“Spaans bloed? Wat een cliché”, zegt Kelly (23). Ook al weet ze dat ze als Vlaming te vlug praat, te veel temperament heeft en te veel gebaren maakt.

Naar Spaanse gewoonte is mijn achternaam samengesteld uit de namen van grootvader en grootmoeder. Mijn tweede achternaam zou die van mijn moeder moeten zijn, maar het is dus Valencia y Ramos.

Mijn grootouders noemden we abuelo en abuela. Ze komen uit Puerto Lano, een boerendorp in de buurt van Madrid. In 1963 zijn ze met die golf van Italiaanse en Spaanse migranten naar België gekomen. Dat was toen het gouden land, Spanje had het niet breed. Maar het was ook het koude land, het land waar de vrouwen te korte rokjes droegen. Met vijf kinderen zijn ze in Bergen terechtgekomen. Grootvader heeft in de mijnen gewerkt, hij is aan longkanker gestorven. Mijn vader, Francisco, het op een na oudste kind, was twaalf toen ze immigreerden. Na tien jaar hard werken en sparen zijn m’n grootouders met hun jongste zoon naar Spanje teruggekeerd. Mijn vader is hier gebleven. Ik weet niet echt waarom. Met groepjes Italianen en Spanjaarden ging hij uit in Gent, zoals wij nu naar Brussel trekken. Toen al waren vreemdelingen niet welkom in discotheken, maar hij heeft er toch zijn Liliane leren kennen, mijn moeder. Zo zijn ze allemaal getrouwd: mijn vader en nonkel met een Gentse, een tante met een Italiaan, een andere oom met een Waalse vrouw.

In 1977 ben ik geboren. Drie jaar later kwam mijn zus Katy. Op mijn twaalfde zijn mijn ouders gescheiden. Mijn vader heb ik daarna niet vaak meer gezien. Ik woonde bij moeder en heb veel verdrongen. Voor de scheiding woonden we in Drongen, waar mijn vader zowat de enige vreemdeling was. Hij is installateur van centrale verwarming. Hij spreekt Nederlands, maar durft het niet. Hij voelt zich een étranger, wordt de cultuur niet gewoon, wil niet toegeven dat hij Belg is. Hij heeft geen Belgische identiteitskaart, maar is wel gaan stemmen. Mijn zus heeft de dubbele nationaliteit, ik alleen de Belgische.

We gingen destijds vaak naar Wallonië, naar zijn familie in Tertre bij Bergen. Die hechte gemeenschap was heel belangrijk. Multicultureel ook. Ik voelde me er thuis, al werd er alleen Frans en Spaans gesproken. Ze noemden ons les Flamands. Dan kreeg ik een mep op m’n billen of ze knepen me in de arm: dat was hun manier om te uiten dat ze je graag zien. Lichamelijk zoals de Turken. Er werd veel gegeten, gevierd, ze keken naar het voetbal of speelden kaart. De jongens leerden gitaar spelen, wij flamenco dansen, zoals we dat deden in de Hogar Español in Gent. Daar was alles streng: je haren moesten naar achteren getrokken worden, ik mocht niet op m’n nagels bijten omwille van de castagnetten. We traden op tijdens de kermis in Drongen. Ik kan nog een paar pasjes, maar de rest heb ik verleerd.

Ik herinner me nog dat ik mijn haren eens kort had laten knippen. Toen was mijn vader vreselijk boos. We moesten ons gedragen als de meisjes in Spanje: deftige schoentjes, klassiek gekleed, niets gewaagds. Ook de opvoeding was streng katholiek. Mijn moeder droeg een groot zilveren kruis, mijn vader ook, met daarnaast het embleem van zijn voetbalploeg. Toen grootvader stierf, en daarna nonkel José, is grootmoeder gestopt met het verven van haar haren. Ze draagt alleen nog zwart, al zes jaar lang.

