Bewust sensationeel, dat is het VitraHaus van architecten Herzog & de Meuron. Alle zintuigen moeten worden Aangesproken. Wij keken, roken en voelden in dit nieuwe meubelhuis. En luisterden vooral, tijdens een exclusief gesprek met Pierre de Meuron.

Meer dan honderdduizend mensen bezoeken elk jaar de productieterreinen van meubelfabrikant Vitra vlakbij Basel. Dat doen ze niet om vrachtwagens aan en af te zien rijden, wel voor de grote en kleine gebouwen van wereldvermaarde architecten die daar, op de grens van Zwitserland, Frankrijk en Duitsland, neergepoot zijn (zie kader).

Die honderdduizend passanten die op architectuurwandeling komen en de expo’s in het Vitra Design Museum bezoeken, maar de nieuwe meubels van Vitra niet kunnen zien, laat staan kopen, zijn voor een commercieel bedrijf een gemiste kans. Daarom is er nu een sensationele showroom met daarin de Homecollectie van Vitra, een vitrine met historische stoelen, een museumshop én een café : het VitraHaus.

Bezieler ervan is Rolf Fehlbaum, zoon van de oprichter van Vitra en voorzitter van de raad van bestuur van het familiebedrijf. “Een interieur inrichten is niet simpel. Te vaak vallen mensen terug op een cliché. Jammer, want je huis is de enige plek waar je echt je persoonlijkheid kunt laten spreken. Het zou moeten weerspiegelen wie je bent op dat moment in je leven. Maar daarvoor moet je kunnen experimenteren en oefenen. Dat kan hier : we laten veel verschillende interieurs zien, zodat het voor de bezoekers gemakkelijker is om een eigen stijl te distilleren. Er is ook een uitgebreid kleurenlab en een bibliotheek. Soms volstaat een kleine ingreep voor een compleet ander effect.”

“Het VitraHaus moet ons uiteraard ook iets opleveren”, gaat Fehlbaum verder. “Zo ontmoeten we onze klanten en krijgen we een nog beter zicht op hun behoeften en wensen.” Al is kopen natuurlijk ook mogelijk. De bezoeker krijgt bij de ingang een soort bankkaart. Als deze ingeplugd wordt bij een interieursetting geeft ze prijzen, materialen en ontwerpers aan. De bezoekers kunnen meubels in een verlanglijstje stoppen en mailen naar zichzelf of naar het dichtstbijzijnde Vitraverkooppunt.

Reusachtige mikado

En toch zijn het niet de meubels die bij de opening van het VitraHaus de show stelen maar het gebouw zelf : een meer dan twintig meter hoge mikado van twaalf lange woningen. Elf daarvan zijn klassieke huizen met een puntdak, zoals een kind ze tekent. Het twaalfde, dat wellicht niet toevallig onderaan staat, heeft naar binnen gekeerde muren, alsof het onder een zwaar gewicht bezwijkt.

Het was zestien jaar geleden dat er nog gebouwd was op de fabriekssite. Lang genoeg voor Rolf Fehlbaum om zorgvuldig uit te kiezen met welke architecten hij dit keer zou werken. Hij vond hen erg dichtbij. “Ik zat op dezelfde middelbare school in Basel als Jacques Herzog en Pierre de Meuron. Alleen wat vroeger”, vertelt hij aan de verzamelde pers op de officiële opening eind februari. “Geen verrassing dus, wel een interessante keuze.” Want winnaars van de fameuze Pritzker Prize stapelen niet zomaar huisjes op elkaar. Herzog&deMeuron hadden het bovendien eerder al gedaan, zowel het werken met archetypische huizen, als het stapelen.

Binnenin leiden de glazen wanden aan het uiteinde van de huisjes onze blik dan ook precies naar waar de architecten het willen : op de bovenste verdieping naar de Duitse heuvels en fruitboomgaarden, daaronder richting Zwitserse farmaciefabrieken, in een ander huisje richting Frankrijk, naar de stad Basel of naar de andere gebouwen op de terreinen.

Onverwacht krijgen we ook geen hoekige lijnen te zien, maar organische trappen en balustrades in een prachtig stucco lustro (een combinatie van pleisterkalk met marmerpoeder die doet denken aan tadelakt). “Waar een mens beweegt, zijn organische vormen toch logisch”, zegt Herzog. “Ons concept van huizen die op elkaar gecrasht zijn, maakt verrassende ruimtes en doorsneden mogelijk. Wij stelden ons op als toeschouwers. Er waren veel opties, maar we bekeken welke doorsnede de interessantste was en die selecteerden we. Dat is de paradox van dit gebouw, dat een simpele vorm en een eenvoudig concept tot een complex en rijk resultaat leiden kan. Hoe ouder we worden, hoe ontvankelijker we ons daarin opstellen.”

Steden zijn dé uitdaging

Van de twee architecten is het meestal Jacques Herzog die voor publiek het woord neemt. “Al geloof ik hoe langer hoe minder in grote beschrijvingen”, zegt hij. Goede architectuur moet volgens hem in de eerste plaats de zintuigen aanspreken. “Zoals wanneer je een eeuwenoude kerk binnenstapt. Architectuur is een tegenwicht voor de virtuele wereld die hoe langer hoe meer impact krijgt op ons. Want een gebouw kun je aanraken, je kunt het ruiken en voelen. Het is fysiek. Als je er bent, werkt het of werkt het niet. Het is dus belangrijk dat architecten de kans krijgen om zo’n directe, sensuele architectuur te maken.”

