De uitvinding van de Pasta Set maakt hem tot de meest Italiaanse onder de Italiaanse ontwerpers. Maar de droom van Massimo Morozzi ligt elders. In Tokio. Daar realiseert zich langzamerhand een oude wens : een stad die één gigantische supermarkt wordt.

Max Borka

GOD WEET DAT HIJ hard zijn best doet om zo onzichtbaar mogelijk te blijven. Het huisnummer op de Via Garibaldi, waar officieel de kantoren van Massimo Morozzi zijn gevestigd, vinden we pas na flink wat zoeken om de hoek, in een naamloze straat. Tevergeefs zoeken we ook de naam Morozzi op het paneel met belknoppen in de hal van het appartementsgebouw.

Zijn favoriete stad is Tokio, zegt hij, nadat de portier ons door een duistere gang naar het appartementje heeft gebracht. Tokio, waar de straten naamloos zijn, en de huizen zelfs geen logische nummering hebben. Eind jaren ’60 verzon hij met Andrea Branzi en Archizoom de utopie van de No-Stop City : een stad waarvan de plattegrond als een doorslag van een reusachtige supermarkt oogde, een eindeloos veld van gangpaden en rekken, en met bewoners die als het ware met hun hele hebben en houden in winkelkarren van her naar der zouden rijden. Eén gigantisch open bouwwerk, waar het klimaat op zuiver artificiële wijze geregeld werd. De natuur moest er integraal door automaten vervangen worden. En de mens ? Die zou in dat communistisch wonder nog slechts een vrolijke machine zijn.

Natuurlijk was een en ander ook als grap bedoeld. Als een provocatie. Een vuist. Maar 15 jaar later was Morozzi voor het eerst in Tokio. De droom van de No-Stop City bleek daar tot zijn verbijstering al werkelijkheid geworden. Hij vindt het nog altijd prachtig, hoe men daar de last van de geschiedenis overboord heeft gegooid. En toch : wonen en werken doet hij nog altijd in Milaan, waar de verering van dat oude zo groot is, dat hij en zijn collega-architecten de grootste moeite hebben om er iets nieuws uit de grond te stampen.

Met de jaren is Morozzi op een Mephisto gaan lijken. Met een verachtelijk gebaar wijst hij door zijn raam naar de charmante wildgroei aan monumenten, en het stukje groen dat zich daartussen overeind wist te houden. Wat een rommel toch ! De enige natuur waar hij nog wild van wordt, is de barre woestijngrond. Jaren terug had hij al zijn eigen remake voor een boom uitgevonden : een enorme gloeilamp. En nu werkt hij als een kleine God aan zijn artificiële placebo’s voor nog meer van die natuurobjecten : All Purpose Objects.

Hoe komt zo’n man er dan bij zo’n brave Pasta Set te ontwerpen ? Voor het geld ? ?Noem mij geen designer,? zegt Morozzi, ?maar een medium.? Een tochtgat voor de tijdsgeest. De projecten die hij de voorbije 30 jaren creëerde, zijn dan ook zo divers als de tijdsgeest zelve. Ze reiken van de klassieke sofa tot plannen die zowat de hele wereld in een futuristische machine moeten herscheppen. Wij vleien ons neer aan een tafel die Tabula Rasa heet, en terwijl in de belendende kantoren duivelse house dreunt, laat de meester een eerste sigaret ontbranden. Het worden er vele.

Ziet u zichzelf al elders dan in Italië werken ?

