Drie weken verstoken van alles, in de wildernis van Namibië, denkt een mens licht dat het met de wereld wel goed komt. Een illusie die ik iedereen gun. Laat Windhoek en de wereld achter u en verdwijn in het land van de kokerbomen.

Op zondag is er in Windhoek weinig leven. Behalve dan een kleine toeristenmarkt met houtsnijwerk en korven, vlakbij een gigantische lege parking aan de voet van een voor een land van twee miljoen inwoners zeer ruim berekend Hoog Gerechtshof. Alles is potdicht, op een enkel café in de Post Mall na. In het park tegenover het Tintenpalast, het parlement waar sinds honderd jaar al wel wat inkt is gevloeid, staat een in zwart plastic verpakt standbeeld. Nog te onthullen, denk ik.

Als ik drie weken later weer thuiskom, lees ik in Newsweek dat het beeld van de in 1970 overleden Herero-chef Hoséa Kutako, die een belangrijke rol speelde in het verzet tegen het Zuid-Afrikaanse mandaat, op bevel van de regering op die manier onherkenbaar werd gemaakt. De regering van het nog maar tien jaar onafhankelijke Namibië zit nogal verveeld met de vraag om herstelbetalingen van de Herero aan de Bondsrepubliek, die hier tegenwoordig de grootste weldoener is.

Generaal Lothar von Trotha, bevelhebber van de Schutztruppe in Zuidwest-Afrika bij het begin van de eeuw, vond dat de Herero-natie moest worden vernietigd, dat dit volk moest verdwijnen. De Herero lieten zich niet zomaar hun land ontfutselen door Duitse kolonisten en verzetten zich gewapenderwijs. Ze saboteerden onder meer de pas aangelegde spoorlijn tussen Windhoek en Swakopmund. Waren de Herero bij het begin van hun strijd tegen de Duitsers nog met 80.000, in 1910 bleven er slechts 15.000 over. Gevangengenomen Herero werden in kampen opgesloten en werkten als slaven in Duitse bedrijven. In het kleine historische museum in de oude vesting van Windhoek wordt het woord genocide niet geschuwd als het over deze onverkwikkelijke periode in de koloniale geschiedenis gaat.

De Bondsrepubliek is nu ook de potentiële geldschieter voor een op til zijnde landhervorming, die men vrediger hoopt te laten verlopen dan in het buurland Zimbabwe.

Een onbeduidend probleem, zo probeert men de ontevredenheid van de Herero te catalogiseren in deze kleine Afrikaanse democratie. Namibië is relatief welvarend, er heerst rust en de Swapo-regering predikt verzoening sinds 1990. Tot 1990 was het een no-go land voor politiek correcte reizigers omwille van dat Zuid-Afrikaanse bewind. Het was er ook lang woelig door de strijd van de bevrijdingsbeweging Swapo en de tegenacties van het Zuid-Afrikaanse leger. Bovendien leek het ook de eerste jaren na de onafhankelijkheid nog een goed bewaard geheim. De infrastructuur was er toen al relatief in orde, maar het land bleef nog even de privé-achtertuin van Zuid-Afrikanen die het drukke toeristenverkeer en de hoge prijzen in eigen land wilden ontlopen. De toeloop uit Europa wordt de jongste tijd snel groter. De onrust in Zimbabwe, de door overstromingen aangerichte schade in Mozambique en het steeds duurder worden van Botswana, zetten Namibië plots op de kaart.