Mijn vader kon goed koken. De keuken, dat was zowel friet als paella, soepen en visschotels, lamskoteletten op de rooster. Hij had donker haar, een koppig temperament, kon luid discussiëren. Moeder sprak hem nooit tegen. Emoties tonen, dat kon niet: wel in de boosheid, maar niet in de liefde. Ik heb die eigenschappen ook, heb nooit geleerd me te uiten. Een cliché, maar zo is het. ‘Dochter van een Turk’, zeggen de mensen soms nog. Voor Spanjaarden ben ik geen Spaanse, voor Belgen ben ik niet echt Belgisch, want ik praat te vlug, heb te veel temperament, maak te veel gebaren. Belgisch? Half Spaans? Zelf spreek ik nauwelijks Spaans. Jammer. Op school sprak ik Nederlands, thuis was het Frans én Nederlands. Ik sloeg alles door elkaar, voor Spaans was er geen plaats. Ooit ben ik aan avondlessen begonnen, dat heb ik niet volgehouden. Ik kom uit een arbeidersgezin en heb er weinig stimulansen gekregen, uiteindelijk heb ik toch hogeschool gedaan.

Nu woon ik in een beluikhuisje op de Visserij. Ik ben van Gent, houd ervan. Vier jaar heb ik fotografie gestudeerd en nu volg ik een lerarenopleiding. Beeldhouwen boeit me. Gentenaar, ja. Vlaming en Belg, ik weet het niet. Grenzen bestaan niet meer, er is internet, er zijn zoveel vreemde invloeden. Wat is nationaliteit dan nog? Ik wil me geen beperkingen opleggen. Multicultureel, dat ben ik zeker: een Spaanse vader en een Belgische moeder, een Italiaanse peter, mijn vriend heeft in Duitsland gewoond, ik heb vrienden in Frankrijk. Maar Belgisch of Spaans, ik weet niet, ik heb geen echt thuisgevoel.

Vóór m’n twaalfde gingen we elk jaar naar Spanje. Later ben ik nog één keer met mijn vader geweest. Ook met vrienden ben ik er geweest: Barcelona, Mallorca, het noorden. Nu wil ik naar Andalusië, want mijn grootmoeder woont in Sevilla. Ik zou daar graag een jaar wonen en studeren om de taal, cultuur en geschiedenis beter te leren kennen. Ik heb veel vragen.

Voor haar ben ik niet wat ze verwacht had, in haar ogen ben ik nog altijd een kind. Er zal zeker ruzie van komen, want ze zal willen dat ik in haar huis haar regels respecteer. Maar ik onderwerp me niet zomaar, ik kan geen gezag aanvaarden. Openstaan en babbelen, dat hoop ik. Dat is niet vanzelfsprekend, want in de familie werd veel gezwegen en weinig gepraat. Opvliegende ruzies, maar weinig gesprekken. Ik heb geleerd me in te tomen, emoties te controleren. Pas de laatste twee jaar vind ik een evenwicht. Dan voel je: dit is niet Belgisch. Maar dan zeg ik: dat is toch gewoon mijn karakter. Al die clichés over Spaans bloed en zo, dat is flauwekul. Ik wil niet veralgemenen, Vlamingen zus en Spanjaarden zo, ik haat dat. Misschien kom ik mezelf wel tegen. Ik wil daar beseffen wat ik hier heb en ben. Ik heb een stuk Spanje meegekregen en wil dat ontdekken. Niet als toerist, maar bij mijn grootmoeder. De zoektocht is niet afgelopen.

Maar denk niet dat ik er moeite mee heb, het maakt me iets anders dan de gemiddelde Gentenaar. Het is een verrijking. En als ik verliefd word op Spanje? Jammer voor Koen, haha. Nee, serieus: ik heb hier vrienden, familiebanden en mijn vriend, ik keer zeker terug. Als ik zelf ooit kinderen krijg, geef ik ze wel een Spaanse naam. Carmen of zo.”

tekst Mark Gielen / foto Koen Blanckaert

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content