Massimo Morozzi : Niet echt. Onze aanpak is nog altijd heel verschillend van die van designers in andere landen. Ik heb dat gemerkt toen ik in Japan uitgenodigd werd, omdat ze daar het geheim achter het succes van het Italiaans design wilden achterhalen, en op hun eigen industrie overplanten. Dat laatste bleek dus een ondoenbare zaak. Het verschil ligt hem in het feit dat zij van een probleem vertrekken. Dat wordt dan door zowat alle departementen van een bedrijf geanalyseerd, waarna men met vereende krachten begint te werken aan een oplossing. En als je dan weet dat bij Sony alleen al op het departement design 2000 mensen werken ! Er zijn daar ontwerpers bij die hun hele leven lang niets anders doen dan toetsen tekenen. Ik heb hier een kantoor met drie werknemers, en we maken er een punt van om alleen met de eigenaar van een bedrijf te onderhandelen, van man tot man. We ontwerpen per telefoon, of zetten wat schetsjes op de fax. En we beginnen altijd met een oplossing. De problemen komen pas achteraf. Dat is dus het tegendeel van wat elders gebeurt. Ons werk is meer, hoe zou ik het zeggen… filosofisch van aard. En de prototypes worden dan grotendeels door de bedrijven gemaakt. Bij Alessi heeft men onlangs een analyse gemaakt van de voorbije 20 jaar. Alle producten die op de klassieke manier waren gecreëerd en dus een probleem als vertrekpunt namen waren stuk voor stuk zonder succes gebleven. Bij de tweede categorie echter de onze, die van Solution First bleek men in 20 procent van de gevallen een succesvol product te hebben bedacht. Maar dat resultaat was dan ook zo overweldigend, dat al de rest er ruimschoots mee kon worden betaald. En kijk naar de Vespa. Of de espressokan. Daar is nooit een marktstudie aan voorafgegaan. Niemand had om die dingen gevraagd. En toch zijn ze de grootste successen van het Italiaanse design.

Wat ziet u als uw grootste succes ?

Die Pasta Set. Alessi had daar nooit om gevraagd. Maar wij hanteren zo’n beetje als principe dat wanneer men ons om een pen vraagt, het uiteindelijk resultaat een aansteker wordt. En zo ben ik dus ook op een bepaald moment, bij wijze van grap, met die Pasta Pot komen aandraven. Hij is, dacht ik, uit een mislukte tekening ontstaan. Het systeem was niet nieuw. In restaurants heeft men de gewoonte om verschillende porties pasta in een aantal vergieten in een grote pot water te stoppen. Ik heb het procédé gewoon aan het huiselijk gebruik aangepast. Alessi brengt er nu zo’n 10.000 per jaar van aan de man, terwijl van de vele kopies jaarlijks 300.000 exemplaren worden verkocht.

Werkt u nog veel voor Alessi ?

Het zou kunnen dat ik met hen in de toekomst nog een serie accessoires voor de badkamer ontwerp. Ik had de jongste tijd de handen vol met het ontwikkelen van een programma voor meubelfabrikant Edra. En voorts was ik aan een nieuw soort objecten begonnen, die ik volgend jaar allicht in Parijs zal tentoonstellen. Ik noem ze All Purpose Objects. We leven in een tijd waarin de objecten zoals we die vandaag kennen van langsom minder belangrijk worden. Want hun functies kunnen nu steeds meer door virtuele apparatuur worden opgevangen. En dan stelt zich de vraag : waarom nog objecten maken ? De All Purpose Objects hebben niet echt één welbepaalde functie, tenminste niet in de traditionele zin van het woord. Het zijn gewoon vierkante dozen waarmee je kan spelen, terwijl je aan je computerscherm gekluisterd zit. Het was mij om de huid van die doosjes te doen. Ik heb immers het gevoel dat met het virtueler worden van ons bestaan die nood aan een zuiver tactiel contact almaar groter zal worden. Die doosjes moeten dat verhelpen. En voor de rest kan je er natuurlijk naar believen gelijk welke andere functie voor bedenken.

De designer als doctor.

Ha !

Eigenlijk zijn het moderne versies van de zwerfkeien die je aan een strand door je hand kan laten glijden. Of je zou het ook gewoon kunst kunnen noemen.

Ja, maar mijn voorwerpen zijn voor huiselijk gebruik. Iedereen zal ze zich kunnen veroorloven. Ik heb ze voorlopig alleen virtueel uitgewerkt, op de computer. Maar ik heb hier wel de Stappo, een flessenopener die ik in 1993 voor Alessi heb ontworpen. De ideale ontbottelaar is natuurlijk al lang uitgevonden. Op zich had het dus geen zin dat ik er een nieuwe zou bedenken. We verzuipen wat dat betreft momenteel in een zee van overbodige objecten. Mijn flessenopener kon alleen maar een reden van bestaan hebben, als hij een meerwaarde zou hebben. Ik heb hem de vorm meegegeven van die rammelaars waarmee je een baby zoet houdt.

