Langs vaderskant Chinese roots en een Indonesisch familieverhaal. Langs moederskant Vlaamse roots en een flamingant familieverhaal. In haar voornaam klinkt het oud-Griekse woord voor “vreemdeling” na, maar in haar taal krijgt het Nederlands een Antwerps accent.

Je mooie meisje”, zei ik jarenlang tegen Joos over Barbara. Een moeder hoort dat liever dan dat ze het zelf zegt.

“Een pienter kind”, zei Joos wel zelf over Barbara. Ze wilde niet pronken, maar het evenwicht bewaren tussen de schoonheid en het verstand van haar dochter.

(Joos uit Mechelen en ik uit Aarschot kwamen elkaar lang geleden tegen op een kruispunt van onze wegen. We werden gezworen vriendinnen, twee vrouwen die elkaars wel en wee in evenwicht proberen te houden.)

Barbara Chun Lie Tan is intussen een mooie vrouw en academica. Ze vond haar man op de schoolbanken en zoekt nu haar eigen draai in het leven. Ze verhuisde van de Antwerpse universiteit naar het Vlaams Economisch Verbond en werkt liever dan dat ze het huishouden doet. Drukte staat haar beter dan rust.

“Kon ik maar nog duizend andere levens leiden”, zegt ze. Ze graait gretig in de rijkdom van haar naam – de bloesems van de Mooie Lente, alias Chun Lie, en de schatten van de clan Tan. “Vroeger vierden we Chinees nieuwjaar in Amsterdam,” vertelt ze, “met zijn allen rond de Hot Pot. De voordeur stond open en de achterdeur bleef dicht, om het geluk binnen te laten en het ongeluk buiten te houden.” Haar broer Pieter, de enige kleinzoon en kroonprins van de clan, kreeg het grootste geschenk. Dat onrecht bestreed Barbara met de steun van haar moeder en is ze nog lang niet vergeten.

Langs vaderskant Chinese roots en een Indonesisch familieverhaal. Haar voorouders emigreerden van China naar Nederlands-Indië, haar overgrootvader werkte zich hogerop op Java, haar opa werd de eerste gynaecoloog op Sumatra, in Medan. De vijf kinderen in het doktersgezin gingen naar de Europese school en leerden Nederlands.

Toen het rommelde in het nieuwe vaderland en al wat Nederlands was er werd geschrapt, werden de vijf kinderen veiligheidshalve naar Europa gestuurd. Ze kwamen om verder te studeren in België terecht, omdat de voormalige Belgische consul in Medan zich over de Indonesische Chineesjes had ontfermd. De oudste zoon Albert (naar Einstein en Schweitzer) werd op zijn beurt dokter.

“Un café s’il vous plaît”, vroeg Joos aan de vreemdeling die haar in het Leuvense studentenrestaurant bediende.

“Zegt u het maar in het Nederlands”, antwoordde Albert. Hij reikte de vrouw met de blonde haren, bleke ogen, slanke vingers en houding van een danseres de gevraagde koffie aan. En na nadere kennismaking trouwde hij haar.

Langs moederskant Vlaamse roots en een flamingant familieverhaal. Joos was een kleuter tijdens de Tweede Wereldoorlog. Ze probeert nu te begrijpen wat ze destijds onbegrijpend zag, hoorde, meemaakte. Van de leef- en denkwereld van je ouders naar die van jezelf verhuizen, is ook emigratie. Van Mechelen naar Leuven en dan naar Antwerpen: wat voor anderen een dagreis is, werd voor Joos haar levensverhaal, onvoltooid welteverstaan. Nu ik daarover nadenk, vind ik dat mijn Vlaamse vriendin van veel verder komt dan haar Chinees-Indonesisch-Belgische kinderen.

Dochter Barbara heeft Europees grote ogen die ze met een streepje verlengt en Aziatisch zwarte haren waarin ze een hennastreng mengt. In haar voornaam klinkt het oud-Griekse woord voor “vreemdeling” na, maar in haar taal krijgt het Nederlands een Antwerps accent.

“Pieter, ik, onze vrienden en vriendinnen zijn kinderen van het Kiel,” zegt Barbara, “Beerschot-fans.” Ze werd onder hen nooit als een vreemde gezien, laat staan dat ze werd buitengesloten. “Alleen één keer in Oostende, bij de paardenrennen,” herinnert ze zich, “wilden andere kinderen niet met ons spelen.”

Een paar jaar geleden reisde Barbara naar Indonesië. Ze voelde er zo sterk de tweedeling van de bevolking en de verschillen tussen Indonesiërs en ooit ingeweken Chinezen aan, dat ze zich niet thuis voelde in het land waar haar opa Tan naam had gemaakt en haar vader was geboren. “En dan te bedenken dat ik bij mijn geboorte de Indonesische nationaliteit kreeg en pas een jaar later tot Belgische werd genaturaliseerd.”

Hoe oosters de westerse tegenover mij is, weet ik niet. Of haar keuken soms nog naar Indonesië ruikt, weet ik evenmin. Voor de lekkerste Hot Pot kan ze trouwens om de hoek bij haar ouders terecht.

Joos serveert de beste nasi goreng die ik ken. Ook als ik precies dezelfde ingrediënten gebruik, lukt het mij niet, bij gebrek aan de oosterse finishing touch die zij en Albert aan hun gerechten kunnen geven. Eigenlijk is hun kookkunst die van oma Tan, het dametje van porselein dat sinds de dood van haar man het middelpunt is van de clan. Ze werd intussen lang geleden ook van Medan naar Brussel verplant – een exotische bloem die hier uitbloeit.

Oude emigranten laten ginder hun verleden achter, jonge hebben hier hun toekomst voor zich. Barbara van het Kiel heeft Antwerpen als thuishaven en de hele wereld in het verschiet.

Brigitte Raskin / Foto Freya Maes

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content