Het leven is geen rozentuin en het sloofde zich deze zomer weer uit om dat te bewijzen. Naast zorgwekkende hoeveelheden navels en zonnebrandolie, was er het verscheiden van de in de vergetelheid gesukkelde schrijver Eriek Verpale. Tien jaar geleden heeft Eriek kortstondig overwogen bij mij in te trekken, toen ik in een huis in Merelbeke woonde dat mij een maat of vijf te groot was. Er waren nog geen kinderen, er waren alleen vrouwen, en toen ik Verpale vroeg of er op dat vlak nog veel in zijn leven bougeerde, zei hij mistroostig : “Neen. Op schrijfvlak trouwens ook niet. Mijn winkelke draait niet meer, jong.” Dat vond ik droevig om te horen ; het is de manier waarop schrijvelaars hopen dat het niet met ze zal aflopen. Los van die malle spelling van zijn voornaam vond ik Eriek een fijne kerel, met wie ik enkele interesses deelde die niet voor de hand liggen voor schrijvers. Nu hij dood is, zal ik eindelijk De patatten zijn geschild lezen, dat hij mij toentertijd opgestuurd heeft. Ik geloof zelfs dat er een opdracht in staat waarnaar ik amper zal durven kijken, uit schrik geroerd te worden.

Eriek had beter verdiend, ik hoop dat hem nu maagden wachten die hem koelte toewuiven en hem voorlezen uit het werk van bijvoorbeeld Ernest Hemingway. Was het niet die laatste die schreef : “De wereld doodt de zeer goeden en de zeer vriendelijken en de zeer dapperen onbevooroordeeld. Als je tot geen van voornoemde categorieën behoort dan doodt het je ook, maar zonder dat er bijzondere haast bij is.” Zo gaat dat inderdaad en nogal wat van de door mij bewonderden stierven al voor de leeftijd die ik thans bereikt heb. Franz Kafka – 40. George Orwell – 46. E.A. Poe – 40. Gelukkig heb je ook Herman Brusselmans en Jeroen Brouwers, die al decennia klagen over falende gewrichten en organen maar hard op weg zijn sakkerende eeuwelingen te worden.

Ik probeerde mij door het verscheiden van Eriek Verpale niet te zeer terneder te laten drukken, deze zinderende zomer, maar ontstopte het toilet, bezocht rommelmarkten en sprak af met allerlei mensen die de toestand in de wereld met mij wensten te bespreken. Dat doe ik niet zo graag meer als vroeger ; je verzeilt al vlug in uitzichtloze discussies. Niettemin hadden we het over de aanslag die op een trein was verijdeld. We spraken over vluchtelingen, over vrienden met een burn-out en over zakrekenmachines van het merk Texas Instruments uit het jaar 1977.

Tijdens onze zwerftocht door de stad belandden wij in zo’n boetiek waar je veelkleurige koffiecapsules kunt kopen. Het meisje dat de machines bediende – een roodharig mokkel met een uitdagend wipneusje – onthulde ons daar een geheim : dat je geen lungo mag maken door een espressocapsule gewoon langer te laten doorlopen. Dan krijg je bitterheid en meer cafeïne. De juiste manier is de capsule bijtijds uit het toestel te wippen en dan heet water toe te voegen. Ach zo, dacht ik, toen bleek dat ik dat al zo’n jaar of tien verkeerd doe, zoals wellicht een kwart van de mensheid.

Toen het wipneusmeisje ons twee koffies liet proeven die op de onderscheidenlijke manieren bereid waren, bleek het smaakverschil inderdaad aanzienlijk. Zo aanzienlijk zelfs dat ik die informatie met de lezer wil delen, voor het geval u ook al jaren troost drinkt die deerlijk is mismeesterd. Ik heb altijd geweten dat ik de wereld iets te vertellen had, al wordt de zwaarwichtigheid van mijn boodschap gaandeweg geringer. Dacht ik in mijn jeugd al schrijvend de wereld te veranderen, dan ben ik nu al blij als ik hier en daar kan zorgen voor de verbetering van koffie.

jp.mulders@skynet.be

JEAN-PAUL MULDERS

Gelukkig heb je ook Herman Brusselmans en Jeroen Brouwers, die al decennia klagen over falende gewrichten en organen, maar hard op weg zijn sakkerende eeuwelingen te worden

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content