René, onze gids-chauffeur, is een typisch product van dit land: een flinke boerenzoon van 23 met een onklopbare natuurkennis, het zicht van een adelaar, en twee stevige handen die in een mum van tijd een klapband kunnen vervangen op de gravelroads. Trots wijst hij ons op de foto van zijn opa grooikie, zijn overgrootvader en lid van de Duitse Schutztruppe, in Fort Namutoni in het nationaal park Etosha. Zijn ouders hebben een plaats, een boerderij, in de buurt van Okahandja. René woont in Windhoek en studeerde twee jaar mechaniek in de Duitse Allgäu. Zijn ideeën over de sociale verhoudingen in dit land zijn even vierkant als zijn geblokte schouders. Jazeker, hij deelt de resten van onze lunchpakketten uit aan zwartmensen, zelfs aan zwarte politieagenten bij het binnenrijden van Windhoek. Hij gaat geciviliseerd en vriendelijk met hen om in werkverband, spreekt hier en daar een woord van een van de talrijke Afrikaanse talen. Maar aan de andere kant aarzelt hij ook niet te zeggen dat er maar één manier van onderhandelen is met zwarten in Afrika: klappen uitdelen.

De Duitstaligen, 1 procent van de bevolking, zijn in Namibië de rijkste bevolkingsgroep. Die elitaire club heeft ook geen hoge hoed op van de Afrikaner, twee derden van de blanke Namibiërs. De Südwester, de Duitse kolonisten, hebben nooit willen “verkaffern” of “verburen” zoals ze dat noemen. Ze vormden een gesloten gemeenschap, die de “lompe” Zuid-Afrikaners, die hier sinds 1915 de plak zwaaiden, absoluut niet konden pruimen. Het zal echter nog wel een generatie of twee duren voor het Engels, de officiële taal sinds de onafhankelijkheid, het Afrikaans als voertaal heeft verdrongen. Als je als reiziger in Namibië een goede beurt wil maken, kun je in hotels personeel beter niet onmiddellijk in het Afrikaans aanspreken, hoewel dat uiteindelijk vaak wel het makkelijkst is om je verstaanbaar te maken.

Ondanks al die tegenstellingen is Namibië veruit het rustigste land in de zuidwestelijke hoek van Afrika. In alle opzichten: de politieke toestand is stabiel, en met zo’n 600.000 toeristen dit jaar kun je nog niet van een overrompeling spreken. Slechts 10 procent van het plaatselijke wegennet (4000 km) is geasfalteerd. Dat teerpad dient echter slechts om van de ene plaats naar de andere te rijden. Het avontuur wacht langs de stoffige routes die je de woestijn of de savanne invoeren.

Aan het eind van onze eerste dag rijden, belanden we in de Kalahari-woestijn, een reusachtige gebied met haast evenwijdig rimpelende rode duinen die van noord naar zuid doorlopen tot in Botswana. Voor zonsondergang maken we onze eerste gamedrive. Springbokken, zebra’s, struisvogels, koedoes, grappige meerkatjes en bij mooi strijklicht – een feest voor fotografen – twee slaperige leeuwen bij een gevlekt giraffenvel, het enige wat nog overblijft van een twee dagen eerder verscheurd drachtig vrouwelijk kameelpeird. De avond valt razendsnel. We kruipen dicht bij het vuur in de boma. Na een springbokstoofpotje, een Stellenbosch pinotage, vele koppen rooibosthee en een slok whisky voelen we ons gewapend tegen de nachtelijke winterkou.

’s Ochtends voor het ontbijt worden we opgehaald door twee Bushman rangers voor een wandeling in het veld. Bosjesmannen zijn het meest misbruikte volk van Afrika. Blanke missionarissen die halverwege de 19de eeuw in zuidelijk Afrika rondtrokken, beschouwden hen als een soort tussen mens en dier. “Ze moeten met listen getemd worden”, schreven ze aan het thuisfront. “Ze stoten klanken uit die niet menselijk genoemd kunnen worden.” Dat dachten die vrome Duitsers over de prachtige kliktalen die hen barbaars in de oren klonken. De Bosjesmannen werden steeds opnieuw verdreven, eerst door de Herero en later door de Duitse kolonisten. Ze bezitten geen land en zijn verworden tot een knechtenvolk. De ultieme en meest doortrapte vernedering was allicht dat het Zuid-Afrikaanse leger hen vanaf 1974 engageerde als sporenzoekers in de strijd tegen de Swapo en hen volledig afhankelijk maakte. Bij de onafhankelijkheid van Namibië in 1990 trokken meer dan 4000 Bosjesmannen de grens over richting Zuid-Afrika, uit angst voor wraak van de nieuwe Namibiërs.

