Terwijl het Museum aan de Stroom stilaan uit de grond rijst, spreken we met architect Willem Jan Neutelings over bouwen in Nederland en Vlaanderen. “Alleen bij ons is het minimalisme blijven hangen. Overal in de wereld zie je bloemen verschijnen en pluchen comfort.”

De toren van het Mas (Museum aan de Stroom) groeit snel. Moet ook wel, want over goed twee jaar – in 2009 is het gebouw af en het wordt tegen de zomer van 2010 ingericht voor de opening – gaat de nieuwe muzentempel in Antwerpen open. Het ontwerp van architectenbureau Neutelings-Riedijk zal niet alleen de skyline van de stad verrijken met een zestig meter hoge toren, maar ook de buurt van het Eilandje nieuw leven inblazen. Deze energiestoot is nu al merkbaar. Van de museumtoren wordt het silhouet stilaan zichtbaar. De werken zijn inmiddels halfweg. Het uitgelezen moment om met architect Willem Jan Neutelings te praten over bouwen in Vlaanderen en Nederland, waar hij samen met zijn vennoot Michiel Riedijk tal van grote bouwprojecten tot stand heeft gebracht.

Rond Amsterdam en Rotterdam merk je een immense bouwwoede op. Er worden monumentale kantoren en volledig nieuwe woonwijken opgetrokken. Daarmee vergeleken is het Mas klein bier. Is Nederland dan een zoveel ambitieuzere bouwer ?

Willem Jan Neutelings : Het Mas is inderdaad een klein project. Het verbaast me ook altijd dat de skyline van Antwerpen de laatste twintig jaar amper is veranderd. Terwijl die van alle Europese steden wel is gewijzigd. Er komen overal veel torens bij. Vreemd genoeg worden ze in een stad als Brussel op hetzelfde ogenblik afgetopt. Vanwaar komt dat verschil ? Nederland heeft een preoccupatie met ‘maakbaarheid’, dat zit heel diep in de genen.

Wat bedoelt u daarmee ?

Een Amerikaans spreekwoord zegt: “God created the world, but the Dutch created Holland.” Nederland is een verzonnen ding, gewonnen op de zee. Daarvoor bestond het niet. Het idee dat je een land maakt, dat er geen geschiedenis of traditie voor bestaat, dat je dus steeds kan vernieuwen : daarover gaat dit. Er heerst een soort ‘makersmentaliteit’. Bovendien is er in Nederland niet zoiets als een bestaande ‘vorm’. Als je in een land bouwt met een sterke geografie, zoals Zwitserland, moet je daarmee rekening houden.

Ten noordoosten van Amsterdam worden nieuwe eilanden volgebouwd met woningen. Dit is bij ons quasi ondenkbaar.

Je hebt bijvoorbeeld Almere ten noordoosten van Amsterdam, een stad die 25 jaar bestaat en aardig op weg is de derde stad van Nederland te worden. Nu wonen daar 200.000 mensen, straks wellicht 400.000. Het idee een stad te kunnen ‘maken’ is heel Nederlands. Maar er is meer. Nederland heeft een soort koopmansgeest. Dit maakt dat de gehechtheid aan de grond niet zo groot is als in Vlaanderen, waar er een diepere agrarische traditie bestaat. In Nederland zien ze vastgoed als iets dat je verhandelt, in België is het een vermogen. In België koop je grond of een eigen huis om dat later door te geven aan je familie.

Wij hebben meer privébezit en onze eigendommen zijn versnipperd. Maakt dit het moeilijker om grootschalige projecten te rea- liseren ?

In Almere is alle grond eigendom van de stad. Die kan dus geheel zelfstandig beslissen om een bepaalde wijk volledig te vernieuwen. Die eigendomsstructuur speelt zeker een grote rol en zorgt er mee voor dat Belgische projecten kleinschaliger zijn. Maar als ik stout ben, denk ik dat er nog een reden is, namelijk het communautaire probleem. Dat blijft in Vlaanderen niet zonder gevolgen. Het is niet altijd duidelijk welke richting men uit wil. Zo wordt Brussel bijvoorbeeld niet als een echte hoofdstad beschouwd. Je hebt dus geen focus, terwijl heel Nederland wel focust op Amsterdam. Daar gaat de aandacht naartoe van zestien miljoen mensen. In België wordt die aandacht versnipperd over Antwerpen, Brussel, Gent, Namen…

Jullie hebben toch ook steden die aan elkaar gewaagd zijn ?

Inderdaad, maar er kan op een open manier gediscussieerd worden over de plek waar een museum moet komen. Het was logisch dat het Nederlands Architectuur Instituut in Rotterdam kwam, ook al is het afkomstig uit Amsterdam.

