Bloempatronen zijn niet zomaar een modegril. De tentoonstelling ‘Fashion and Gardens’ in het Londense Garden Museum traceert de wortels van een eeuwenoude alliantie.

Er gaat geen seizoen voorbij of op de catwalks van New York, Londen, Milaan en Parijs zijn looks te zien die thuishoren in de modecategorie florals. Steevast sluipen er wel ergens bloemen in de collecties : als digitale print bij Peter Pilotto, als traditioneel borduursel bij Dries Van Noten, als botanisch diagram op een sportief sweatshirt bij Christopher Kane. Voor veel ontwerpers zijn bloemen deel van hun signatuur : Coco Chanel gebruikte haar favoriete bloem, de camelia, als terugkerend motief ; Christian Diors voorliefde voor meiklokjes was de aanleiding voor het verfrissende parfum Diorissimo. Sinds de aanstelling van Raf Simons bij Dior in 2012, maken bloemen weer integraal deel uit van de beeldtaal van het modehuis. De Belgische bloemist Mark Colle tovert al een aantal seizoenen de sets van de shows om tot een dromerig tuinfeest met volumineuze bloempartijen, en ook in de reclamecampagnes van Dior figureren zijn bloemstukken.

De connotatie is duidelijk : bloemen symboliseren sensuele vrouwelijkheid, optimisme, de komst van de lente, het vieren van een nieuw begin. Want net als de seizoenen in de natuur is mode cyclisch. Zomer- en wintercollecties volgen elkaar op in een systeem van constante vernieuwing dat eind negentiende eeuw in gang werd gezet door de Britse couturier Charles Worth. Die kwam op het gewiekste idee om seizoengebonden collecties te ontwerpen, simpelweg om meer jurken te kunnen verkopen.

BRODERIE IN HET PARK

Er is geen gebrek aan voorbeelden waarin kleding wordt ‘opgefleurd’. Toch verliep het voorbereidende onderzoek voor de tentoonstelling Fashion & Gardens aanvankelijk stroef, zegt curator Nicola Shulman. In het begeleidende boek schrijft ze dat het tweeledige onderwerp niet eerder op grote schaal aan bod kwam, noch bij geschiedkundigen van mode, noch bij die van tuinen. Referenties vond ze gelukkig in overvloed in de enorme bibliotheek van het Victoria and Albert Museum en in leenstukken van privépersonen. Daaruit bleek al snel dat de relatie tussen wat we dragen en wat we in onze tuinen cultiveren symbiotisch is en een interessant geschiedkundig patroon volgt.

Shulman spitste haar onderzoek toe op de evolutie van botanische stijlen in Engeland, van de zestiende eeuw tot vandaag. Daarin manifesteert zich duidelijk een dynamiek van wederzijdse beïnvloeding en wisselende modetrends. De eerste stap was het overnemen van patronen, zoals dat van de Franse tuincultuur met haar parterres de broderie. Deze stijl, mooi geïllustreerd in de tuinen van Versailles, bestond uit netjes gesnoeide, formele hagen die, zoals de naam zegt, geïnspireerd waren op het elegante borduurwerk dat aan koninklijke hoven werd gedragen. Dat Engelse aristocratische kringen dweepten met deze stijl, illustreert het eerste portret dat in de tentoonstelling te zien is. Het paneel uit 1606 toont het tweejarige meisje Lettice Newdigate, gekleed in een jurkje waarvan het korset hetzelfde patroon vertoont als de tuin op de achtergrond. Ook al weten we niet zeker of de tuin symbolisch is of niet, het is duidelijk dat de verwijzing de gegoede afkomst van het meisje en haar status als erfgename aangeeft.

In dezelfde lijn liggen de staatsportretten van Elizabeth I van Engeland, waarin ze bijna zonder uitzondering gewaden draagt met luxueus uitgevoerde bloempatronen. Het was tijdens haar bewind dat de Engelse obsessie met botanisch nauwkeurige motieven haar oorsprong vond. De pure vorm van de Franse parterres de broderie bevatten immers geen bloemen, maar alleen geometrische hagen, terwijl de Engelsen net houden van kleurrijke variatie, zoals die te vinden is in lente- en zomerbloeiers. De mode reflecteert deze voorkeur.

