Met 36 procent van de stemmen is Marleen Temmerman door Weekend Knack-lezers verkozen in de poll Mensen van het jaar 2004. De gynaecologe, docente en onderzoekster ijvert onvermoeibaar voor de verbetering van het lot van vrouwen, hier en in arme landen.

:: Onrust in de onderbuik,

Marleen Temmerman, Van Halewyck,

197 p., 14, 90 euro.

Hoe vergelijk je de verdienste van een arts, een modeontwerper, een meubeldesigner, een duo juwelenontwerpers en een expeditieleid-ster ?” Een terechte vraag van een immer nuchtere vrouw, maar uiteraard is Marleen Temmerman vooral opgetogen over haar onderscheiding. Haar palmares is indrukwekkend : hoogleraar in de verloskunde-gynaecologie aan de Universiteit van Gent en hoofd van de afdeling verloskunde aan het Gentse UZ. Daarnaast heeft ze de leiding over het International Centre for Reproductive Health, een onderzoekseenheid erkend door de Wereldgezondheidsorganisatie. Marleen Temmerman werkte ook veel in ontwikkelingslanden. Vijf jaar lang leidde ze een onderzoeksproject over aids aan de Universiteit van Nairobi in Kenia. Zelf blijft ze volhouden dat haar gezin en met name haar zoon Bram (16) haar belangrijkste project is. Door Marleen Temmerman te onderscheiden kozen de Weekend Knack-lezers voor gezond verstand, een no-nonsenseaanpak, een gedreven engagement en respect voor de medemens, ook in andere culturen. Dat bleek eveneens uit haar boek Onrust in de onderbuik, een verzameling pakkende verhalen uit haar praktijk, waaruit vooral mededogen spreekt voor de vrouwen die haar hulp inroepen.

Had u verwacht dat het boek zoveel mensen zou aanspreken ?

Marleen Temmerman : Onrust in de onderbuik is heel spontaan ontstaan. Toen ik begon te schrijven, had ik geen flauw benul van de impact van zo’n boek. Mijn doel was zeker niet : ik wil er zoveel of zoveel exemplaren van verkopen. Intussen weet ik dat je in het Nederlands taalgebied voor non-fictie vanaf 3000 exemplaren van een goed verkopend werk kunt spreken. Er zijn er nu meer dan 7000 van verkocht en het loopt nog altijd. Uiteraard ben ik daar blij mee, blijkbaar voldoet het aan een nood aan informatie. “Het heeft me doen huilen en lachen tegelijk”, is een opmerking die ik vaak te horen krijg. Wat mij ook treft, is dat het boek op scholen in de lessen moraal gebruikt wordt. Er staan inderdaad een aantal verhalen in die specifiek over jongeren gaan : een meisje van zestien dat buikpijn krijgt en niet eens weet dat ze op het punt staat te bevallen, een kind van twaalf dat door familieleden misbruikt werd, een meisje van wie de moeder denkt dat ze nog geen vriendje heeft, maar dat met chlamydia besmet blijkt. Ik vind het belangrijk dat die informatie de jongeren bereikt en dat daar in de klas over gepraat wordt.

Komt er een vervolg ?

In de schriftjes die ik al 25 jaar bijhoud, zit zeker nog stof voor een tweede boek. Mensen spreken mij er ook over aan : waarom staat er niets in over de onderwaterbevalling of over de epidurale verdoving ? Maar het was absoluut niet mijn bedoeling om een cursus gynaecologie te schrijven. Er staat ook niet veel in over de verschillende kankers. Mijn uitgangspunt was een aantal verhalen schrijven over echte vrouwen in verschillende stadia van hun leven. Zoals ik al zei, het is heel spontaan ontstaan. Bij een tweede boek zou ik moeten oppassen dat het niet te beredeneerd wordt op basis van de reacties van de lezers. Bovendien, ik ben nu eenmaal geen schrijfster, er zijn zoveel andere dingen waar ik mee bezig ben. Daarnaast hebben het afgelopen jaar vooral mijn uitspraken over de ingeleide bevalling het nieuws gehaald. Die zijn niet bij iedereen in goede aarde gevallen en daarom doet de onderscheiding die ik nu krijg extra deugd. Niet dat het ooit mijn bedoeling was een beschuldigende vinger naar collega’s uit te steken. Mijn boodschap was heel simpel : in Vlaanderen wordt bij één op de drie vrouwen de bevalling ingeleid, wat veel te veel is. De kans op complicaties is dan immers groter, met een stijging van het aantal keizersnedes als gevolg. En als een vrouw eenmaal een keizersnede gehad heeft, is de kans groot dat haar volgende bevalling er ook op één uitdraait.

