Zijn moeder overleefde Auschwitz. “Voor haar is het Vlaams Blok een verschrikking”, zegt VRT-journalist Stefan Blommaert.

Die ene dag herinnert hij zich nog goed: “Ik was zes jaar oud. Mijn moeder had me meegenomen naar het park. Onderweg kwamen we een paar traditionele, orthodoxe joden tegen en ik zei zoiets als ‘vuile joden’ – als klein manneke hoorde ik constant dat soort opmerkingen op school. Toen heeft mijn moeder mij voor het eerst verteld dat wij zelf van joodse afkomst zijn. Later kwam ik dan te weten wat ze allemaal heeft meegemaakt. In het tweede middelbaar heb ik daar voor het eerst uitgebreid met haar over gepraat, omdat ik voor de les zedenleer een scriptie maakte over de concentratiekampen.”

Stefan Blommaert is de zoon van Regine Beer. Zij was 22 toen ze op 3 september 1943 in Antwerpen werd opgepakt en gedeporteerd naar het nazi-vernietigingskamp Auschwitz. In 1945 keerde ze als een van de weinige overlevenden terug. Jarenlang kon ze niet praten over de gruwel die ze had doorstaan. “Dat had de familie haar aangeraden”, zegt Blommaert. “Dat ze het beter kon vergeten en er niet over moest praten. Waanzinnig eigenlijk, vanuit psychisch oogpunt bekeken. Maar ze heeft dat advies lang gevolgd, meer dan twintig jaar heeft ze erover gezwegen. Tot ze in de jaren zeventig werd gevraagd om een rol te vertolken in het rechtbankdrama Beschuldigde, sta op. Ze speelde een vrouw die de vriend van haar dochter had proberen te vermoorden, omdat hij de zoon was van een Duitse kampdokter. Een groot deel van haar rol had ze zelf ingevuld, veel antwoorden op vragen van de rechter waren geïmproviseerd: bij vrouwen die ze in Auschwitz had gekend, waren ook medische experimenten uitgevoerd. Die opnamen grepen haar emotioneel enorm aan, ze heeft echt gehuild op de set.

Door die ervaring begon ze over haar verleden te praten. Dat leidde natuurlijk tot de nodige mediabelangstelling, en ze werd steeds vaker gevraagd om voordrachten te geven in scholen. Dat is ze altijd blijven doen, tot ze vijf jaar geleden om medische redenen moest stoppen. Meer dan duizend keer heeft ze haar verhaal verteld. En nog steeds is dat erg moeilijk voor haar. Nog bijna dagelijks heeft ze nachtmerries, vaak is ze depressief. Het concentratiekampsyndroom gaat nooit over.”

“Behalve mijn vrienden en collega’s weten weinig mensen dat Regine Beer mijn moeder is”, zegt Blommaert. “Het is ook de eerste keer dat ik daarover in een interview praat. Op zich vind ik dat niet belangrijk, we hebben elk ons eigen leven. Ik ben wel een historicus, maar van mijn eigen familiegeschiedenis weet ik niet zoveel. Ik heb ook niet het gevoel dat ik joods bloed heb. Met de joodse religie heb ik sowieso geen enkele band, ik ben vrijzinnig opgevoed. En de joodse cultuur bekijk ik met de ogen van een buitenstaander. Mijn moeder zelf was voor driekwart joods – haar grootmoeder langs moederskant was niet joods, dus zelfs volgens de officiële nazi-ideologie was zij niet joods. Ze droeg tijdens de oorlog dan ook geen jodenster, maar is zich op aanraden van haar schooldirectrice zelf gaan aangeven.

Mijn moeder heeft het nooit over ‘joden’, want dat is voor haar nog altijd een scheldwoord. Zij heeft het over ‘joodse mensen’. Ze voelt zich misschien wel joods door wat ze heeft meegemaakt, maar verder voelt ze zich vooral gewoon ‘mens’. Ook zij is trouwens niet religieus opgevoed. Of ik dus vreemde roots heb? Zo voel ik dat niet. Ik ben gewoon geboren en getogen in Antwerpen.”

