Wie een eetstoornis heeft doorgemaakt, weet hoe moeilijk het is om hulp in te roepen en je probleem aan te pakken. En dat is maar het begin van een hobbelig parcours, met veel ups, maar veel meer downs. Genees je ooit echt van anorexia of boulimie?

Een baan, een vriend, een huis en een kinderwens, Jolien (32) is een jonge vrouw die haar leven prima op de rails heeft. Ze heeft ook een stel vriendinnen met wie ze graag een stapje in de wereld zet. “Ik vind het fijn om uit te gaan, maar etentjes en verjaardagsfeestjes met veel taart en hapjes laat ik liefst aan me voorbijgaan. Nog altijd. Ik heb anorexia gehad en ook al is die periode afgesloten en zit ik op een gezond gewicht, ik heb nog steeds een moeizame relatie met eten en sta stil bij elke hap die ik in mijn mond stop. Zomaar een koekje eten? Moet kunnen, maar geen twee. Een ijsje, dat is voor mij één bolletje waar ik dan ook echt van geniet. Frietjes heb ik al jaren niet meer gegeten. En als ik bij mijn ouders of schoonouders op bezoek ben, ligt er op mijn bord steevast minder dan bij de rest.”

Jolien zat in haar eerste jaar op de hogeschool toen ze op dieet ging, nadat ze door het kotleven een paar kilo was aangekomen. Die moesten er weer af, besloot ze. Ze ging maaltijden overslaan en legde zichzelf allerlei eetregeltjes op. “Ik worstelde in die tijd enorm met mezelf”, blikt ze terug. “Ik vond het moeilijk om mijn draai te vinden op school en vrienden te maken. In mijn ogen waren alle andere meisjes populairder, mooier en slanker dan ik.” Het lukte. De kilo’s vlogen eraf, het regende complimentjes en Jolien besloot nog even door te zetten. Tot ze niet meer terug kon. Drie jaar later woog ze nog 41 kilo en was ze een schim van zichzelf. Toen ze op een dag flauwviel in de douche, trok haar moeder aan de alarmbel. “Ik had het geluk dat ik een therapeute vond met wie het goed klikte. Dankzij haar heb ik het tij kunnen keren. Met veel vallen en opstaan, want ik vond het vreselijk eng om de controle volledig los te laten. Gelukkig nam mijn gezond verstand het over en ging ik beseffen dat ik wilde leven, niet overleven. Maar dat laatste restje controle over mijn eetgedrag blijf ik blijkbaar nodig hebben tot op de dag van vandaag. Dan is het maar zo.”

Als een beenbreuk

Herstellen van een eetstoornis is doorgaans een werk van lange adem. “Gemiddeld zit er zeven jaar tussen de hulpvraag en de dag dat iemand kan zeggen: ik ben er vanaf”, aldus An Vandeputte, psychologe en coördinator van Eetexpert vzw. “En ook al is de behandeling niet bij iedereen even intensief of langdurig, vanzelf gaat het nooit. Een eetstoornis overwinnen vraagt veel doorzettingsvermogen. Waar wij als therapeuten vooral alert voor moeten zijn, is dat patiënten niet te perfectionistisch willen herstellen, in een opwaartse rechte lijn. Zo zit het leven nu eenmaal niet in elkaar. Je stoot altijd wel op hobbels, of op nieuwe situaties waartegen je niet gewapend bent. Vergelijk het met een beenbreuk: die kan perfect genezen, maar bij sommige bewegingen of weersomstandigheden kan die knobbel toch weer gaan opspelen. Het is goed om daarop voorbereid te zijn. Hervallen is erg, een terugval is dat niet. Bij een terugval besef je dat je goed bezig was, maar dat het nu even wat moeizamer gaat.”

Jolien heeft ze ook gehad, die terugvallen. En één herval. “Dat was toen ik pas werkte en alleen woonde; het was me ineens te veel. Ik meldde me ziek op het werk en wilde gedurende twee weken niemand zien. Ik nam zelfs mijn telefoon niet op. Omdat ik me schaamde, maar ook om ongestoord mijn gang te kunnen gaan. Na die twee weken heb ik zelf contact opgenomen met mijn therapeute, om me weer op het goede spoor te laten zetten. Gelukkig is het bij die ene keer gebleven. Terugvalmomenten waren er veel meer. En ze liggen nog altijd op de loer. Als de weegschaal boven de vijftig kilo aangeeft, heb ik de neiging om een dag niet te eten. En ik weet dat ik moet opletten als het druk is op het werk of als mijn relatie even in een dipje zit.”

