Verkopers van designmeubelen die geregeld zelf iets opzij zetten houden een unieke collectie over. Die van Evan Snyderman vond een thuis in een ‘brownstone’ in Brooklyn.

Het kan ontzettend snel gaan in New York. In 2002 gold Manhattan nog trendy, daar vond je de nieuwe shops, galeries, restaurants, bars en nightclubs. Maar toen werd Brooklyn de place to be. Williamsburg en Queens, iets ten noordoosten, doen in het touwtrekken niet onder en krijgen nu al de stempel van het ‘nieuwe Tribeca en Chelsea van de eenentwintigste eeuw’. Die verschuiving heeft alles te maken met vastgoedprijzen. Manhattan heeft zich uit de markt geprijsd. Een klein appartement (hooguit 60 m2) moet nu al één miljoen dollar kosten. Voor de helft van de prijs word je eigenaar van een echte brownstone in Brooklyn of Williamsburg. Voor velen is zo’n historisch eengezinshuis het ideaal. Eindelijk een écht huis met kamers, een tuin en leuke buren, en eindelijk een buurtschool voor de kinderen. In Brooklyn is het al zaak om snel te zijn, Williamsburg is nog redelijk te betalen.

Dat ondervond ook Evan Snyderman, die samen met Zesty Meyers eigenaar is van R 20th Century Design in Manhattan, de prestigieuze galerie met meubeldesign uit de jaren vijftig en zestig. Samen met zijn vrouw Gabrielle, metaalbewerkster van beroep, was hij op zoek naar een nieuwe thuis. Het gebouw in Williamsburg op Beadel Street kwam als geroepen. Er was een baby op komst, maar ook hun eigen meubelcollectie (van elke tentoonstelling houden zij elk één stuk achter) had behoefte aan extra ruimte.

Brooklyn en Williamsburg, aan de overzijde van de East River van Manhattan, ondergaat een creatieve metamorfose. Nadat SoHo en Chelsea overspoeld werden met nóg meer shops, boetieks en galeries, vertrokken veel vormgevers en kunstenaars naar de overzijde van de Brooklyn Bridge. Het leven is er nog betaalbaar en minder hectisch. Een bezoeker die door Brooklyn en Williamsburg loopt, zal zich verbazen over de contrasten in de stadswijken ; over het leven op straat ; maar ook over het labyrint van avenues en kleine intieme straatjes, die beide omzoomd worden door grote platanen en naaldbomen. Juist die variëteit en de weldadige, bijna dorpse rust geven Williamsburg authenticiteit. De lommerrijke straten met kleine winkeltjes en de karakteristieke brownstones in allerlei eclectische bouwstijlen zijn het toevluchtsoord voor vele nationaliteiten. Nu weten ook de New Yorkers deze wijk te vinden.

Evan Snyderman : “We hebben altijd aan deze kant van de East River gewoond. Vroeger hadden Gabrielle en ik een loft in Bushwick, in feite was het meer een betonnen blok waar het ontbrak aan plafonds, vloeren en ramen. Het was dan ook zeer betaalbaar voor ons. Na een grondige verbouwing hebben we daar een tijdje gewoond, dicht bij onze winkel. Helaas moesten we vertrekken omdat de eigenaar het pand wilde verkopen. Ons eigen bod werd toen met bijna vijftig procent overboden, dat gaf een behoorlijk zure nasmaak. Toen diende zich dit huis in Williamsburg aan.”

AUTHENTIEKE DETAILS

“Oorspronkelijk waren het twee huizen die eind negentiende eeuw zijn gebouwd, een boven- en benedenhuis met een gezamenlijke tuin. We hebben van de twee verdiepingen één groot huis gemaakt. Het grote voordeel was dat het een huis was met kamers, iets anders dan onze loft. Het had mooie, krakende houten vloeren, originele lambriseringen en houten kozijnen met hoekdetails. Later ontdekten we ook nog authentieke plafonds met gestucte rozetten. Het zijn al die details die de woning zo’n intiem huiselijk karakter geven. We zagen meteen dat ons meubilair in zo’n huis beter tot zijn recht zou komen. Elke kamer krijgt een specifieke sfeer door de meubelen die we voor die ruimte hebben gekozen.”