In de naturalistische en realistische stijl van de Engelsen werden gewone bloemen gebruikt naast symbolische. In tegenstelling tot Frans textiel, waarop bloemen een decoratief patroon vormden, beeldden ze op de jurk van een Engelse jonkvrouw eerder een levendige tuin uit, waarin elke soort goed te onderscheiden viel. Het cultiveren van kennis over planten was een belangrijk onderdeel van de praktische leefwereld van de Engelse vrouw, die zelf medicijnen en zalfjes hoorde te kunnen bereiden. Maar het was ook een teken dat de status van de bloemist gestaag verbeterde.

GARDEN MANIA

Bij het aanbreken van de achttiende eeuw was het al helemaal in de mode om je elk seizoen in een ander bloemmotiefje te hullen. Garden mania, zoals de toenmalige trend nu genoemd wordt, was volop aan de gang. De hogere klassen plantten weelderige tuinen aan om hun rijkdom tentoon te spreiden ; parallel met die trend droegen welgestelde vrouwen almaar uitvoeriger gedecoreerde jurken die de kennis van de draagster weerspiegelden maar ook haar positie als mecenas. De ontdekking van Amerika was een extra impuls tot het afbeelden van onbekende bloemsoorten, terwijl de romantische stroming die in de schilderkunst en literatuur zijn intrede deed, aanzette tot avontuurlijker vrijetijdsgedrag. Schilderijen waarin gezelschappen een wild landschap verkennen, zoals op The Milbanke and Melbourne Families van George Stubbs, worden in die laatste decennia van de achttiende eeuw populair. De veranderende trends in kleding zijn er duidelijk in weergegeven : in plaats van zijde zien we wol en katoen, fragiele damesschoenen wijken voor laarsjes. De elite, de modieuze klasse, trekt eropuit en schikt zich naar de natuurelementen. Een ontspannen en tegelijk praktische ‘Engelse’ stijl doet hiermee zijn intrede, en is tot op vandaag onmiskenbaar aanwezig in de hedendaagse mode. Gabardine, het legermateriaal dat in 1879 door Thomas Burberry ontwikkeld werd, is nog steeds een indicator van kwaliteit voor de klassieke trenchcoat. De fijne bloemmotiefjes die eind negentiende eeuw voor het warenhuis Liberty werden geproduceerd, blijven tijdloos modieus dankzij capsulecollecties van onder meer Nike en Acne Studios. En de trend waarbij het honderdtwintig jaar oude merk Barbour – bekend van de gewatteerde en met was behandelde vrijetijdsjassen – plots overal te zien is in de straten van Oost-Londen, past in die Britse neiging om het hele jaar door countryside-kleding te dragen. Maar de invloed van deze stijl strekt ook tot buiten de landsgrenzen, denk maar aan het gebruik van oer-Brits tweed in collecties van Ralph Lauren en de stoffige-maar-toch-hippe ensembles van J. Crew.

Daartegenover plaatst Fashion & Gardens enkele hedendaagse modesilhouetten die de beknopte maar leerrijke tentoonstelling afsluiten. De stukken zijn prachtig om naar te kijken, maar niet echt praktisch. Alexander McQueens fantasierijke jurk, die op een organische, gelaagde bloemenexplosie lijkt en Philip Treacy’s ultrarealistische Orchid Hat, drukken hetzelfde verlangen uit als het perfect aangelegde domein van een volleerde tuinier. Het doel is te imponeren met kennis, de natuur te temmen met techniek en te tonen op welk niveau de kunst van het cultiveren hen in de groene vingers zit.

Fashion & Gardens, tot 27 april in het Garden Museum in Londen, www.gardenmuseum.org.uk

DOOR SISKA LYSSENS

Welgestelde vrouwen droegen almaar uitvoeriger gedecoreerde jurken die de kennis van de draagster weerspiegelden

Er blijkt een symbiotische relatie te bestaan tussen wat we dragen en wat we in onze tuin cultiveren

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content