen werkt gaat op onderzoek uit. Zij weet dat hij het gedaan heeft. Hij weet dat zij het door heeft. Ze vallen voor elkaar. Ze willen elkaar, maar ze willen ook winnen. Het zijn alletwee heel sterke spelers. Hoe zullen ze dit dilemma oplossen?

Het originele verhaal in 1968 had niet veel om het lijf, het was veel geblaat en weinig wol, en veel van die typische foefjes uit die tijd. Voor mij zat er een nieuwe film in, als we de love story beter konden uitwerken.

Waarom precies “The Thomas Crown Affair”?

Het project lag op de plank van MGM/UA, ik had banden met die studio dankzij de Bond-films. Omwille van die Bond-films is mijn vrije tijd tussen twee afleveringen beperkt. Ik kon er dit project net tussen krijgen. De studio ging meteen akkoord. Maar met de eerste twee scenario-versies kon ik moeilijk vrede nemen, er stak gewoon niet genoeg spanning in. Ik moet eerlijk zeggen dat ik er toen zelf weinig energie in stak, omdat ik dacht dat de film er nooit zou komen, dat het allemaal in de planningsfase zou blijven steken. Pas toen ik merkte dat de studio het toch meende, schoot ik in gang. We brachten er twee andere scenaristen bij, Leslie Dixon en Kurt Wimmer. Die hebben er een nieuw verhaal van gemaakt. Op een bepaald moment overwogen we zelfs om de naam Thomas Crown uit de titel te halen. Pas toen ik zag hoe ik het verhaal naar mijn hand kon zetten, had ik er geen probleem meer mee dat het om een remake ging. We maakten er onze film van. Nadat Leslie en Kurt hun werk gedaan hadden, was Steve McQueen uit de film verdwenen en was ik in zijn plaats gekomen. Nu hadden we een autonoom verhaal, was het niet langer nodig om aan McQueen of James Bond te denken.

Hebt u uw eigen ideeën kunnen inbrengen?

Ja, bijvoorbeeld het feit dat Thomas Crown nu kunstwerken steelt in plaats van banken te plunderen. Ik wou geen geld roven, geld is niet theatraal, is visueel niet interessant. Geld is geld, puur visueel maakt het niets uit of je nu met 5 of met 30 miljoen dollar aan de haal gaat. Een kunstminnende dief die uit het Metropolitan Museum een beroemd schilderij van Monet steelt, dat leek me wel wat. Een diefstal in het museum heeft filmisch ook veel meer te bieden. Denk maar aan de hommage aan Magritte. Aanvankelijk stelden de scenaristen voor dat Thomas Crown de politie en de bewakers zou verschalken door een hoop mensen in te schakelen die allemaal dezelfde platte strohoed droegen als hijzelf. Op die manier zou men op de monitoren de echte dief niet meer van al die figuranten kunnen onderscheiden. Maar bij het doorbladeren van een boek over Magritte, kreeg ik de inval om er figuren van te maken uit een van de beroemdste doeken van deze surrealist: keurige mannetjes met bolhoed, wit overhemd, rode stropdas, zwarte overjas. Bingo! We hingen het schilderij ook in mijn kantoor zodat het Magritte-motief van bij het begin geïntroduceerd wordt.

Was het ook uw idee om Faye Dunaway de rol van uw psychiater te laten spelen, bij wie u typisch mannelijke relatieproblemen gaat opbiechten?

Nee, die leuke vondst komt van mijn partner, producer Beau St.Clair. Ze is een en al passie voor haar vak, ze weet alles af van budgetten en kostenramingen, allemaal dingen waaraan ik een hekel heb. Ze stelde Faye Dunaway voor toen we voor ’t eerst aan de telefoon met John McTiernan spraken en hem de regie aanboden. McTiernan zat toen in Wyoming, Beau in Los Angeles en ik in Montreal.

Het is ongewoon om twee grote sterren, zoals u en Rene Russo, zo expliciet te zien stoeien met elkaar.

In Amerika gingen ze uit de bol bij die liefdesscènes, in Europa zijn de reacties gelukkig minder kinderachtig. Bij het draaien van zo’n liefdesscène moet je natuurlijk de regisseur vertrouwen, want in de montage kan nog van alles gebeuren met het geschoten materiaal. De film is een kat-en-muisspelletje, vol seksuele spanning en allusies. Om de intensiteit van onze passie te tonen, moest er wel een sterke lichamelijke scène zijn. In de originele film had je het sexy spelletje schaak, met aan het einde de kus gevat door een 360 graden ronddraaiende camera. Dat wat nieuw voor die tijd. John McTiernan wist zeer goed dat hij een scène nodig had die daarmee kon wedijveren. Hij heeft er uiteindelijk een in elkaar vloeiende montage van diverse liefdesmomenten van gemaakt. Je ziet ons zwaar transpireren, maar vaak werd het zweet met de spuitbus aangebracht. Als je zo’n blootscène doet, komt er natuurlijk wel enige ijdelheid bij kijken: je wil er op je best uitzien. De gym-oefeningen worden wat opgedreven gedurende de weken die aan de scène voorafgaan. Je wil dat het erotisch en sensueel is, maar ook prettig en geestig.

In “The Thomas Crown Affair” krijgen we eindelijk nog eens een romance tussen volwassenen te zien.