Het huis op Beadel Street ligt iets verscholen achter een immens grote naaldboom en plataan. Voor het huis staat, hoe kan het ook anders voor een designliefhebber, de klassieke Plymouth Belvedere uit 1968. Als we aankomen, is de deurbel afgeplakt omdat de drie weken oude zoon slaapt. In het portaal is de voormalige scheiding van het huis nog zichtbaar. De houten trap was lang voorbehouden aan de bewoners van de bovenste verdieping. De bewoners van de benedenverdieping liepen rechtdoor, de huidige keuken in.

Op beide verdiepingen verdeelde een muur de woning in tweeën, van voren naar achteren. Door die weg te halen, creëerden Evan en Gabrielle meer ruimte. Beneden kwam een living, een bureau, een eetkamer en de grote woonkeuken. Boven werden een werkkamer ingericht en twee slaapkamers, waarvan er nu één als kinderkamer wordt gebruikt. Er is ook nog een gastenkamer.

De grootste aanpassingen betroffen het plaatsen van een toilet beneden en badkamer boven. De badkamer onderging de grootste metamorfose. Ze is met de slaapkamer verbonden met een schuifdeur van bamboe. Voor de keuken beneden werd een vrijstaande kookhoek ontworpen. Overal is de authentieke, gebeitste grenen vloer blijven liggen.

container Nederlandse meubelen

Hun meubelcollectie verzamelden Evan en Gabrielle op markten in Pennsylvania, Connecticut en New Jersey, maar ook in het buitenland. Een van de boekenkasten komt zelfs uit Nederland, een ontwerp van Cees Braakman voor Pastoe Utrecht. Evan : “Tijdens een bezoek aan Nederland bezocht ik Utrecht en aan de Oudegracht zag ik het meubel in een etalage staan. Het had veel weg van het design uit de jaren vijftig wat hier in de VS zeer bekend is, zeg maar de ontwerpen van Robsjohn Gibbins en Wormley. Dat meubel uit Utrecht kreeg bij een van onze presentaties een prominente plaats en was binnen het halfuur na de opening verkocht. Diezelfde dag is er nog eens vijf keer op dat meubel geboden. Dat overtuigde ons om vanuit Nederland een container vol meubelen te laten overkomen.”

“Die hernieuwde aandacht voor de jaren vijftig heeft te maken met de generatiekloof. Oudere mensen herkennen de stijl uit hun jeugd. Maar ook jongeren, die er geen herinneringen aan hebben, zijn er dol op. Meestal halen veertigers er hun neus voor op, zij zien ze te vaak als de meubelen van hun ouders. Zelf heb ik altijd verzameld. Het begon met dinky toys, later volgden de meubelen. Toen ik via via in contact kwam met Zesty – eigenlijk zijn we allebei glasontwerper – kreeg de verzamelwoede een meer commerciële draai. We stonden toentertijd al wekelijks op de beroemde 26th street second hand market in Manhattan. We spraken af dat we van iedere goede dagopbrengst elk honderd dollar konden besteden aan een nieuwe aankoop. Diezelfde week reden we dan afzonderlijk alle buurstaten van New York af en kwamen op zaterdags weer terug naar Manhattan met verse koopwaar.

Een gedeelte van die meubelen en accessoires stond opgesteld in onze loods in Brooklyn en ook daar startte de enthousiaste verkoop toen we op een dag per ongeluk de schuifdeur open hadden gelaten. Geïnteresseerde kopers staken gewoon hun neus binnen. Natuurlijk vielen zij voor de bekende stukken van Charles Eames, Gio Ponti en de anderen. Maar ook onbekende ontwerpers kregen aandacht, zoals Sergio Rodrigues en Greta Magnusson Grossman. Zij vormen nu samen het leeuwendeel van de collectie in onze galerie in Tribeca.”

Marc Heldens

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content