Bij het ’ter perse gaan’, zoals dat in de tijd van de tablet klinkt met een woord als een maliënkolder, was nog niet bekendgemaakt wat de Nasa op Mars heeft aangetroffen. Spectaculair moet de ontdekking zeker wel zijn, vermits hoofdonderzoeker John Grotzinger woorden in de mond nam als ‘historisch’ en ‘wereldschokkend’, wat niet tot het normale vocabulaire behoort van een wat autistisch ruimtevaartagentschap. Op Twitter, op naar wiet riekende hashtags als #watligteropmars, wemelde het al gauw van de suggesties en vermoedens. Flauwiteiten vochten er om de bovenhand met scherpzinnige vondsten, van maanzaad over venusheuvels, kilo’s marsepein, een Milky Way en het rendement op ons spaargeld tot de uurwerken van de nmbs en de lach van Liesbeth Homans.

Zo’n ontdekking als die van Curiosity doet mij niettemin de oren spitsen. Ik heb dat van mijn vader, die tegen het einde van zijn leven mateloos geboeid was door buitenaards leven, geesten en tijdmachines. Toen vond ik dat weird, maar nu begrijp ik het al beter : als een mens zijn liedje hier bijna is uitgezongen, begint hij te snakken naar aria’s en opera’s daarbuiten, of dat nu in Schotse spookkastelen is of in de Andromedanevel. Al bij al ben ik trots op mijn vader, die in de herfst van zijn leven door telescopen begon te loeren en alles las wat hij te pakken kon krijgen over klopgeesten en banshees. Je hebt ook mannen die, als ze hun dagen voelen korten, heil zoeken bij jonge negerinnen of producten van de Tak-23.

Ook alweer een hele poos geleden begon ik zelf de ogen ten hemel op te slaan, vooral op onbewolkte nachten, wanneer door een kleine telescoop de manen van Jupiter zichtbaar zijn en als je geluk hebt de lichtgevende strook van de melkweg. Adembenemend daar voor het eerst oog in oog mee te staan. Al snel kon ik met het blote oog Mars van Venus onderscheiden en de Grote Beer van het Sterrenbeeld Stier, waarin ik ben geboren.

Persoonlijk ben ik ervan overtuigd dat het daarboven wemelt van het leven, en wel in de meest diverse vormen, kleuren, geuren, intelligentiequotiënten en seksuele voorkeuren. Wie daaraan twijfelt, is naar mijn bescheiden mening even bekrompen als de kerkvorsten die onze Aarde de navelpiercing van het universum waanden. Waarom zijn die buitenaardsen dan nog niet op bezoek gekomen, hoor ik de twijfelaars al opperen vanuit hun sceptische putten. Omdat het iets verder rijden is dan Waregem Koerse, ongetwijfeld. Misschien ook omdat ze ons mijden als een achterlijke volksstam waarmee je je beter niet kunt encanailleren. Was ik buitenaards, ik gaf een dot gas met mijn ufo en vloog in een wijde baan om de frisblauwe haaienpoel die Aarde wordt genoemd. Wie landt nu uit vrije wil tussen de straatrace en het verkleedverbod, tussen de bonussen van Dehaene en de restbank van Dexia ?

Omgekeerd is het vreemd dat wij, terwijl wij nog de grootste moeite hebben met de diversiteit op onze eigen planeet, al reikhalzend op zoek gaan naar leven daarbuiten. Onze gretigheid grenst daarbij aan naïviteit. Waarom zou buitenaards leven goedaardiger of meer verheven blijken dan wijzelf ? ?Er is geen enkele reden om aan te nemen dat de universele wetten van zelfzucht en boosaardigheid op hen niet van toepassing zijn”, schrijft Michel Houellebecq in een essay over de wat lugubere fantasy-auteur H.P. Lovecraft. ?Het is belachelijk om te denken dat we aan het einde van het heelal worden opgewacht door wezens vol wijsheid en goedheid die ons naar een of andere harmonie zullen leiden. Om een idee te krijgen van de manier waarop zij ons zouden behandelen als we elkaar toevallig tegenkwamen, kunnen we beter kijken naar de manier waarop wij omgaan met de ‘lagere intelligenties’ die konijnen en kikkers voor ons zijn. Misschien hebben sommige fraaie menselijke specimina de eer te eindigen op een dissectietafel.”

Dat is waar, denk je dan. Misschien kan de ontdekking van Curiosity maar beter minder wereldschokkend uitvallen dan het geheimzinnige getoeter van Nasa laat vermoeden. Naar alle waarschijnlijkheid zou de ontdekking van buitenaards leven, al waren het slechts microben, meer kwaad dan goed doen. Te verwachten valt dat de wereldgodsdiensten zich daar met hun gebruikelijke halsstarrigheid tegen zouden verzetten, vermits het niet in het eeuwenoude draaiboek staat waaraan zij koppig vasthouden – en waarin een hoofdrol is weggelegd voor goden waarvan het bestaan even aantoonbaar is als dat van groene schaatsers op de ringen van Saturnus, met acht grijparmen, de grijns van Larry Hagman en een lekkere zuignap om zich voort te planten.

En toch, ik zou dat onwaarschijnlijk spannend vinden : mocht tijdens mijn leven nog blijken dat we niet alleen zijn in het universum. En dat de Brown Lady even tastbaar is als potpourri van de Aldi.

Jean-Paul Mulders, jp.mulders@skynet.be

Was ik buitenaards, ik gaf een dot gas met mijn ufo en vloog in een wijde baan om de blauwe haaienpoel die Aarde wordt genoemd

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content