Waarom worden er zoveel bevallingen ingeleid ?

Omdat het de vrouw goed uitkomt op een bepaalde dag te bevallen, of omdat het past in de agenda van de dokter of van de vader… Maar de gezondheid van de vrouw gaat boven het comfort. Wat wij hier in het UZG met een aantal gynaecologen gelanceerd hebben, is het informed consent : de zwangere vrouw ondertekent samen met haar arts een formulier waarin staat dat zij op de hoogte is van de politiek van het ziekenhuis inzake inducties. Tenzij er dringende medische redenen zijn, leiden wij een bevalling pas in als ze een week na de uitgerekende datum nog niet spontaan is begonnen. Niet dat ik een vrouw die op een bepaalde dag verkiest te bevallen per se wil tegenhouden, maar ze moet ten minste op de hoogte zijn van de nadelen die aan de ingreep verbonden zijn. Peilingen wijzen uit dat sommige gynaecologen vijf procent inducties doen, andere vijftig à zestig procent. Dat is toch een enorm verschil. Door het invoeren van dat formulier hebben wij het aantal ingeleide bevallingen in het UZG tot de helft gereduceerd. Toen die informatie op een wetenschappelijk congres gelanceerd werd en door de pers opgepikt, verweten sommige gynaecologen mij dat ik hen ervan beschuldigde slecht te werken. Een typisch geval van op de boodschapper schieten als de boodschap je niet aanstaat. Niet dat ik daarvan wakker lig : wie kritische standpunten inneemt, kan zich aan dat soort reacties verwachten, daar ben ik me goed van bewust.

Hoe meer technologische middelen men ter beschikking heeft, hoe kritischer men ermee moet omspringen. Is dat uw standpunt ?

Absoluut. Vergeleken met de situatie in andere Europese landen is onze gezondheidszorg zonder meer goed. Neem nu Nederland : de dokterskosten liggen er hoger, maar de zorgen zijn er niet noodzakelijk beter. Mij zul je niet horen klagen, maar het is een feit : in België werken de mensen in de gezondheidszorg zeer hard en op die van een aantal spe-cialisten na zijn de lonen zeker niet exuberant. Globaal genomen zijn de kosten en de baten van onze gezondheidszorg vrij goed. Maar dat is geen reden om gezapig achterover te leunen : de kwaliteit kan zeker nog verbeterd worden. Dan heb ik het over de prijs die we als maatschappij voor technologie willen betalen en over het totale onevenwicht tussen de preventieve en de curatieve geneeskunde. We geven enorm veel geld uit aan medicijnen die we niet nodig hebben. Als we de geneesmiddelen goedkoper maken, zullen de mensen nog meer pillen slikken, hoorde ik vanmorgen in een perscommentaar op de radio. Wat is dat nu voor flauwekul ? Ook als de medicijnen duur zijn, houdt dat niemand tegen ze te slikken. Denk maar aan al die voedingssupplementen, waarvan het medisch nut zeer betwistbaar is en waaraan de mensen veel geld uitgeven.

Bent u voor het Nieuw-Zeelandse ‘kiwi-model’ voor de terugbetaling van geneesmiddelen ?

Zeker. Neem nu de pil. Daarvan zijn er een aantal precies dezelfde op de markt die onder verschillende namen en tegen verschillende prijzen verkocht worden. Mocht ik Demotte zijn, dan zou ik laten onderzoeken welke pil in haar categorie de beste prijs-kwaliteitsverhouding heeft en die zou ik dan terugbetalen. Wil de patiënte om welke reden dan ook een andere nemen, dan betaalt ze die zelf, punt uit.

