Thierry Rondenet en Hervé Yvrenogeau, de namen achter het Brusselse mannenmodemerk Own, doen hun eigen zin, wat een flauwe maar ware woordspeling is. Hun kleren noemen ze onspectaculair, ze voelen niets voor een eenzijdig imago en hun firmanaam lenen ze ook aan andere zaken dan aan mode.

O wn is een relatief jong label (het is sinds vier seizoenen operationeel), maar de oprichters ervan zijn geen beginnelingen. Voor ze startten met Own, maakten Thierry Rondenet (35) en Hervé Yvrenogeau (34) deel uit van L’Union pour le Vêtement, het enigmatische Belgische modelabel dat ze samen runden met Didier Vervaeren, nu de rechterhand van Xavier Delcour, en dat halverwege de nineties vooral in Japan een cultstatus bereikte. Maar dat is verleden tijd.

“Het was een mooie ervaring”, zegt Yvrenogeau nu. “Vooral omdat we indertijd al spelend met L’Union gestart zijn. Thierry en ik zaten op de grafische afdeling van La Cambre, en in het derde jaar hadden we een paar verplichte stages in ons lessenpakket. We wilden iets met kleren doen. Zo hebben we Didier ontmoet, die toen de modeopleiding volgde. Met ons drieën hebben we later ook iets ingezonden voor de modewedstrijd van Hyères, en tot onze verbazing wonnen we een paar prijzen. We kregen bijvoorbeeld een stand op een grote Parijse modebeurs. Daar zaten we dan op zo’n salon, zonder enige notie van fabrikanten of stoffenleveranciers, wat we niet eens erg vonden, want het ging ons puur om het amusement. En toch liepen de bestellingen binnen, vooral uit Japan. L’Union was onze introductie in de modewereld.”

Na het ontbinden van L’Union twijfelden Rondenet en Yvrenogeau (even) of ze verder wilden met kleren. In 1998 doopten ze zich Own; het eerste product dat ze ontwierpen, was de Plan Incliné, een lage, strakke tafel, gelanceerd door de Antwerpse galerie Appart. “Dat we naar buiten kwamen met een meubel was niet echt een strategische zet”, vertelt Rondenet. “Rond diezelfde tijd hadden we ook een T-shirtlijn getekend voor de Japanse markt, op aansporen van onze toenmalige agent. Daaruit is onze eerste collectie gegroeid.”

Own behield de collectiefstructuur van L’Union: elk seizoen, zo luidde de opzet, zouden ze telkens weer andere derden uitnodigen om het breedlopende Own-universum te vervolledigen. “We zien Own als een open structuur”, legt Yvrenogeau uit. “We willen kruisbestuivingen stimuleren en tegelijk onze eigen horizon verruimen. Vandaar het idee van de invités. Ze hoeven niet noodzakelijk iets met mode te maken hebben. Aan de eerste Own-collectie heeft Sandrine Rombaux meegewerkt, een breigoedspecialiste. Voor de tweede hebben we Pascal Gautrand mee aan boord genomen, een Parijse textielstudent die T-shirts ontwerpt. Voor de derde, de wintercollectie die nu in de winkels hangt, was Benoit Henken de gast. Hij maakt nu een conceptuele internetsite voor Own. En voor de volgende zomercollectie hebben we een Brusselse parfumier gevonden die zelf zijn lotions en geurwaters brouwt.”

De samenwerking duurt telkens zes maanden en de beide partijen moeten er beter van worden. Rondenet: “Wij houden ons bezig met de commercialisering en de productie van hun ideeën. Hun namen staan op de etiketten. Ze krijgen een royalty fee op de verkoop. Voor onszelf zijn het geen extra inkomsten. Maar op deze manier kunnen we wel aan de buitenwereld tonen waar we, naast onze eigen ontwerpen, voor staan. En dat Own meer kan zijn dan kleren. We proberen mensen te vinden wier werk min of meer aansluit bij het thema, als ik het al zo kan noemen, van het seizoen. De tweede Own-collectie bijvoorbeeld ging over la mémoire. Pascal Gautrand heeft dus T-shirts gemaakt uit recyclagemateriaal. Hij naaide oude zakdoeken in zijn T-shirts, als memento’s waaraan herinneringen kleven. De zomercollectie voor volgend jaar heeft als titel Grown, en daar passen de cosmeticaproducten dan weer perfect bij. Want de lotions zijn niet bedoeld om er eeuwig jong mee te blijven, maar om er mooi oud mee te worden. Iedereen krijgt carte blanche. In het begin van het seizoen gaan we samen rond de tafel zitten. We tonen de stoffen, de tekeningen en we bespreken de richting die we voor ogen hebben. Nadien hangen we niet elke week aan de telefoon om onze invité te controleren.”

