Er was eens een Ierse leraar die een boek schreef over hightechelfen met machinegeweren en een slecht humeur en hun strijd tegen Artemis Fowl, een crimineel meesterbrein van twee duimen hoog. Een boek dat hem, zoals dat hoort in Ierse sprookjes, de goudpot aan het eind van de regenboog opleverde.

E oin (spreek uit: Owen) Colfer is een compacte dertiger met intense donkerblauwe ogen en een rollende r die niet zou misstaan in de filmversie van Tolkiens In de ban van de ring. In de rol van een pientere en sympathieke gnoom, bijvoorbeeld. Wat hij niét is, is de nederige onbekende die de mediahype zo graag van hem gemaakt had: in zijn geboorteland waren de zes kinderboeken die de leraar uit het West-Ierse Wexford eerder bij elkaar schreef bijna stuk voor stuk bestsellers. Bovendien komt hij uit een artistiek milieu: zijn vader is historicus en schilder, zijn moeder schrijver en actrice, en alle vier zijn broers doen iets kunstzinnigs. Wereldvreemd is hij evenmin: voor de geboorte van hun zoon Finn woonden Colver en zijn vrouw Jackie achtereenvolgens in Saudi-Arabië, Italië en Tunesië, waar hij inspiratie opdeed voor zijn eerste boek Benny en Omar.

Wat niets afdoet aan de charme van zijn grote doorbraak. Op aandringen van zijn broers had Colfer voor Artemis Fowl namelijk een Engelse literair agent aangesproken, Sophie Hicks, die hij op goed geluk uit The writers’ & Artists’ Yearbook gekozen had. Nog voor het boek gepubliceerd was, kocht Miramax Films, gelieerd met Disney, de filmrechten. Colfer: “Ik had toezicht op de speelplaats van mijn school toen ik het nieuws kreeg. Op dat moment hadden de kinderen van het dak kunnen springen, ik zou het niet gemerkt hebben. Zo totaal van de kook was ik.” Hicks trok dus met een manuscript van vijftig bladzijden én een filmdeal onder de arm naar de Frankfurter Buchmesse, waar ze door internationale uitgeverijen bestormd werd. Al bij al zou de Ierse schoolmeester 1,5 miljoen dollar aan buitenlandse rechten binnenrijven voor een boek dat prompt en enigszins voorspelbaar de nieuwe Harry Potter genoemd werd.

Ook al vertoont Artemis Fowl, de twaalfjarige doortrapte antiheld van het gelijknamige boek, geen enkele gelijkenis met sympathieke Harry. Artemis, afstammeling van een lange lijn van criminelen en oplichters, heeft het namelijk op het goud van de elfen gemunt. Geen lieflijke wezentjes met gazen vleugels en toverstokjes, maar vertegenwoordigers van een hoogst geavanceerde ondergrondse beschaving met iriscamera’s, biobommen en een gamma state of the art hardware om James Bond groen van nijd te doen uitslaan. Bovendien maakt Artemis, briljant maar niet onfeilbaar, de vergissing om niet zomaar een elf te ontvoeren, maar kapitein Holly Short, de eerste vrouwelijke officier van het elfBI elitekorps. Wat volgt is een bikkelharde strijd tussen Artemis en zijn trouwe bodyguard Butler en Holly’s constant overkokende overste commandant Root, die er niet voor terugdeinst om een leger trollen, kobolden, flatulente dwergen en een paranoïde technowiz van een centaur in te zetten om zijn officier te bevrijden. Als Artemis Fowl iéts met de Potter-boeken gemeen heeft, dan is het dat Colfer met zijn bizarre mix van Ierse folklore en fantasy, cartoons en Amerikaanse politieseries à la Hill Street Blues een universum creëerde dat zowel snuggere tienjarigen als leergierige volwassenen aanspreekt. Wist u bijvoorbeeld dat elfen hun puntige oortjes dagelijks met vochtinbrengende crème moeten insmeren om uitdroging te voorkomen?

Had je een speciaal gevoel tijdens het schrijven van Artemis Fowl? Zo’n vermoeden van: hiermee zou ik de jackpot weleens kunnen winnen?

Eoin Colfer: Ik herinner me heel goed de avond dat ik de laatste hand aan het boek legde. Ik kwam naar beneden en zei tegen mijn vrouw: “Misschien raak ik hiermee wel over de grens.” Het was immers mijn ambitie om fulltimeschrijver te worden, en dat lukt alleen als je je boeken ook in heel Groot-Brittannië kunt slijten. De Ierse markt is veel te klein. Verder dacht ik niet. Ach, elke schrijver droomt er weleens van om over de hele wereld gepubliceerd te worden. Net zoals ieder mens weleens droomt dat hij de lotto wint. Je gelooft het niet écht, bedoel ik. Eigenlijk geloof ik het nog altijd niet echt. Tot ik in het buitenland op promotietour ga en het boek met eigen ogen in de etalages zie liggen. Stukje bij beetje begint het door te dringen.