Antropologen proberen nu de mythe van de Bushmen in ere te herstellen. En iets ervan over te brengen op de toerist. Het zijn inderdaad fabelachtige sporenlezers, listige jagers. Hun vrouwen oogsten veldkost, wortels en wilde groenten met als enig werktuig puntige stokken. Schalen van struisvogeleieren worden kunstig met tekeningen versierd of verbrijzeld om juwelen van te maken.

In deze Bosjesmannenkraal wordt het leven nagespeeld zoals het was, de vrouwen zitten rond het vuur, de mannen spelen met de zoons en doen zaken met de bezoekers. Een deel van hun verdiensten wordt ingebracht in gemeenschappelijke voorzieningen van de grotere Bosjesmannengemeenschap in de streek, waarvan deze familie deel uitmaakt. Op andere wildfarms werken Bushmen als sporenzoekers en drijvers bij de jacht.

Nooit zoveel hypnotiserende eindeloos rechte wegen gezien als hier. Keetmanshoop, het verstilde stadje, wordt door inwijkelingen hier in het zuiden, die er voor alle administratieve verrichtingen op aangewezen zijn, ook weleens Keetmanshopeloos genoemd. De weg voert verder langs de tafelbergen van de Groot Karas, die zwart en dreigend afsteken tegen een staalblauwe lucht. Kokerbomen staan, net voor de bloei, kaal afgelijnd tegen de horizon. Hét symbool van Namibië is de grootste aloë van Zuidwest-Afrika. Hij kan tot 10 meter hoog worden. Zijn droge takken worden uitgehold door de Bushmen die ze als pijlkokers gebruiken, vandaar de naam in het Afrikaans. Ons doel is Fish River Canyon aan de grens met Zuid-Afrika. Een door toeristen nog zo goed als onontdekt gebied. Volgens de gidsen is dit de tweede grootste canyon ter wereld. Het is allicht de stilste.

Ik zit op een rots uit te kijken over de eindeloos kronkelende canyonmuren in tinten van lila en roze, waartussen in de diepte de kopergroene Visrivier slingert. Hier en daar beweegt beneden traag een stipje mens, een trekker die zich aan het 85 kilometer lange eenzame avontuur gewaagd heeft, met mondvoorraad en water op de rug, want er is daar niets. We slapen in de Cañon Lodge, in tussen de kopjes (reusachtige ronde rotsen) verscholen houten chalets, waarin de hete douches en de dikke donsdekbedden het proberen te winnen van de ijskoude nacht. Romantische zielen krijgen daar een kick van. Koukleumen als ik kruipen dik aangekleed in bed en dromen van een haardvuur, hete thee of een warm lijf om tegenaan te kruipen. Bij gebrek aan dat alles bibber ik de nacht door. Hoe kil ook de nachten in het zuiden, de winterdagen zijn zonnig en aangenaam warm in Namibië. En hoe meer we naar het noorden gaan, hoe milder het klimaat wordt.

Lüderitz ligt geprangd tussen de ijskoude Benguela-golfstroom en de verzengende Namib-woestijn. Het heeft datzelfde einde-van-de-wereldgevoel als plekken als Ushuaia in Tierra del Fuego of Longyearbyen op Spitsbergen. Plekken die uit het niets zijn gegroeid en op zichzelf leven. Rond het Bartholomeus Diaz-kruis kolkt de oceaan, het is er moeilijk overeind blijven in de loeiharde wind. Ik probeer me voor te stellen hoe in 1487 de Portugees hier aan land poogde te komen. De bloei van Lüderitz kwam echter pas bij het begin van deze eeuw, toen diamant werd gevonden in de woestijn. Het nabijgelegen Kolmanskop werd een welvarend oord in het Sperrgebiet Diamond Area 1, het reusachtige stuk woestijn waar je alleen met een bijzondere toestemming toegang krijgt. Nu is Kolmanskop een spookstad die langzaam maar zeker door de woestijn wordt opgeslokt.