Dat een overdreven regelgeving het architectenbureau soms parten speelt, laat ook Pierre de Meuron doorschemeren, tijdens een exclusief interview.

Dit gebouw wordt het VitraHaus genoemd. Wat is het belang van een huis in 2010 ?

Pierre de Meuron : Een woning is een basisbehoefte van de mens. Het is het hoofdonderwerp van de architectuur. Voor er fabrieken, kerken en musea waren, waren er huizen. Op het gebied van woningbouw is er trouwens nog heel veel te doen. Jacques en ik willen ons daar in de toekomst ten volle in engageren. Het probleem is dat woningbouw de laatste jaren steeds meer geregulariseerd wordt. De afmetingen liggen vast, er zijn veel te veel beperkingen.

Welke zijn volgens u de grote uitdagingen voor architecten nu ?

De steden. Zonder twijfel. De helft van de wereldbevolking woont in steden. En dat aandeel groeit. De vraag is hoe we die metropolen goed kunnen organiseren ? In al hun facetten. Hoe zullen we wonen ? Hoe willen we werken ? Hoe zullen we ons verplaatsen ? Hoe ontspannen we ons ? In de stad overlappen al die activiteiten elkaar. Ideaal is dat ze allemaal op een vrij beperkte oppervlakte kunnen gebeuren. De uitdaging ligt erin om alles weer meer binnen de stad te organiseren, om ons te concentreren op het centrum. De jongere generaties van nu – twintigers, dertigers, veertigers – hebben daar behoefte aan. Dat is nieuw en dat is goed. Want een ideale stad is niet een plek waar mensen overdag naartoe komen om te werken en ’s avonds naar huis keren vijf of tien kilometer verderop. Dan blijft er een lege stad achter en overdag zijn de woonwijken dood. Dat is het beeld van de twintigste eeuw, van het modernisme waar werk-, slaap- en wandelzones van elkaar gescheiden werden. De ideale stad is eerder als een fruitkorf : functies liggen er opgestapeld op dezelfde plek. Gemengd. Zo ontstaat rijkdom.

Ik hou ervan om over de stad na te denken en erover te spreken. Van het begin af hebben Jacques en ik daarrond gewerkt. We hebben er zelfs ons eindwerk over gemaakt. Samen met artiest Rémy Zaugg maakten we in 1992 al een analyse van Basel en haar inwoners. We beschreven de stad zoals we een gezicht of een personage zouden beschrijven. En we kwamen tot het concept van de tri-nationale agglomeratie : Basel is deels Frans, deels Duits en deels Zwitsers. Maar vandaag bekijken we heel Zwitserland op dezelfde manier, want het hele land, met uitzondering van enkele valleien, is verstedelijkt. Dat is trouwens ook het geval in België en in Nederland. We hebben ook meegewerkt aan een stripboek over urbanisatie.

In Miami hebt u pas een parkeergarage gerealiseerd. Die wordt, grappig genoeg, door architectuurcommentatoren omschreven als ‘voetgangerszone’.

Mensen zijn levende wezens, voetgangers, we hebben behoefte aan beweging. We kunnen niet de hele tijd in artificiële ruimtes zitten. Ik geloof niet in potdichte vertrekken met ventilatie, die op haar beurt weer veel energie vraagt. Als architecten en urbanisten moeten wij plaatsen creëren die leefbaar zijn. Binnen, maar ook buiten. Die interactie tussen mens en stad moet absoluut gestimuleerd worden, ook op kleinere plaatsen.

Aan welke steden werkt u nu concreet ?

In China zijn we bezig met een groot project, in Lyon ook. Maar zo’n masterplan vraagt tijd. Jaren. Niet alle steden kunnen op dezelfde manier aangepakt worden : een Europese stad is heel anders dan een Afrikaanse of een Aziatische. Elke stad heeft zijn eigen problematiek. Ik was net in Sjanghai. Die stad is geëvolueerd met een nooit geziene snelheid. Maar er is één groot probleem : het openbaar vervoer. Voeg daarbij de groeiende economie met een explosie van auto’s, in een stad die daar niet op voorzien is. In tegenstelling tot Tokio waar het openbaar vervoer wel berekend is op de 21ste eeuw. Nog een typisch Chinees probleem is het negeren van het historische patrimonium. Een patrimonium dat bij ons dan weer, in Zwitserland en België, misschien een te grote rol speelt. Bovendien hebben wij zo’n sterk democratisch uitgebouwd systeem, dat het soms moeilijk is om grote projecten te realiseren. Zeker als ze vrij radicaal zijn.

Hoe hebt u in het VitraHaus aan de leefbaarheid gewerkt ? Er is veel glas en hout gebruikt. Zijn die traditionele materialen ook de materialen van de toekomst ?

Ja. Ik denk dat herkenbaarheid belangrijk is : iets dat we onmiddellijk vatten en dat aangenaam is. Het is zoals bij kleding : synthetische stoffen zijn minder fijn om te dragen, ze doen zweten. Ik pleit niet voor natuurlijke materialen vanuit een romantisch ideaal, maar vanuit een streven naar kwaliteit. Hout heeft gewoon fantastische eigenschappen die geen ander materiaal heeft. En het is recycleerbaar. Bovendien streven we in al onze projecten, zeker in China en India, naar het behoud van ambachten. Die gaan verloren als iedereen ingenieur wil worden. En toch zijn ze zo belangrijk. Is de vloer in het VitraHaus niet prachtig ? De eikenplanken zijn met opzet niet gelakt. Je wilt er toch zo op je blote voeten op gaan lopen ?

Door Leen Creve

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content