Was je bewust op zoek naar een gat in de markt en creëerde je daarom een genre dat nog niet bestond?

Een gat in de markt zou ik het niet noemen. Ik ben namelijk een heel slechte zakenman, ik denk nooit: “Als ik dit soort boek schrijf, zal ik veel geld verdienen.” Daarom heb ik nu een agent die mijn zaken regelt. Zelf ben ik altijd geneigd het eerste het beste bod aan te nemen, uit angst dat een uitgever anders afhaakt. Nee, wat ik wilde, was iets doen met de Ierse folklore wat nog niemand anders gedaan had. En verder gewoon het beste en origineelste boek schrijven dat ik kon.

Waarom zijn Ieren zo Iers? Als Vlamingen zo Vlaams zijn, is er meestal een reukje aan.

Omdat we al zo lang op dat eiland zitten, zonder veel communicatie met de rest van de wereld. En omdat we heel lang heel arm waren. Buiten onze nationale identiteit hadden we niet veel om trots op te zijn. Folklore krijg je in Ierland met de paplepel ingegoten, op school maakt ze deel uit van het curriculum geschiedenis. En ook al weet iedereen dat die verhalen over trollen, kobolden en magie pure fantasie zijn, ze maken wezenlijk deel uit van wie wij zijn. Op dit ogenblik kent Ierland een bescheiden economische boom en in de States is alles wat Iers is – U2, Riverdance, de toneelschrijver Martin McDonah – enorm in. Goed, ik profiteer mee van die golf, maar het is niet zo dat ik nu denk: ik ben een Ier, vind mij nu maar geweldig.

Als je zo’n universum als de elfenwereld creëert, kun je je fantasie dan helemaal de vrije loop laten of voel je je toch enigszins gebonden door logica?

Goeie vraag. Natuurlijk weet elke lezer dat die hele elfenwereld flauwekul is, maar toch… Voor de zes uur die je nodig hebt om het verhaal te lezen wil ik je doen geloven dat het echt is. Vandaar al die technologische uitleg. Vroeger verslond ik de thrillers van Tom Clancy, die er bladzijden en bladzijden over deed om een raket of een onderdeel van een duikboot te beschrijven. Fascinerend vond ik dat, en het maakt het allemaal veel geloofwaardiger. Enfin, toch voor tien minuten. En verder had het natuurlijk geen zin om de elfen ongelimiteerde toverkracht te geven, want anders maakte Artemis geen enkel kans. Ze hebben dus drie, vier trucs en daar moeten ze het mee stellen. En hoe geavanceerd hun technologie ook is, af en toe laten de gadgets het afweten. Zoals Ridley Scott, een van mijn favoriete filmregisseurs zei: “Voor de personages in sciencefiction is de toekomst al oud.” En dus laat ik van alles kapotgaan in de elfenwereld en kunnen ze wegens besparingen niet het nieuwste materiaal hebben, net zoals in de mensenwereld. En waarom zouden elfen geen advocaten hebben, of talkshowhosts? Als je eenmaal begint met die parallellen, kun je er mee spelen, wat het schrijven heel leuk maakt.

Voor mij was Holly Short de echte held van het verhaal, maar misschien is dat een kwestie van vrouwelijke solidariteit.

Nee, Holly Short is wel degelijk de held, ze krijgt ook veel meer bladzijden toegemeten dan Artemis. Ik wilde een ongewoon hoofdpersonage, maar tegelijk realiseerde ik me dat een baddie als Artemis niet de held van het verhaal kon zijn. De lezers hebben nu eenmaal een figuur nodig waar ze achter kunnen staan en voor wie ze kunnen supporteren. Voor mij was de strijd tussen Artemis en Holly een leuke uitdaging bij het schrijven: nu eens wilde ik dat hij zou winnen, dan weer zij. Bij twaalfjarigen is de competitie tussen jongens en meisjes ook sterk aanwezig, daar heb ik bewust op ingespeeld.

Had je geen twijfels over de perfiditeit van Artemis? Hoever je daarin kon gaan, bedoel ik.