(Demotte heeft de maatregel inmiddels aangekondigd,nvdr.)

Hoe ziet u de preventieve taak van de gezondheidszorg ?

Ik ben voorstander van de verplichte registratie bij een huisarts. Niet volgens het poldermodel waarbij je voor elke verwijzing naar een specialist een briefje bij je dokter moet gaan halen, dat kost alleen tijd en geld. Maar ik zie de huisarts als een soort herder van zijn kudde, een groep patiënten voor wie hij verantwoordelijk is en per ingeschreven persoon een forfait krijgt. Maar daar staan natuurlijk plichten tegenover. Zo’n dokter zou wettelijk verplicht moeten zijn minstens één keer per jaar elk van zijn patiënten te zien en de tijd uit te trekken voor een onderzoek en een gesprek over hun gezondheidstoestand. Op die manier kan hij bijvoorbeeld vaststellen dat je al meer dan twee jaar geen mammografie meer hebt gehad, of een uitstrijkje, praat hij met je man over een prostaatonderzoek of over zijn rookgedrag en gaat hij na of jonge kinderen gevaccineerd zijn en tieners behoefte hebben aan informatie over voorbehoedsmiddelen. Zo krijgt hij een goed beeld van de gezondheidssituatie van zijn patiënten. Er zijn nog altijd vrouwen die sterven aan baarmoederkanker, dertig procent laat zich niet screenen. Terwijl andere vrouwen overscreened zijn en om de zes maanden een uitstrijkje laten nemen, wat voor niets nodig is. Volgens mij werkt opvolging door de huisarts beter dan een speciale infobus die eenmalig in je buurt komt. Ben je niet tevreden over je arts, dan moet je uiteraard de mogelijkheid hebben om te veranderen.

Bent u voorstander van een opsplitsing van de gezondheidszorg om de uitgavenverschillen tussen Vlaanderen en Wallonië weg te werken ?

Nee, ik zou het jammer vinden als het gebeurt. We spreken hier in België zo graag over solidariteit. We willen met iedereen solidair zijn, behalve met onze landgenoten over de taalgrens. Ik zal niet ontkennen dat er uitgavenverschillen zijn tussen Vlaanderen en Wallonië. Een aantal richtlijnen worden in Vlaanderen strikter toegepast dan in Wallonië. Maar in beide landsgedeelten heb je goedkope en dure ziekenhuizen en we moeten ervoor zorgen dat er een eind komt aan onverantwoord hoge uitgaven. Op vraag van het Federale Kenniscentrum aan een aantal gynaecologen zijn wij nu bijvoorbeeld bezig met een onderzoek naar de optimale opvolging van een normale zwangerschap. Welke onderzoeken zijn nuttig en nodig en op welke momenten kunnen ze het best gebeuren ? Het resultaat zou een boekje kunnen zijn met richtlijnen waaraan een arts zich hoort te houden, tenzij er zich natuurlijk verwikkelingen in de zwangerschap voordoen die extra onderzoeken noodzakelijk maken. Als men dat nu in beide landsgedeelten even goed opvolgt, dan zou ik tegen een splitsing zijn. Maar dan moeten er controlemechanismen komen, want raadgevingen zijn er al. Kijk, ik pleit niet voor dogma’s, maar voor gezond verstand. Het uitgangspunt moet zijn : een basisgezondheidszorg die voor iedereen toegankelijk is, van goede kwaliteit en prijsbewust. Luxeproducten moeten uit eigen zak betaald worden. Best mogelijk dat een vrouw zich geruster voelt als ze om de zes maanden een uitstrijkje laat maken, maar als zij niet tot een risicogroep behoort, hoeft de maatschappij daar niet voor te betalen. Er moeten ook afspraken komen tussen de universitaire ziekenhuizen, die meestal niet vanuit een nodenanalyse maar uit verzuiling ontstaan zijn. Het gaat niet op dat een weinig toegepaste specialisatie zoals foetale chirurgie, die een specifieke infrastructuur vereist, in verschillende ziekenhuizen uitgebouwd wordt. Als ik zo’n geval heb, stuur ik die patiënte door naar Leuven, waar ze daar het verst in staan.