Chocolade tegen stress

De tijd is voorbij dat behandelingen vooral waren toegespitst op eten en het bereiken van een ‘normaal’ gewicht. Het verbeteren van het eetgedrag blijft uiteraard een onderdeel van de therapie, maar het gaat verder dan dat. Een goede behandeling focust ook op een positievere lichaamsbeleving, een beter zelfbeeld en meer zelfvertrouwen. En vooral: op vaardigheden om anders te leren omgaan met emoties, tegenslagen en stress. “Na een drukke dag thuiskomen van het werk en uit pure frustratie naar een stuk chocolade of een pak koekjes grijpen, dat doen wel meer mensen”, legt An Vandeputte uit. “Anderen gaan misschien een kast opruimen of sporten om hun hoofd leeg te maken, maar voor een eetstoornispatiënt wordt een copingstrategie – eten als een manier om met sterke emoties om te gaan – een doel op zich. Je focust in de behandeling dus beter op andere en betere manieren om met spanningen en heftige emoties om te gaan. Ook belangrijk is het om te onderzoeken hoe de patiënt zijn leven droomde voor hij ziek werd en om samen een weg te zoeken om die droom te resetten. Om persoonlijke krachtbronnen en talenten aan te boren en te mobiliseren. Om een sociaal netwerk uit te bouwen en opnieuw verbinding te maken met mensen. En natuurlijk moet je ook samen zien te achterhalen wat er nodig is om die sterke en destructieve kramp rond eten wat los te laten.”

Uit onderzoek blijkt dat de meeste patiënten erin slagen om hun eetstoornis te overwinnen: twee op de drie herstellen, of toch zo goed als. Eén op de drie herstelt niet of slechts gedeeltelijk. “Die mensen zijn vaak niet meer ziek, maar eten blijft wel een grote rol spelen in hun leven”, aldus An Vandeputte. “Ze moeten steuntjes blijven invoegen: regelmatig afspreken met een therapeut, of zoveel mogelijk in gezelschap eten. Ik ken patiënten die zeggen dat ze na een eetstoornis van meer dan tien jaar al heel blij zijn met een gedeeltelijk herstel. Ze kunnen werken, ondernemen veel in hun vrije tijd, hebben een fijne vriendenkring… Ze hebben hun leven terug. Een BMI van 20 is voor hen geen optie, ze zijn al blij als ze 18 behouden.”

stem in je hoofd

Psychotherapeute Evi is (39) is ervaringsdeskundige: zelf heeft ze meer dan tien jaar geworsteld met boulimia. Vandaag helpt ze lotgenoten. Evi weet hoe het is als je alleen maar aan eten kunt denken, geen sociaal leven meer hebt, je geliefden op afstand houdt, nergens meer plezier in hebt en constant roofbouw pleegt op je lijf. Ze weet ook hoe lang en hobbelig het pad naar herstel is. Hoe je permanent strijd levert met je eigen gedachten en het tegenovergestelde moet doen van wat dat stemmetje in je hoofd je influistert. “Toen ik eenmaal genezen was, wilde ik die zwarte bladzijde uit mijn leven positief aanwenden en er zin en betekenis aan geven door anderen te helpen. Dus heb ik mijn baan opgezegd en ben ik een therapeutenopleiding gaan volgen. Daar heb ik geen seconde spijt van gehad; het geeft immens veel voldoening. Ik werk niet uitsluitend met eetstoornispatiënten, maar ze worden wel vaak naar me doorverwezen door artsen en andere hulpverleners. Ik vertel aan een nieuwe cliënt altijd meteen wat mijn eigen achtergrond is. Om te laten zien dat herstel effectief mogelijk is, maar ook om het taboe rond eetstoornissen te doorbreken, want dat is naar mijn gevoel nog altijd sterk aanwezig.” Evi betreurt het dat er niet meer ex-patiënten zijn die hun ervaringen willen delen. “Ze willen het graag achter zich laten en dat begrijp ik, maar voor mensen die er nu middenin zitten kan zo’n getuigenis het verschil maken. Het kan hen doen inzien dat een eetstoornis niet iets is waarvoor je je moet schamen. Het kan iedereen overkomen, niet alleen jonge meisjes, maar ook mannen en volwassen vrouwen. Daarom vind ik het zo goed dat er af en toe bekende mensen opstaan om hun verhaal te doen. Oprah Winfrey, Jessica Alba, Kelly Clarkson, Lady Gaga, Elton John, en dichter bij huis Kate Ryan en Reginald Moreels: allemaal getuigden ze dat ze ooit een eetstoornis hadden, maar dat ze erin geslaagd zijn om uit dat dal te klauteren. Chapeau.”