Die flessenopener was maar een excuus om zo’n therapeutisch object te lanceren.

Voilà ! Ze zijn verkrijgbaar in lolly-kleuren. Het geeft ze iets kitscherigs. Dat vind ik mooi. Een voorwerp heeft recht op zijn portie waanzin. En subversiviteit. Ik heb zo in 1990 voor Uchino ook een reeks accessoires voor de badkamer ontworpen. Ze waren vooral voor Japanners bestemd. Die gebruiken meestal bamboestokken om te stretchen. Ik had variantes in plastiek bedacht, die zelfklevend waren, en aan de muur en op de vloer van de badkamer konden worden bevestigd. Je kon ermee stretchen, maar anderzijds creëren die abstracte vormen ook gewoon een landschap.

Eigenlijk gaat het u nog altijd om de bevrijding van de objecten…

Je moet ze als ontwerper opnieuw het recht op een autonomie schenken, een magie, een eigen identiteit, een waardigheid. En ze moeten je waarden onderuit kunnen halen. Kortom : een voorwerp mag geen slaaf zijn die enkel flessen mag open trekken, het moet een vriend zijn. Kinderspeelgoed heeft dat nog.

Het doet me denken aan het feit dat veel van uw ontwerpen de ?Tangram?-tafel en de ?Domino?-zetel van Cassina, het ?Oyster?-servies van Tendentse, de ?Bomb?-sofa voor Tesi, of de ?Dry Stoel? voor Giorgetti Matrix volgens het bouwdoosprincipe gecreëerd werden, met losse elementen die naar believen in almaar andere configuraties kunnen geschikt worden. Ze krijgen als het ware een eigen leven.

Dat zijn dingen die heel moeilijk aan designers uit te leggen zijn. Het probleem van de designscholen is dat je daar design kan studeren, en niets anders dan design. Punt. Dat heeft mijn generatie gelukkig nooit moeten doen. Toen bestonden die scholen nog niet. Vorig jaar gaf ik een seminarie op de beroemde Domus Academy. Ik zei : neem allemaal drie dozen in kubusvorm, en doe daar iets mee. Ze schrokken zich dood. Want tot dan toe waren ze gewend dat iemand zei : ontwerp eens een doos voor cornflakes. Ik zie mezelf als een hartstochtelijk dilettant, een amateur. Niet als een professioneel. Bij professionelen voel je altijd die angst dat hun beroep wel eens overbodig zou kunnen worden. Ze bouwen muren om zich heen, en op de scholen leert men af in plaats van bij te leren.

U heeft indertijd architectuur gestudeerd.

Ik volgde de weg die alle oudere designers in Italië afgelegd hebben. Wij waren jonge architecten die niets om handen hadden. Want ook toen al was je gedoemd tot een gedeprimeerd bestaan als je in Italië hedendaagse architectuur wilde brengen. Italië was één groot museum, en een architect kon daar alleen maar aan het werk als hij oude monumenten wilde restaureren. Dat was niets voor ons. Wij wilden die nieuwe massacultuur naar binnen halen : de pop, de comic strips, en al die wonderlijke producten die je in supermarkten vond. Wij deden dat in naam van het volk. In mijn eindwerk op school had ik voorgesteld om het keizerlijk kasteel van het Prato tot een soort van pretpark om te bouwen, even kleurrijk, feestelijk, en opwindend als de muziek van de Stones. Er kon geen sprake van zijn dat zoiets gerealiseerd zou worden. En dus zochten we het kleiner. Je had in Italië op dat moment ontzettend veel kleine en middelgrote ondernemingen die zich in de meubelsector of als producent van gebruiksvoorwerpen probeerden overeind te houden. En daar zijn we dan terechtgekomen.

U heeft nooit meer als architect gewerkt.

De architectuur is pieredood tenminste, de architectuur in de klassieke zin van het woord. Dat is al zo sinds de auto uitgevonden is. Sindsdien hebben we ook al de televisie, de videogames, de virtual reality en wat al niet meer. Nooit hadden we zoveel mogelijkheden om als een nomade te leven. Het liefst van al leef ik in een hotel. Want in een hotel ben je altijd op weg. Je bent een onderdeel van een wereld in beweging. Maar architecten blijven dat negeren : zij bouwen voor de eeuwigheid. Het zijn gesloten huizen, waar men zich kan isoleren, in plaats van te communiceren.