Namibië moet ooit een land geweest zijn van gezwollen romantiek. Dat lees je af aan bouwwerken zoals het 22 kamers tellende kasteel in Duwisib. Het heeft kantelen en trotse adelaars bij de ingang. Opgetrokken door een Duitse edelman voor zijn Amerikaanse verloofde. Alle materialen, behalve de stenen, moesten uit het verre Lüderitz worden aangevoerd en verder naar de werf gebracht op ossewa. Verbluffend om midden de woestijn chippendale tafeltjes, geboende parketvloeren en comfortabele badkuipen aan te treffen. Maar ook hier bleef het sprookje niet duren. Duwisib was klaar in 1909, Baron von Wolf sneuvelde aan de Somme in 1916 en zijn echtgenote keerde nooit meer terug…

Dit soort menselijke ingrepen zijn slechts afleiding op de weg naar een van de mooiste plekken op deze aarde. Een getaande boer tempert in zijn winkeltje in Neisib aan de voet van de Rooiran-bergen onze Europese haast met zijn “er is baaie tijd in de wereld”. Op een plek als deze, een onbeduidende stopplaats met onderkomen voor kampeerders, met niets anders dan overbodige uren omhanden, construeerde de man naast zijn barakje een metershoog kunstwerk van afvalmateriaal. Een windwijzer? Een Namibische Panamarenko?

Niets kan een mens voorbereiden op de ochtendlijke rit door het Namib Naukluft National Park. Het is ongeveer 50.000 vierkante kilometer groot, België en Ierland samen, en voor het grootste deel ongerept. De lodges liggen aan de rand, en je kan over de aangeduide wegen met de auto. Zelfs de 4×4’s zijn slechts beperkt toegelaten. Met het vorderen van de dag wisselen de kleuren van de door rood woestijnzand overspoelde eilandbergen. Gras vlijt zich in voorzichtige spaarzame strelingen tegen de perfect gladde hellingen. In de Tsauchab Rivier, waar geen water te zien is, groeien kameeldoorns. Die acacia, symbool van de eeuwige heropstandig, teert op het aanwezige grondwater.

In Sossusvlei, de plek waar iedereen naartoe wil, staat voor het eerst sinds 1997 water. Wat is perfecter, vraag ik me af: de zachtglooiende sporenloze flank van het vlijmscherpe duin in de vroege ochtend, of zijn weerspiegeling op het watervlak? Naarmate de dag opschiet, schenden steeds meer voetsporen de eerst zo volmaakt egale glooiing. En ik herinner mij een uitspraak van trendgoeroe Li Edelkoort: “Een berg is er niet om beklommen te worden, maar wel om van te genieten…” Aan de voet van het duin in het zand zittend, hoor ik alleen de toktokkies, kevers die zich met zacht geklop volvreten binnenin de stekelige nara-meloenen die hier in het zand groeien.

Met mijn hoofd in mijn nek sta ik ’s avonds naar de melkweg te staren. Ruggengraat van de nacht, noemen de Bushmen hem. In de tent probeer ik zo stil mogelijk te zijn, menselijk lawaai is een dissonant bij het koor van nachtelijke dieren die het geluidsdecor vormen van het einde van deze bijzondere dag.

Wat zal ik u vertellen over Swakopmund, het mondaine kuststadje? Dat het verrassend is om aan het eind van een stoffige straat een neobarokke kerk te zien staan of een Jugendstil gerechtsgebouw? Dat je in sommige restaurants zou zweren dat je ergens in Beieren bent? Dat het een zekere aantrekkingskracht uitoefent op Europeanen met geld die er hun oude dag komen slijten? De vastgoedprijzen zijn hier immers belachelijk. Dat je er voor heel weinig geld heel veel voortreffelijke oesters kunt eten? Maar ook Schwarzwälder Kirschtorte? De rit erheen vanuit Namibiës haven Walvisbaai is indrukwekkend, de woestijn reikt hier immers tot aan de oceaan. Het kleine historische museum van Swakopmund is een bezoek zeker waard omdat het zowel een goed zicht geeft op de geschiedenis van de autochtone stammen, op de ietwat geromantiseerde koloniale periode als op de natuurlijke rijkdommen van dit stuk redelijk onbekend Afrika.