Sluimerend aanwezig

Hoe oud je ook bent en hoelang de eetstoornis je leven ook beheerst heeft, er is altijd hulp mogelijk. Al blijkt uit onderzoek dat het veel lastiger is om mensen met een langdurige eetstoornis te behandelen. Vaak gaat het om vrouwen van in de veertig of vijftig die al veel therapeuten en dokters gezien hebben, zonder dat de eetstoornis echt overwonnen raakte. Ze zien er het nut niet meer van in. Therapie voor deze patiënten spitst zich dan ook vooral toe op het verbeteren van de levenskwaliteit en op een stuk acceptatie, zoals bij andere chronische aandoeningen. En ook al is de kans op volledig herstel klein, elke minieme verandering om de eetstoornis binnen de perken te houden is meegenomen.

An Vandeputte legt uit dat alle transitiemomenten in het leven risicomomenten zijn voor het opduiken van een eetstoornis. “Om te beginnen de puberteit, maar ook de periode waarin je het ouderlijk huis verlaat en een eigen leven moet uitbouwen. Bij de start van een nieuwe relatie, waarbij je iemand heel dichtbij moet laten komen en dat misschien eng vindt. Na de geboorte van een kind. Na een echtscheiding of ontslag, of als je nest leegloopt. Vaak is het wel zo dat de eetstoornis al jaren sluimerend aanwezig was, om in alle hevigheid op te flakkeren als je zo’n kantelmoment doormaakt en houvast zoekt.”

Jolien herkent dat: “Het is niet toevallig dat mijn anorexia is begonnen in mijn eerste jaar aan de hogeschool en dat ik hervallen ben toen ik ging werken en alleen wonen. Nu ik zwanger wil worden, denk ik eraan om opnieuw in therapie te gaan. Ik ben toch nog altijd te verkrampt met eten bezig, besef ik, en dat lijkt me geen goed voorbeeld voor mijn kind. Ik wil een moeder zijn die op een gezondere manier met eten kan omgaan dan nu.”

fanatiek gezond eten

Het goede nieuws: het aantal niet-onderkende eetstoornissen is de laatste decennia fors gedaald. Steeds meer mensen vinden hulp. Maar lang niet iedereen, helaas. An Vandeputte: “Van alle eetstoornispatiënten komen er maar liefst twee op de drie nooit bij een hulpverlener terecht. Soms omdat ze hun eetstoornis niet zo benoemen, soms omdat ze de weg niet vinden, soms omdat ze geen hulp toelaten. Het gaat vaak om mensen die voortdurend balanceren en op het randje zitten. Ze zijn zo fanatiek in het gezond eten dat het een eetstoornis wordt. Ze sporten dagelijks om de calorieën weg te werken. Ze nemen hun toevlucht tot dieetpillen of laxeermiddelen.” Wat houdt hen dan tegen om het roer om te gooien? “Schrik, ” zegt An Vandeputte, “en dat is begrijpelijk: het is doodeng om het wapen dat zo belangrijk voor je is, de controle over je eetgedrag, uit handen te geven. In therapie zul je ook andere domeinen in je leven grondig tegen het licht moeten houden. Je wordt autonomer, gaat je misschien eindelijk losmaken van je ouders, komt anders in je relatie of in vriendschappen te staan. Dat kan confronterend zijn, maar je komt er sowieso uit als een vrijer en gelukkiger mens.”

Stefanie (44) vocht van haar zestiende tot haar vijfentwintigste tegen anorexia: “Het voelt intussen bijna als iets uit een vorig leven, maar het heeft me gemaakt tot wie ik nu ben”, vertelt ze. “Ik heb mezelf er beter door leren kennen en er enorm veel van geleerd. Ik ben er sterker en zelfbewuster door geworden. Tot op de dag van vandaag kan ik enorm genieten van alles wat ik met mijn gezonde lichaam kan doen. En met mijn gezonde geest, want toen hing mijn leven aan elkaar van leugens en smoesjes die ik niet alleen mezelf aanpraatte, maar ook anderen op de mouw speldde. Eten heeft ook geen negatieve bijklank meer, maar staat nu symbool voor gezelligheid, genieten en mezelf verwennen. Dat had ik twintig jaar geleden nooit kunnen denken.”

Met hulpvragen rond eetstoornissen kun je terecht bij Eetexpert, het Vlaamse kenniscentrum rond eet- en gewichtsproblemen. Meer info op eetexpert.be

Tekst Carine Stevens

“Een verandering vormt altijd een risico voor herval: de puberteit, een nieuwe relatie, een geboorte, een scheiding”

“Gemiddeld zit er zeven jaar tussen de hulpvraag en de dag dat iemand kan zeggen: ik ben er vanaf”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content