Eind de jaren ’60 heeft u als medestichter van Archizoom de No-Stop City getekend, een stad waarvan het grondplan de logica van een supermarkt had.

Alles was al super in die dagen. We tankten super, in de rockmuziek vormde zich de ene supergroep na de andere, en we lazen Superman. En onze eerste tentoonstelling met meubelen heette Superarchitecture. Ons voorstel was om een stad als een groot, open gebouw te ontwerpen, met een neutraal, en repetitief grondplan, en een centrum dat zich overal en nergens bevond. De klassieke hiërarchie van straten, pleinen en gebouwen leek ons totaal betekenisloos.

De geschiedenis lijkt u intussen in het gelijk te stellen.

Ja. Want toen wij met die No-Stop City uitpakten, was bijvoorbeeld The Web nog toekomstmuziek. Nu die computerlink er is, bevind je je waar dan ook in het centrum als je een scherm hebt. Onlangs heeft trouwens ook Rem Koolhaas een soortgelijk plan uitgewerkt, The Bigness. En ik wist niet wat ik zag toen ik, 15 jaar nadat we dat plan getekend hadden, voor het eerst Tokio bezocht. De No-Stop City bleek daar werkelijkheid te zijn geworden. Straten zijn daar van zo weinig belang dat ze niet eens een naam hebben. Ik moest daar toen ook naar een klein stadje, 300 km benoorden Tokio. De hele reis lang, van de luchthaven naar het hotel, en vandaar weer de trein op, heb ik niet één keer mijn hoofd buiten gestoken. Het aardige aan Tokio is ook dat de grond er zo schaars is dat niets er voor de eeuwigheid wordt gebouwd. En het besef dat het toch maar voor een tijdje is, brengt mee dat er heel gewaagde dingen worden gecreëerd. Tokio is een groot amusementspark, waar men van de ene verrassing in de andere duikt : een wolkenkrabber naast een oud houten Sukya-huis, en een steeg naast een snelweg. Alles is er vluchtig. Niets zit honkvast. Automaten zorgen voor een perfecte dienstverlening : de lucht is helder omdat alle wagens met katalysators uitgerust worden, bladeren blinken omdat ze dagelijks worden afgestoft, treinen rijden er punctueel, en taxideuren openen zich uit eigen beweging. Maar het blijft dus nog wel een probleem : hoe die natuur te vervangen.

Vandaar uw All Purpose objecten.

Ja.

Daarnaast bent u dus ook nog verantwoordelijk voor de collectie van Edra, een veel klassiekere collectie, ware het niet dat die meubelen soms een gekke verpakking meekregen. Een raster van zwarte punten op een fel kleurenveld. Het heeft iets van een clownspak, en tegelijk doet dat patroon ook sterk aan het grondplan voor uw No-Stop City denken. En aan de gestippelde velden op de schilderijen van de Australische aboriginals.

Naast Japan is Australië mijn favoriet land. Ik heb zelfs de Australiërs nog over de gewoontes van aboriginals onderwezen.

De naamloze wegen waarlangs aboriginals zich daar door die barre woestijn als nomaden bewegen, zijn onzichtbaar omdat ze alleen maar in het hoofd van die aboriginals bestaan. Australië als No-Stop Land.

Ja, de aboriginals leven grotendeels in een virtuele wereld.

Ik word overigens wel bloednerveus van die bollenvelden op die zetels. Daar valt toch niet in uit te rusten.

Dat vind ik nu pas een compliment. Zei u niet : de designer als doctor. Dan moet shock zijn therapie zijn.

Massimo Morozzi : gefascineerd door een wereld in beweging.

In ’69 al verzon Morozzi met de designersgroep Archizoom de futuristische No-Stop City.

Van boven af : Pasta Set voor Alessi, Morozzi’s succesnummer. Kasimir en Paesaggi Italiani, ontworpen voor Edra : kasten opgebouwd uit verplaatsbare elementen.

Klassiek in een speelse noppenverpakking : modulaire dormeuse uit de zitcombinatie Square.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content