Sesfontein, een oase aan de grens van Damaraland en Kaokoland, ligt op de veegrens. Bezuiden die grens liggen de commerciële plaatsen, daarboven wat men in Namibië communale plaatsen noemt, waar de boer vooral en vaak uitsluitend in zijn eigen noden kan voorzien. Vee mag niet van het ene gebied naar het andere worden gebracht. In feite scheidt deze grens twee werelden: het welvarende land met grote boerderijen van blanke Namibiërs en het echte zwarte Namibië, waar het leven veel minder riant is en de infrastructuur, om het zacht uit te drukken, avontuurlijker. Kaokoland ten noorden van Sesfontein is het land van de Himba. Het herdersvolk waarvan de vrouwen hun lichaam insmeren met vet en rode aarde, die ze één keer per jaar, soms vele tientallen kilometers ver, gaan delven. Hun kleding en versierselen maken ze van koeienhuid, die ze ook met dat rode mengsel bewerken. Aan hun haardracht en juwelen kun je aflezen of ze geslachtsrijp zijn, getrouwd, kinderen hebben gehad. De voorvaderen zijn voor de Himba de bemiddelaars met het opperwezen. Over de weide waar het vee zal grazen, over een mogelijk huwelijk, over alle belangrijke beslissingen worden ze geraadpleegd door de stam. Op de begraafplaats of bij het heilige vuur dat elke ochtend wordt ontstoken tegenover de deur van de hut van de stamoverste. Dat zijn feesten waar sloten alcohol worden gedronken en in trance wordt gedanst tot men erbij neervalt.

Midden zo’n aanzet tot een feest belanden we in de buurt van Opuwo. Als geschenk hebben we suiker en meel bij. Een oude man vraagt aspirines om zijn zwerende vinger te genezen. Voor het overige schenkt niemand aandacht aan de blanke bezoekers. Behalve dan het jongetje dat zich vastberaden maar ernstig zwijgend vastklampt aan de wijsvinger van de kindervriend in ons gezelschap, om hem het komende uur niet los te laten.

Bijna twee weken hebben we reikhalzend uitgekeken naar olifanten, en nog geen enkele heeft ons pad gekruist. Tot in het Etosha National Park, in dat unieke horizontale Afrikaanse landschap van vegen grijsgroen en geel met breed uitwaaierende kameeldoornbomen tegen een lucht van Saksisch blauw en vegen witte wolken, een oude verstoten olifant opduikt. Hij is een voorbode van twee dagen durende ontmoetingen met honderden zebra’s, springbokken, giraffen, koedoes, blauwe wildebeesten, statige oryxen, een zeldzaam steenbokje en een koppel nog zeldzamere Damara dikdiks, een leeuw die net een lynx heeft geveld en een jakhals die van die prooi zijn deel heeft weten te bemachtigen. Statige secretarisvogels schrijden door het savannegras en turkoois-paarse vorkstaartscharrelaars fladderen van boom tot boom. De bloeiende acacia geurt als honing. ’s Avonds, bij de drinkplaatsen, verstoren alleen kievieten de stilte en de valse idylle waarin neushoorns, olifanten en jakhalzen zich komen laven. Want ook in deze nachtelijke stilte ligt voor iedereen hier een vijand op de loer.

Etosha is het oudste wildpark van Afrika. In 1907 al besloot de toenmalige gouverneur van Zuidwest-Afrika, von Lindenquist, een groot gebied te beschermen om te voorkomen dat vele diersoorten zouden worden gedecimeerd. Nu beslaat Etosha Wildpark nog slechts een derde van dat oorspronkelijke gebied: 300 bij 110 km.