Absoluut. Ik heb altijd een zwak gehad voor slechteriken, van Injun Joe uit Tom Sawyer over Darth Vader tot Hannibal Lecter. Daar is niets mis mee; je bent niet noodzakelijk een pervert als je geïntrigeerd bent door crimineel gedrag. Ik kan me bijvoorbeeld niet voorstellen dat ook maar iemand na het zien van Silence of the Lambs tot de conclusie kwam: “Seriemoorden, dat lijkt me wel iets.” Volgens mij is er nog nooit iemand normaal een filmzaal binnengestapt en crimineel weer buitengekomen. Van Artemis heb ik een soort Moriarty in zakformaat willen maken. Jonathan Swift deed dat ook altijd: een personage zo zwart afschilderen dat de lezer onwillekeurig dacht: “Welnee, zo slecht is hij nu ook weer niet.” Artemis heeft ook wel aardige trekjes: zoals veel slechteriken is hij zeer gehecht aan zijn moeder. En soms voelt hij zich schuldig over wat hij gedaan heeft. In de twee volgende boeken zal hij ook voortdurend veranderen. Maar boven alles wil ik hem wat mysterieus houden en de strijd met Holly immer spannend en onbeslecht. Niet zoals in de James Bond-films, waar de superslechterik een heel imperium weet op te bouwen, maar op het einde van de film zo stom wordt dat één geheim agent hem met zijn hele santenkraam in de lucht kan doen vliegen. Teleurstellend vind ik dat altijd.

Moet een kinderboek ethisch verantwoord zijn?

Dat hangt ervan af. Een boek als Het dagboek van Anne Frank wel, omdat het duidelijk als een rolmodel fungeert. Maar geen enkel kind op deze planeet zal na het lezen van Artemis Fowl beslissen dat hij een elf wil kidnappen. Er zit nogal wat geweld in het boek, maar het is A-team-geweld: heel veel ontploffingen, maar achteraf komt iedereen weer overeind en klopt het stof van zijn kleren. Eigenlijk wou ik een soort Die Hard met elfen maken. Of nee, dat heb ik al te vaak gezegd. Maak er maar Pulp Fiction voor kinderen van. Een paar uur amusement en dan hop, over naar het volgende boek. Veel ouders onderschatten de intelligentie van hun kinderen. Laatst zat ik met mijn zoon van vier naar een Tom en Jerry te kijken waarin Tom een strijkplank tegen zijn kop krijgt. “Ouch!” deed ik automatisch, waarna Finn troostend mijn hand pakte: “Het is maar een tekenfilm, papa.”

Er komen steeds meer boeken op de markt die zowel kinderen als volwassenen aanspreken.

Dat soort boeken heeft altijd al bestaan: Tom Saywer van Mark Twain en The Lion, the Witch and the Wardrobe van C.S. Lewis en To Kill a Mockingbird van Harper Lee. En nu zijn er de Harry Potter-boeken. Kinderen lezen ze om het verhaal en volwassenen voor de humor en wat ze zelf tussen de lijnen zien staan. Toen ik in de States op promotietour was, kreeg ik veel vragen van volwassenen. Vragen waar ik vaak niet eens op kon antwoorden, omdat die lezers van alles in mijn boek vermoedden dat ik er niet bewust had ingestopt. Je mag zeker ook niet te veel naar de volwassenen toe schrijven, want dat vertraagt het verhaal en dan haken kinderen af. Terwijl ik juist de jongetjes probeer te bereiken die niet graag lezen. Meisjes lezen sowieso al gemakkelijker. Aan de andere kant… In de States kwam er ook een zevenjarige knul op mij toe die zei: “Ik denk niet dat Artemis die code met de processor van een Mac had kunnen ontcijferen, daarvoor had hij een Intel Pentium 3 nodig.” Aangezien dat joch over dertig jaar waarschijnlijk president van de Verenigde Staten is, heb ik hem niet tegengesproken.

Kinderboeken zijn nog nooit zo ernstig genomen als nu, ze worden zelfs voor de Pulitzer en de Whitbread genomineerd.

Puur een kwestie van ‘money talks’. Toen ik een kind was, kreeg ik net genoeg zakgeld om elke week een chocoladereep te kopen. Als ik een boek wilde lezen, ging ik naar de bibliotheek of moest ik ervoor sparen. Nu kunnen in grote delen van de wereld kinderen alles hebben wat ze maar willen: boeken, cd’s, dvd’s… De Beatles in hun glorietijd hebben nooit zoveel geld verdiend als The Spice Girls of The Backstreet Boys, en niemand boven de twintig vindt die muziek te pruimen. Toen ik hoorde dat mijn boek met een harde kaft zou verschijnen, maakte ik me daar zorgen om. Want dat is toch duur voor een kind. Maar dat schijnt dus geen enkel probleem te zijn. Nu ja, zo’n hardcover gaat gemakkelijk tien jaar mee, zo kunnen kinderen ‘m aan al hun vrienden doorgeven.