Ze vliegen elkaar niet in de haren ?

Absoluut niet. Er wordt een nationaal beleid gevoerd. Komt er een nationaal geschiedenismuseum, dan volgt er een wedstrijd tussen de steden. Vervolgens wordt er een beslissing genomen waar iedereen gaat achter staan. In België werkt dat anders. Hier wil elke stad zijn museum voor geschiedenis of hedendaagse kunst, of zijn eigen concertgebouw. Door aan één zeel te trekken versterk je de slagkracht. Dat doen ze in Londen en Parijs ook. Het is voor Vlaanderen belangrijk om wat meer te specialiseren. De ene stad specialiseert zich meer in oude kunst, de andere in moderne. Antwerpen doet Rubens, Brugge de Primitieven.

Als we de krachten bundelen, zijn ambitieuzere projecten dan wel denkbaar ?

Dat denk ik zeker, hoewel je er altijd rekening mee moet houden dat Vlaanderen kleiner is dan Nederland. Het heeft minder inwoners en dus een beperkter budget. Bovendien is Nederland een ‘Arabisch’ land, zeg maar een oliestaat, met een van de grootste gasreserves van Europa. Er bestaat een gasfonds dat wordt ingezet voor bijzondere infrastructuur- en cultuurwerken, zoals de hst-lijn. Dat is een essentieel verschil. Ook beleggen de pen- sioenfondsen voor een groot deel in vastgoed, ze zijn een motor van de bouwproductie. En dan is er nog een bijkomende factor : de Nederlanders hebben een hele ingenieurscultuur opgebouwd. De belangrijkste architectuurscholen zijn polytechnische universiteiten, de academies zijn niet belangrijk. Terwijl de Belgische opleiding van architecten meer uit de traditie van de beaux arts komt, zoals de Sint-Lucasscholen en de academies. Pas sinds een jaar of twintig komt daar verandering in. Je merkt dus dat Nederlandse architecten veel meer vanuit ingenieurskunst denken dan vanuit artistieke visie.

Dit verklaart de expressieve en gedurfde ingenieursarchitectuur van een Rem Koolhaas, die misschien wel voor de doorbraak van dit soort bouwkunst heeft gezorgd.

Die doorbraak is veel ouder en dateert in Nederland uit de jaren twintig. De functionalisten zijn daar altijd al mee bezig geweest. Ik denk dat Koolhaas juist met die traditie gebroken heeft. Tot in de jaren zeventig leefde het idee van het oud-Hollandse functionalisme. Je toonde hoe een gebouw in elkaar stak, je liet het betonskelet zien. Koolhaas heeft het expressionisme teruggebracht met een spektakelarchitectuur. De vorm wordt een expressie op zich, niet de expressie van de constructie.

Bij een grootschalig project is de stedenbouwkundige impact erg belangrijk. Geldt dat ook voor het Mas ?

Het Mas is een heel belangrijk stedenbouwkundig project, zowel voor de musea, het culturele leven van de stad als voor de leefbaarheid van het Eilandje. Midden de jaren 1990 ging men denken aan de reorganisatie van de kleinere musea die geen internationale uitstraling hadden. De eisen die men had, konden moeilijk worden ingevuld in een oud gebouw. Tegelijk zat het Eilandje in de jaren tachtig in een dieptepunt en zou een groot cultureel project als motor kunnen dienen voor de heropleving. Dit Bilbao-effect werkt wel in meer steden. Het werkt nu ook, want rond het Mas zijn er veel privé-initiatieven. Er wordt gebouwd en er komt nog meer, zeker vijfhonderd woningen. Alleen gaat het iets trager dan in Amsterdam, omdat er meer individuele projecten zijn. Die worden niet centraal geleid. Je mag ook niet vergeten dat de bevolking van Nederland nog altijd groeit, die van België niet.

Bovendien hebben onze steden ruime gordels uit de negentiende eeuw, vol fabrieken, stapelloodsen en woningen die vrij gemakkelijk te renoveren zijn.

Dat klopt. De negentiende eeuw is aan Nederland voorbijgegaan. In Amsterdam heb je bijvoorbeeld de zeventiende-eeuwse binnenstad en daarbuiten de uitbreiding uit de twintigste eeuw. Doordat er in België een grotere voorraad panden is aan de rand, worden grote initiatieven voor de vastgoedsector minder aantrekkelijk. Hou er ook rekening mee dat de Belgische gebouwen beter zijn van kwaliteit dan veel Nederlandse. Nu al worden daar tal van constructies uit de jaren zestig en zeventig gesloopt, omdat ze niet meer voldoen aan de huidige manier van wonen. Volledige wijken worden neergehaald. Hier heb je prachtige negentiende-eeuwse panden die veel flexibeler zijn.