Binnenkort, zo hopen ze toch, moeten er weer meubelen van Owns hand op de markt komen. Ze zeggen een lade vol afgewerkte schetsen te hebben. Vorig jaar bracht Modular Shining uit, een in verschillende formaten verkrijgbare kegelvormige Own-lamp. Op die weg willen ze verdergaan, want de lamp is een succes en Modular is enthousiast.

Own gelooft in collectieven. Daarom wilden ze ook een abstracte groepsnaam. “Ten eerste zijn onze familienamen niet bepaald gemakkelijk om te onthouden,” vindt Yvrenogeau, “en ten tweede wilden we eerder anoniem blijven. Ook ten opzichte van de algemene modewereld. Het woord Own is een paraplu waar van alles onder te brengen valt: meubels, kleren, grafisch ontwerp… “

“Het is een kort woord, maar er zit toch een gedachtengang achter”, merkt Rondenet op. “Als iemand een kledingstuk van Own koopt, wordt het letterlijk his own thing. Wij als ontwerpers staan het af, we geven het door, wat een goed gevoel geeft. In onze naam zit ook een knipoog naar het lexicon van modemagazines. In fotoreportages zie je vaak stylist’s own staan, wat betekent dat het model een item draagt dat uit de eigen kleerkast van de stylist komt. Iets wat stylist’s own is, krijgt geen merkvermelding. Analoog daarmee zien we onszelf ook een beetje als een kastenloos merk. Own is ook een anagram van het woord now. Enzovoort.”

“Maar Own is geen sekte”, vervolgt Yvrenogeau fijntjes. “Own staat een beetje voor een bepaalde stijl van leven, een manier van dingen te benaderen. We houden ons ver van slogans en statements, maar toch…”

Het duo concentreert zich alleen op mannenkleren, ook al omdat ze, zo geven ze zelf toe, vrouwenmode niet zo goed aanvoelen. “Er zijn al zoveel vrouwenlabels”, meent Rondenet. “Er is nauwelijks nog plaats voor nieuwkomers. In de mannenafdeling is dat anders.”

“Niet dat we een revolutie willen veroorzaken in de mannenmode”, zegt Yvrenogeau. “We beschouwen onze kleren niet als high fashion, eerder als (zoekt naar het juiste woord)… normaal. Kleren om elke dag te dragen en het designergehalte ervan het liefst meteen te vergeten. Het klinkt als een cliché, maar we proberen zaken te ontwerpen die het ritme van de seizoenen overstijgt. We brengen geen total looks of spectaculaire beelden. Het werkt misschien tegen ons, maar er is geen welomlijnd Own-imago. Dat willen we ook niet. We werken al bij al subtieler, abstracter. Alles begint bij de stoffenkeuze en het samenstellen van de kleuren. We denken niet in termen van: een typische Own-man heeft die leeftijd en oefent dat beroep uit.”

De eerste Own-collecties zaten voornamelijk in de utilitaire sfeer, maar tegenwoordig heeft het Own-duo een eigen stijl gevonden, hoewel die moeilijk te omschrijven valt. Aan de basis liggen steeds schetsmatige ideeën en geïsoleerde beelden, die dan omgezet worden tot gebruiksvriendelijke, droge items. Er zitten vernuftige details in verwerkt, maar de praktische kant blijft (gelukkig) primeren. Deze winter zijn er afgewassen kleuren of zijn de kleren na fabricatie in een ander verfbad gedoopt, zodat er schemerige non-tinten ontstaan. Er zijn V-truien die cardigans blijken, cardigans die omgevormd kunnen worden tot rolkraagtruien en sweaters die ook als sjaal dienst doen. In België hangt Own enkel bij het Brusselse Stijl Underwear, waar alleen hun T-shirts te vinden zijn. De volwaardige lijn doet het beter in het buitenland, in Londen, New York, Los Angeles, Amsterdam, Tokio en Hongkong. Rondenet: “We kunnen niet klagen. Elk seizoen verkopen we meer. Voorlopig doen we alles alleen, behalve de patronen. Daar hebben we iemand voor. Op stagiairs doen we liefst geen beroep. ( grappend) Ook al omdat er zich zo weinig aanbieden. Als we iemand aannemen, willen we die een fatsoenlijk loon kunnen betalen, en voorlopig lukt dat nog niet.”

Yvrenogeau: “Aan defilés denken we niet. Eigenlijk willen we liever niet in dat systeem terechtkomen. Een defilé heeft nut als er een uitgesproken imago is, anders niet. Defilés zijn een handig instrument voor de pers, maar ik vind dat het de laatste tijd uit de hand aan het lopen is. Le vêtement est devenu de l’image. We stoppen ons geld liever in een invité, of in zaken die minder efemeer zijn. Let op, het is niet dat ik niet van modeshows hou. Ik ga er zoveel bekijken als ik kan.”