Als de marketingmachine op volle toeren draait, heb je dan nog wel het gevoel dat het jouw boek is?

Als ik het boek zelf lees wel. Maar als ik lees wat er in kranten en tijdschriften over verschijnt, heb ik soms het gevoel dat het me ontsnapt is. Zelf hou ik niet van hype. Als ik lees: “Deze schrijver is de nieuwe zus en zo”, dan zet ik me onwillekeurig schrap. Ik begin liever onbevooroordeeld aan een boek. Ik moet ook wel lachen om de manier waarop ze me voorstellen. Voor je het weet ben je een halfverlamde dakloze die met één vinger op een oude Remington zit te hameren. Al maar goed dat dit me op mijn 36ste overkomt en niet op mijn 21ste: ik ben getrouwd, ik heb een kind, ik woon al een poos in een leuk huis. Ik wás al gelukkig voor het boek uitkwam en ook als het geen succes geworden was, zou ik nog steeds gelukkig zijn. Al wat er nu gebeurt, heeft een beperkte impact op mij. En mocht ik ook maar aanstalten maken om een dikke nek te krijgen: ik heb vier broers die daar vlug korte metten mee zouden maken.

Wat niet wegneemt dat je leven totaal veranderd moet zijn.

De grootste verandering is dat ik nu fulltime kan schrijven. Vroeger deed ik dat vooral tussen acht en tien uur ’s avonds, als ik al moe was. Op die manier duurde een boek bij elkaar pennen een eeuwigheid. Nu zijn duizend woorden per dag mijn streefdoel. In het begin voelde ik me daar schuldig over: “Is dit nu mijn job? Zo gemakkelijk…” Maar nu begin ik er volop van te genieten. Ook van de promotietournees. Zoiets moet je leren: ik was een leraar, géén entertainer. Anderzijds sla ik veel uitnodigingen voor feestjes en overzeese reizen af. In Hollywood zijn we één keer in een limousine naar een filmpremière geweest. De enige die dat geweldig vond, was mijn zoon. Zoals elke vierjarige vond hij dat hij volkomen recht had op zo’n behandeling: “Ik ben de koning van Ierland, rij mij naar New York, chauffeur!” Maar mijn vrouw en ik zakten zo diep mogelijk in de kussens weg. Want iedereen denkt natuurlijk dat Tom Cruise of Madonna in die limousine zit. Wat een teleurstelling als Mr. en Mrs. Nobody uitstappen. Een van de publicisten had een geweldige inval om bij de omstaanders toch enige belangstelling voor mij te genereren: “In zijn boek komt een dwerg voor die winden laat…” Helaas was niemand echt onder de indruk.

Als ik de magazines mag geloven, ben je binnen voor de regen.

Vorige week nog las ik in een magazine dat mijn fortuin elke dag verdubbelt. Ik wou dat het waar was, verdorie. Zoals ik het nu zie, kan ik vijf jaar voort… Maar dan moet ik geen gekke dingen doen. De enige uitspatting die ik me tot nu toe gepermitteerd heb, is een oorbel. Mijn vrouw vond dat een beetje onnozel, maar als je al van je 21ste lesgeeft en een verantwoordelijk mens bent, mag je al eens iets frivools doen, vind ik. Maar mijn vrouw knipt nog altijd mijn haar.

Af en toe mis ik het lesgeven wel. Minstens één keer per maand loop ik aan in mijn oude school: ik heb er veel vrienden onder de collega’s en de kinderen zijn een constante bron van inspiratie. Ik ben hen ook wel wat verschuldigd: sommige uitspraken in mijn boek heb ik regelrecht uit hun mond opgetekend… Vijf jaar doen wat je het liefst doet: het is maar weinig mensen gegund. Daarom wil ik er ook zoveel mogelijk uithalen. Op dit ogenblik werk ik samen met een vriend aan een musical, in januari gaan we samen naar New York om met een paar producers te praten. En ik wil scenario’s schrijven en boeken voor volwassenen. Niet dat ik niet trots ben op Artemis Fowl, maar ik wil meer zijn dan alleen maar hem.

Eoin Colfer, Artemis Fowl, Van Halewyck, 261 blz., 598 fr., 14,82 euro.

Wie erin slaagt de geheime code in het boek te kraken en naar www.artemisfowl.nl surft, maakt kans op een prijs.

Linda Asselbergs / Foto Lieve Blancquaert

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content