Weegt u voor uzelf af hoe u het best rendeert, als gynaecoloog of als politicus die mee het beleid uitstippelt ?

Met een goed tijdsmanagement sluit het een het ander niet uit, denk ik. Toen ik kandidaat was voor het Vlaams Parlement, had ik een heel scenario uitgedokterd waarbij ik een aantal activiteiten zou laten vallen, maar mijn praktijk toch op een of andere manier kon voortzetten. Puur administratief werk, alleen maar denkoefeningen, dat zou mij niet liggen. Ik heb een grote praktijk, veel bevallingen, veel klinische activiteit. Daar maak ik voor een aantal vrouwen echt het verschil, en dat wil ik zeker niet verliezen. Ik vind veel dingen leuk : lesgeven, onderzoek doen voor het International Centre for Reproductive Health, waar we nagaan hoe we de kwaliteit van de gezondheidszorg in de derde en vierde wereld kunnen verbeteren. Het is een luxe te kunnen nadenken over wat je het liefst zou willen doen.

U hebt veel in Afrika gewerkt. Ergert u zich dan achteraf niet aan verwende Belgische patiënten ?

De mensen hier verwachten dat je meteen voor hen klaarstaat. En zij die in de wachtzaal het meest van hun oren maken als je voor een bevalling wordt weggeroepen, zijn uitgerekend degenen die eisen dat je er na een vingerknip staat als ze zelf moeten bevallen. Mensen zijn verwend, er wordt wat afgezeurd. Omdat de zon in hun ziekenkamer schijnt en het te heet is, of omdat ze bij het ontbijt wit brood krijgen in plaats van bruin. Als je dan denkt aan al die vrouwen die sterven doordat het hen aan de elementairste zorgen ontbreekt. Maar daar heeft een patiënte geen boodschap aan als haar horizon beperkt is door de vier muren van haar ziekenkamer. Maar om terug te komen op je vraag over rendement : qua vorming kan ik het meest betekenen in Afrika, waar generaties hoogopgeleide mensen sterven als vliegen aan aids. Als je twintig jaar geleden in Botswana geboren werd, had je een levensverwachting van 65 jaar. Nu is dat teruggevallen tot 40 jaar. De ramp is niet te overzien.

Waarom gebruiken die hoogopgeleide mensen in Afrika geen condooms ?

In Afrika is aids niet alleen een probleem van arme mannen en vrouwen, maar ook van welgestelde mannen. Hoe meer aanzien, hoe meer vriendinnen ze zich kunnen permitteren. Ach, eigenlijk is dat overal ter wereld zo. En condooms ? Daar bestaan in die cultuur zoveel vooroordelen tegen. Het probleem is dat de Afrikaanse vrouwen niet in de economische positie verkeren om ‘nee’ te zeggen tegen seks zonder condoom. Bij ons kunnen vrouwen die met een nieuwe partner het bed induiken dat wél, en hoeveel doen het ook echt ? Kennisoverdracht en een goede opleiding zijn dus niet voldoende, er moet ook een gedragsverandering mee gepaard gaan. Omdat vrouwen twee keer zoveel kans hebben om besmet te raken bij seksueel contact en zij de grootste slachtoffers van de aids-plaag zijn, zoeken wij bij het International Centre for Reproductive Health naar fondsen om onderzoek te doen naar zogenaamde female controlled methods, beschermende middelen die door de vrouw zelf gebruikt kunnen worden. Goed, het vrouwencondoom bestaat, maar het is duur, zeer zichtbaar en het maakt lawaai. Waar men nu veel onderzoek naar doet, is naar de zogenaamde microbiciden, spermadodende middelen die ook microben en het HIV-virus zouden tegenhouden. Tests met nonoxynol – 9 leken aanvankelijk hoopgevend tot bij een placebogecontroleerd onderzoek bleek dat het middel kleine kloofjes in het slijmvlies van de vagina veroorzaakt die de kans op HIV-besmetting verhogen. Intussen worden een aantal andere specifiek HIV-dodende middelen getest, maar het zal zeker nog vier, vijf jaar duren vooraleer zo’n middel op de markt komt. In afwachting gaat mijn interesse naar de renaissance van het diafragma of pessarium.