Rondenet: “Soms kan een defilé ronduit indrukwekkend zijn. Maar zelf hebben we geen zin om locaties te zoeken, over een podiumstyling na te denken, mannequins te casten…”

Own voelt zich goed in Brussel. Het tweetal betrekt er een prachtig en ruim appartement annex atelier, drie hoog (maar de lift blijft soms haperen). Ze komen allebei uit Bretagne. Ze landden in Brussel op het einde van de jaren tachtig om er te studeren en, in het geval van Yvrenogeau, om er zijn idolen in levenden lijve te zien. “Voor die tijd had ik helemaal geen interesse in mode”, vertelt hij. “Het enige wat telde, was muziek. Ik was een fervente fan van allerlei ondergrondse groepen, van experimentele klanken. Alles wat ik verdiende, ging naar platen. Ik liet ze soms vanuit Amerika verschepen. Ik verzamelde alles van labels als Crammed Disc en Factory, maar vooral van het Brusselse Les Disques du Crépuscule, dat in Bretagne erg moeilijk te vinden was. Ik trok geregeld naar België om mijn collectie aan te vullen. Samen met Thierry heb ik me zelfs ooit eens binnengeloodst in het hoofdkantoor van Crépuscule. We zeiden dat we journalisten waren en een interview gingen afnemen. Zo fanatiek was ik. In het begin toen we hier woonden, kwamen we leden van Tuxedomoon tegen op straat, of Blaine L. Reiniger tussen het publiek tijdens concerten. Magisch!”

Own luisterde indertijd naar de echte jaren tachtig: Paul Haig, The Pale Fountains, Durutti Column, Cabaret Voltaire. Geen wonder dat ze de huidige eighties-revival maar dubieus vinden. “Het lijkt alsof men enkel Visage onthouden heeft”, zegt Yvrenogeau. “De folklore komt terug, maar niet de essentie. Ik vind het vermoeiend. De muziek uit die tijd ligt me nog steeds heel na aan het hart, maar die heeft absoluut geen invloed op onze ontwerpen.”

We willen weten van wat Own houdt en van wat niet. Dat laatste is makkelijk. Yvrenogeau: “Ik heb het moeilijk met de tirannie van de grote luxehuizen. Het gaat alleen om geld en marketing. Ze blokkeren alles. Tegenwoordig is het erg moeilijk voor net beginnende ontwerpers om daarmee te concurreren. Een paar jaar geleden, toen Own startte, was het al niet vanzelfsprekend, maar nu zou ik niet graag in de schoenen staan van een designer die zijn eerste passen zet.”

Rondenet: “Ik heb iets tegen die hang naar dure materialen en superdeluxeafwerkingen. Uiteindelijk is dat erg bourgeois en braaf. Het is mooi, ja, maar voor de rest volstrekt oninteressant.” Voor Hermès maken ze een uitzondering, omdat dat huis het lef had iemand als Margiela aan te nemen, en omdat men er de traditie van vakmanschap hoog houdt. Versace mag ook, omdat hun beeldtaal zo geperfectioneerd is dat toegeven de enige optie is. Verder houden ze van modenamen als Dirk Van Saene en Christophe Charon. Ze denken lang na over hun favorieten uit andere culturele disciplines.

Rondenet: “De meubels van Willy Van Der Meeren vind ik prachtig. Puur, simpel en democratisch. La Collectionneuse van Eric Rohmer, een filmode aan de luiheid. De platen van Vive La Fête. De zangeres zingt in het Frans maar met een duidelijk Vlaams accent, wat bijna exotisch overkomt.”

Yvrenogeau: “Elke noot van Nick Drake. De boeken van Pete Dexter, een Amerikaanse journalist/romancier, of die van Guillaume Le Touze, een jonge Franse schrijver. Zijn Comme tu as changé is een echte aanrader. De kunst van Barbara Kruger.”

Rondenet: ” Wim Delvoye. Michel François. Mike Kelley. Onlangs heb ik de schilderijen van Henri Darger leren kennen. Hij wordt ingedeeld bij de art brut, maar in mijn ogen overstijgt hij het etiket. Zijn universum is tegelijk banaal en bizar. Ergens tussen kinderboek en visioen in.”

Yvrenogeau: ” La Promesse van de broers Dardenne, maar ook de spektakelfilms van John Woo.” Rondenet: “Of die van de Canadees Tom Maddin. Zijn Careful was een openbaring. Die prent ziet eruit alsof ze in de tijd van de stomme film gedraaid is, maar de esthetiek is indrukwekkend. En de films die Clint Eastwood heeft geregisseerd vind ik ook erg goed.” Yvrenogeau: “De foto’s van Larry Clark. De soundtrack van Magnolia, gezongen door Aimée Mann. De extreme architecturale ideeën van Tadao Ando.”

Met Own is het heerlijk namen noemen. “Ik hou ook erg veel van katten,” geeft Yvrenogeau toe, “maar Thierry vindt dat die enkel in huizen met een grote tuin thuishoren. Dat dilemma moeten we dus nog aanpakken.”

Own-site: www.own.be – e-mail: contact@own.be

Peter De Potter / Portret Guy Kokken / Silhouetten Jerome Spriet

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content