Het zegt veel over de bedenkelijke staat van de Amerikaanse filmmarkt, dat er zo weinig films zijn over relaties tussen volwassen mannen en vrouwen. De tienercultuur heeft alles overspoeld. Ik stond er nooit bij stil dat ik een man ben van 46 en Rene een vrouw van 45 en dat ons gestoei daarom spraakmakend zou zijn.In Hollywood is alles zo exclusief op de tienermarkt gericht dat je een groot deel van het potentieel publiek in de kou laat staan. Veel veertigers gaan niet meer naar de bioscoop omdat ze het beu zijn altijd maar snotneuzen in de weer te zien. Jong verkoopt, maar er zou toch een beter evenwicht moeten zijn.

Waarom hebt u uw eigen productiemaatschappij, Irish Dream Time, opgericht?

Ik ben op de eerste plaats acteur, maar gezien de huidige gang van zaken in de industrie, moet je wel zelf gaan produceren. Dat maakt het makkelijker om de juiste mensen samen te brengen, om de goede projecten te krijgen. Voor mij komt daar nog het succes van de Bond-rol bij en hoe je daar op de beste manier munt uit slaat. Produceren leek me een logische stap. Zo moet je niet meer zitten wachten tot er een aanlokkelijk scenario komt binnenwaaien. Als acteur moet je altijd audities afleggen, hoe beroemd je ook bent, hoeveel oscars je ook hebt gewonnen. Er is altijd wel iemand die ervan moet overtuigd worden dat je de geschikte man bent voor die rol.

Acht jaar geleden had ik al een development deal bij Columbia, toen die studio bestuurd werd door wijlen Dawn Steel. Ik zat daar twee jaar lang in een kantoortje met een secretaresse, maar niemand was geïnteresseerd in mijn ideeën en ik had geen idee hoe ik ze aan de man moest brengen.

Toen ik “The Thomas Crown Affair” zag, vroeg ik me af of de James Bond-films niet die richting zouden moeten uitgaan. Minder actie, meer toegespitst op de karakters.

Ik weet maar al te goed wat je bedoelt. Hopelijk gaat de nieuwe Bond “The World Is Not Enough” de goede richting uit. We hebben er in ieder geval de juiste regisseur voor, Michael Apted. Toen ik ingehuurd werd voor “Goldeneye” had ik niets in de pap te brokken. Ik kon toen trouwens ook moeilijk een grote mond opzetten omdat ik zelf nog mijn weg aan het zoeken was. Ik probeerde zoveel mogelijk te observeren en te leren, de rol onder de knie te krijgen. Bij het maken van “The World Is Not Enough” was er al veel meer samenspraak, ik had bovendien een prima verstandhouding met Michael Apted, een filmmaker die ook iets te vertellen heeft. De film heeft meer drama, de relatie tussen Bond en zijn overste M is beter uitgewerkt, ik ben al iets kwetsbaarder, en geraak in het begin van de film gewond bij een val uit een heteluchtballon in de Millennium Dome.

Voor mijn part mogen de Bond-films best wat volwassener worden, zonder daarom hun humor te verliezen. Met liefst wat meer drama en wat minder gratuite grappen. Het probleem is dat er nu nog te veel op een publiek van kinderen wordt gemikt. Bond mag dan wel een licentie hebben die hem het recht geeft te doden, veel kan je niet laten zien. Als we niet vastzaten aan dat keuringssysteem zouden we films kunnen maken die veel taaier zijn.

Zoals de romans van Ian Fleming?

Ja. Mijn voorganger Timothy Dalton had de moed om het ernstiger aan te pakken, om het op zijn manier te doen, maar het publiek is zo geconditioneerd door de oneliners, de knipogen. Je kan niet zomaar het roer omgooien, tenzij je natuurlijk een radicale ommezwaai in het scenario zou hebben. Jammer genoeg werd Tim niet echt gediend door de scripts en de regisseurs.

Ik tekende een contract voor drie films met een optie voor een vierde. Ik zal met plezier een vierde Bond-film doen, maar verder weet ik het absoluut niet. De Bond-films hebben mij in ieder geval niet belet om ook andere zaken te doen, zoals het opstarten van mijn eigen maatschappij.

Toch blijft het moeilijk om uw Bond-imago van u af te schudden. “The Name is Crown. Thomas Crown” luidde een krantenkop over uw nieuwe film. Hoe reageert u daarop?

Ik reageer helemaal niet. Zolang de krantenartikels maar kaartjes doen verkopen en de mensen mijn films gaan bekijken. Ik kan me echt niet inlaten met simplificaties in de media. Ik kijk naar mijn werk, naar wat ik doe. Maakt het me gelukkig? Kan ik me creatief uitleven? Heb ik er zelf voldoening van? Ik vind het heerlijk om Bond te spelen. Zal ik tot het eind van mijn dagen als Bond bekend blijven? Ja. Maak ik me daar zorgen om? Nee. Omdat er ook leven is naast en na Bond, omdat ik ook een kleine Ierse film kan produceren (“The Nephew”) of met Richard Attenborough (“Grey Owl”) kan werken. Kan ik nog groeien als acteur? Voel ik me sterk genoeg om door te gaan? Reken maar.

Ik ben zeer tevreden over “The Thomas Crown Affair” en zeer optimistisch over wat ik nog allemaal kan doen. Ik weet dat ik voorzichtig moet zijn in mijn keuzes en dat mijn carrière afhangt van mijn moed en zelfvertrouwen om te kunnen groeien en veranderen. In dit vak moet je wel brede schouders hebben. Er wordt continu vergeleken, men probeert voortdurend om je neer te halen. En als je begint te luisteren en gaat geloven wat de kranten schrijven, dan word je mee de dieperik ingesleurd.

“The Thomas Crown Affair” loopt vanaf 22 september in de bioscoop. De nieuwe Bond-film, “The World Is Not Enough”, komt op 1 december in de zalen.

Patrick Duynslaegher

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content