Carrie Bradshaw in Sex and the City gebruikt een pessarium. In Amerika is het blijkbaar een courant voorbehoedsmiddel.

Dat is niet eens zo’n slechte zaak, het houdt zo’n 85 à 90 procent van de zwangerschappen tegen. En alle studies wijzen uit dat het de kans vermindert op soa’s als gonorroe en papilloma. In de jaren tachtig werkte ik in Afrika met zwarte verpleegsters. Geïnformeerde, vrij goed opgeleide vrouwen, van wie de meesten getrouwd waren. Lage-risicovrouwen dus, althans in theorie, want : “My husband is moving around…” En als hij dan met een stuk in zijn kraag thuiskwam en seks eiste, riskeerden ze bij weigering een pak rammel of nog erger, dat hij ervandoor ging en hen met de kinderen liet zitten. Voor die vrouwen heb ik vanuit België diafragma’s meegebracht, vanuit de overweging : altijd beter dan niets. Wat mij tegenhoudt om nu keihard van de daken te gaan schreeuwen : meisjes, gebruik allemaal een pessarium ? Omdat het onvoldoende HIV-getest is om het sluitende bewijs te leveren dat het werkt. En ook al gaat het om een relatief goedkoop voorbehoedsmiddel, het aankopen, verspreiden en het leren gebruiken van het pessarium is voor een Afrikaans land hoe dan ook een investering. Maar er is gewoon geen tijd om de volledige onderzoeksresultaten af te wachten, een heel continent stevent op de ondergang af. Bij de Britse Wellcome Trust hebben we met het International Centre for Reproductive Health fondsen gekregen die ons in staat te stellen om een onderzoek te starten naar de aanvaardbaarheid van het pessarium in de Afrikaanse cultuur. Want je kunt wel testen of zo’n diafragma werkt, als vrouwen weigeren het in hun vagina te stoppen, schiet je nog niets op. De eerste resultaten zijn hoopgevend…

Uw man noemde u ooit ‘een Duracell-konijn’. Waar haalt u de energie en de strijdlust vandaan om altijd maar door te gaan ?

Ha, dat Duracell-konijn. Ik heb nooit deftig leren typen en als ik ’s nachts met twee vingers op mijn computer zit te trommelen, hou ik mijn man en mijn zoon wel eens uit hun slaap. Ja, waar haal ik de energie vandaan ? Het martelaarschap is mij in elk geval vreemd. Ik ben een levensgenieter : kopje koffie ’s morgens, glaasje wijn ’s avonds, daar kan ik echt van genieten. En ik moet het allemaal leuk blijven vinden. Gelukkig ben ik een goede slaper, problemen houden mij niet wakker. Ik heb ook weinig slaap nodig : als ik in het weekend een paar keer kan uitslapen, kan ik weer voort. Voor de rest… Misschien is het de verontwaardiging die mij drijft : ‘Hoe is het mogelijk dat zoiets gebeurt !’ Veel mensen blijven in dat stadium hangen, ze luchten hun verontwaardiging onder vrienden, drinken zich een stuk in de kraag en de volgende morgen is het allemaal vergeten. Ik zal veeleer denken : hoe kunnen we daar iets aan doen ? Vanuit de overtuiging dat ik op een aantal vlakken toch iets kan bijdragen tot een verbetering van de situatie.

Tekst Linda Asselbergs I Foto’s Charlie De Keersmaecker

Uit haar boek ‘Onrust in de onderbuik’, een verzameling pakkende verhalen uit haar praktijk, spreekt vooral mededogen voor de vrouwen die haar hulp inroepen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content