Hebben jullie voor het ontwerpen van het Mas bijzondere inspiratiebronnen aan- geboord ?

Nee, in die zin heb je gelijk dat we echte ingenieurs zijn. Aan de basis van het project ligt een simpele vraag : we moesten iets maken tussen twee havendokken. Daarin wordt de geschiedenis getoond aan de hand van duizenden voorwerpen. Als antwoord op de eerste vraag leek een toren ons interessant. Het idee van een vierde toren lag voor de hand. In Antwerpen heb je de toren van God (de kathedraal), de toren van het geld (de Boerentoren, waar je alleen op mag als je veel centen hebt) en ten slotte de politietoren, waar je liever niet op wil. Het Mas wordt de enige toren die 24 uur per dag open zal zijn voor het volk. Boven komt er een groot restaurant.

Hoe zit de opbouw in elkaar ?

Er zijn tien grote dozen van zes meter hoog, 24 breed en 36 meter lang. Deze koffers worden langs een trap gestapeld, en schuiven telkens een kwartslag op, zodat er een spiraal ontstaat. Voor ons is dat een belangrijk beeld : het toont de geschiedenis van de stad als een stapel op elkaar liggende lagen. Daarin schuilt een parallel met een gebouw dat we in Hilversum optrokken, en waar alle archieven van de Nederlandse televisie en film in een grote put zijn opgeslagen. Als je binnenkomt, kijk je zes verdiepingen diep. Je ziet de volledige geschiedenis als een soort necropool. Wij vinden het belangrijk de functie van het gebouw te tonen. Dat wil dus zeggen dat er geen inspiratiebron is. Ons project is ingenieurskunst die gewoon een antwoord geeft op een vraag.

Zuigt het gebouw, zoals veel hedendaagse cultuurtempels, niet te veel aandacht naar zich toe ?

Om dat te vermijden, hebben we bewust gekozen voor gesloten dozen zonder architectuur. Via de trap kijk je dus over de levende stad, in de doos stap je in het verleden. De dozen zonder vensters zijn als de black box van een theater waarin een scenograaf alles inricht. Wij zorgen alleen voor de architectuur buiten. Een architectuur die nergens opdringerig is.

Is het een ecologisch gebouw ?

Absoluut. Het probleem bij musea is dat je een constante vochtigheidsgraad nodig hebt. Terwijl er natuurlijk veel warmte ontstaat door de verlichting. De dozen worden volledig geïsoleerd en in de galerij heerst er een halfklimaat zoals in de overdekte Sint-Hubertusgalerij in Brussel. In de winter gaat het niet binnen vriezen en is het twaalf graden, in de zomer dertig. Daarmee kunnen we een balans maken tussen trapzone en museumzalen. Interessant is dat we daardoor niet het hele gebouw moeten afkoelen. Bij zo’n gebouw is de koeling immers het grootste probleem. Hiervoor gebruiken we water uit het dok, dat altijd koeler is dan de buitenlucht.

Het gebouw zal er eenvoudig uitzien, maar is geen minimalistische creatie. De gevels worden zelfs versierd met metalen handjes.

Het is zeker geen minimalistisch gebouw. Sinds Adolf Loos honderd jaar geleden zei dat het ornament een misdaad is, was elke versiering onbespreekbaar. Ondertussen is er veel veranderd. Sinds de jaren negentig is iedereen met ornamenten bezig. Zelfs onverdachte architecten als Herzog & De Meuron maakten prints van bloemen en planten in beton. Alleen in Vlaanderen blijft dit onbespreekbaar. Ik vind dat een paradox, te meer omdat ik verwekt ben tijdens de Expo 58. Dat was een uitbarsting van decoratie, vol vrolijkheid en versieringen in Atoomstijl. Heel opgewekt. Toen ik dertig jaar later, in 1985, deelnam aan een tentoonstelling over jonge architecten in België, was de architectuur superdepressief van stijl. Alles was zwart en grijs, en dat is twintig jaar zo gebleven. In België is het minimalistische idioom blijven hangen, terwijl het in het buitenland verdwenen is. In Vlaanderen heeft het zich gesetteld als de ‘goede smaak’ en de ‘bourgeoisstijl’. Kijk maar naar de weekendbijlage van de kranten met die strakke, saaie badkamers. Het is volstrekt onduidelijk waarom je overal in de wereld bloemen ziet verschijnen en pluchen comfort, terwijl Vlaanderen zich blijft vastklampen aan het minimalisme.

Door Piet Swimberghe I Portret Saskia Vanderstichele

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content