Op de terugtocht naar Windhoek komen we door de Herero-hoofdstad Okahandja. Een plek waar in 1850 een bloedig gevecht geleverd werd met de rivaliserende Nama-stam. Zevenhonderd Herero vonden hier de dood: mannen, vrouwen en kinderen. Nu is de voornaamste attractie van Okahandja de uitgestrekte houtsnijdersmarkt. Naast veel nieuw houtsnijwerk van de Namibian Carvers Association, dat kundig met schoensmeer en stof wordt bewerkt om het oud te laten lijken, vind je in de uithoeken van de markt ook wel oudere maskers en gebuiksvoorwerpen, vooral uit de noordelijke Okavango. Je kunt hier een poging doen om een stukje Afrika mee naar huis te nemen. Maar er is meer kans dat je een stuk van jezelf daar achterlaat.

pag. 76

pag.77

pag.79-80

pag.81

Praktisch

Weekend Knack reisde mee met een 20-daagse groepsreis van VTB-VAB. De reis ging via Londen met British Airways. De volgende afreis is op 3 februari 2001. In de nieuwe brochure, die eind december verschijnt, komt een verkorte 16-daagse versie van deze reis. Prijs voor de 20-daagse per persoon in volpension is 174.900 fr., alles inbegrepen.

Namibië is een gigantisch land. Het is twee keer zo groot als Californië, en met 2 miljoen inwoners zeer schaars bewoond. Het heeft een subtropisch woenstijn klimaat. De regenmaanden, dus ook de warmste tijd (tot 40° C), vallen van december tot maart. In het zuiden, in de Kalahari- en de Namib-woestijn, regent het haast nooit. In de rest van het land ligt de droge periode tussen april en september, met gemiddelde temperaturen van 25° C overdag.

Kleding: denk erom dat u warme kleren meeneemt voor ’s avonds en ’s nachts. In de woestijn koelt het fel af en verwarming is eerder zeldzaam in lodges. Overdag moet u zich beschermen tegen de zon. Stevige gesloten wandelschoenen, sokken, lange broeken en lange mouwen vormen de remedie tegen insecten en ander bijtend en stekend ongedierte.

Onderweg: behalve Kaokoland is het grootste deel van het land te bereizen met een gewone auto. Er ligt wel slechts 4000 km geasfalteerde weg. In Namibië rijdt men links. Namibiërs stoppen om te helpen als ze iemand met pech zien. Rijd zelf nooit iemand voorbij die hulp nodig heeft. Als u geen handige Harry in het gezelschap hebt, is een auto met chauffeur of een groepsreis toch meer aangewezen. De afstanden zijn lang en de bezinepompen schaars. Zorg ervoor dat u de benzinetank volgooit zo vaak u kan, want het kan gebeuren dat op een afgelegen plek het pompstation droogstaat. Neem ook steeds voldoende water en mondvoorraad mee. Ga nooit stappen zonder drinkwater.

Formaliteiten: een paspoort dat 6 maanden geldig is na terugkeer volstaat om het land binnen te komen. Inentingen tegen pokken, cholera en gele koorts zijn aangeraden. Malariapreventie is alleen nodig in het regenseizoen, behalve in de noordoostelijke streken van Namibië, waar het het hele jaar door aanbevolen is. Raadpleeg uw huisarts.

Geld: de Namibische dollar heeft dezelfde waarde als de Zuid-Afrikaanse rand. De rand wordt aanvaard als betaalmiddel.

Elektriciteit: uw eerste aanschaf ginder is een adaptor, te vinden in elke supermarkt. Geen enkele multifunctionele adaptor uit onze streken past in de Namibische stopcontacten.

Informatie: Ambassade van Namibië, Tervurenlaan 454, 1150 Brussel, Tel. 02-771 14 10, fax 02-771 96 89.

@ltijd onderweg

http://www.namibweb.com/

http://www.horizon.fr/namibia/frameset.html

http://www.iwwn.com.na/namtour/

http://www.pbs.org/edens/etosha/

http://www.geocities.com/kenghor/southern-africa/southern-africa. htm

http://www.members.tripod.com/namibia63/

Tekst en foto’s Tessa Vermeiren

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content