De jonge Blommaert was al vroeg politiek actief. “Op mijn veertiende werd ik lid van de Socialistische Jonge Wacht, de trotskisten. Vandaag heb ik geen voeling meer met die beweging, maar ik heb er veel geleerd: een sterk gevoel voor rechtvaardigheid en gelijkheid, bijvoorbeeld. En politieke flexibiliteit, want je mocht stevig ingaan tegen de algemene lijn. Mijn moeder keurde dat lidmaatschap van de SJW niet goed: zij is altijd lid geweest van de SP. We hebben ook veel ruzie gemaakt over het Midden-Oosten, omdat wij als trotskisten betoogden voor de Palestijnse zaak. Al is haar visie zeker de afgelopen jaren gewijzigd, nu blijkt dat er toch iets schort aan de Israëlische politiek.

Uit die militante periode stamt mijn belangstelling voor Oost-Europa, omdat wij toen het ideaal van een maatschappij van gelijkheid koesterden en zagen dat het maatschappijmodel ginder alles was wat het niet moest zijn. Lang voor ik bij de VRT werkte, volgde ik Oost-Europa voor de Antwerpse Radio Centraal. De laatste zes jaar heb ik vooral de Balkan gevolgd. De haat die ik daar vaak heb gevoeld, daartegen kom ik altijd weer in opstand. Ik zal er op een honderd procent objectieve manier over berichten, maar die etnische zuiveringen raakten mij toch ook omdat ik weet wat mijn moeder heeft doorstaan. Als jongen was ik er trouwens rotsvast van overtuigd dat mijn generatie nooit zoiets zou doen. Voor mij was oorlog ofwel ver weg, ofwel erg lang geleden. Wat mijn moeder was overkomen, leek mij ongrijpbaar, onvatbaar. Mijn reactie grensde aan het ongeloof. Toen ik voor het eerst werd geconfronteerd met oorlog in Europa, was dat een grote schok.”

Eén keer is hij met haar meegegaan naar Auschwitz. Heeft hij de barak gezien waar zijn moeder sliep, het oord waar de gruwel plaatsgreep, het kamp dat zij als een van de weinigen heeft overleefd. “Onder meer omdat ze fysiek zo sterk was”, zegt Blommaert. “En ook, dat vertelt ze altijd, omdat ze wel móest overleven, want haar moeder wachtte op haar, thuis in Antwerpen.”

Antwerpen, ze woont er nog steeds. Als moeder (inmiddels 80) en zoon het over politiek hebben, gaat het dus algauw over het Vlaams Blok: “Die partij is voor haar de belichaming van wat ze tijdens de oorlog heeft meegemaakt. Het zijn ondertussen weliswaar chique heren in maatpak, maar politiek en ideologisch komen zij daar vandaan. De evolutie van de afgelopen tien jaar in Antwerpen is voor mijn moeder een verschrikking. Zij had trouwens allang in de gaten dat het de verkeerde kant opging, lang voor de politieke kaste en de journalisten zich zorgen begonnen te maken. In de jaren zeventig zei ze al over groepen als Were Di en VMO dat we daartegen moesten vechten. Voor haar was het klaar en duidelijk: dat waren de ideologische afstammelingen van de mensen die haar in het concentratiekamp hadden gestopt. Zelf ga ik niet beweren dat het Vlaams Blok meteen concentratiekampen bouwt als de partij aan de macht komt, maar met die mogelijkheid moet men rekening houden.”

Democratische politici houden – vooralsnog – vast aan het cordon sanitaire. De pers heeft dat cordon allang doorbroken. Is de aanvaarding van het Vlaams Blok in sommige media ondertussen niet véél te ver gevorderd? Blommaert: “Absoluut. Dat is op een dramatische wijze geëvolueerd. Als ik sommige journalisten hoor vertellen dat ze best wel sympathie hebben voor iemand als Gerolf Annemans, dan krijg ik het op mijn heupen, hoor. Zelf heb ik één keer een reportage gemaakt over een bijeenkomst van het Blok. Eind jaren tachtig, nog voor de grote doorbraak. Ik vond het vreselijk. Ik heb toen zelfs Karel Dillen nog geïnterviewd. Echt, dat greep mij naar de keel. En dat heeft ongetwijfeld te maken met de ervaringen van mijn moeder. Het is een van de redenen waarom ik blij ben dat ik geen binnenlandverslaggeving doe: dat ik daarmee tenminste nooit meer word geconfronteerd.”

Over haar oorlogsjaren schreef Regine Beer het aangrijpende boek “KZ A 5148” (in 1992 uitgegeven bij Epo in Antwerpen).

Joël De Ceulaer / Foto Thomas De Boever

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content