De hoofdstad van Emilia-Romagna kan op een schitterend verleden terugblikken, maar is ook het centrum van de Italiaanse gastronomie, én de geboortestad van Giorgio Morandi. Redenen te over voor een bezoek.

De ideale plek om het oude hart van Bologna te ontdekken is het terras van het Caffé Vittorio Emanuele, met uitkijk op de Basilica San Petronio waarvan alleen de onderste helft van het front met marmer is bekleed. Een veeg teken, en een illustratie van zowel het rijke verleden van de stad als de afgunst die zulks opleverde. Met de bouw van de basiliek werd in 1390 begonnen en de Bolognesi hadden een basiliek in gedachten die groter moest worden dan Sint-Pieter in Rome. Daar moest hommeles van komen, zeker omdat de stad al eeuwen op gespannen voet leefde met de pauselijke autoriteiten. Ze was een paar keer van eigenaar gewisseld, behoorde soms tot de Pauselijke Staten, en dan weer niet. Hoe ook, paus Pius IV dwarsboomde de uitbreidingsplannen en stelde in 1565 dat het geld beter besteed kon worden aan het Archiginnasio van de universiteit. Die spanning had ook desastreuze culturele gevolgen : het grote beeld dat Michelangelo in 1506 van paus Julius II op diens vraag maakte, en vervolgens in brons liet gieten, werd als afval verkocht aan zijn aartsvijand Alfonso I van Ferrara, die het prompt liet smelten en in een kanon gieten.

In het gigantische interieur van de basiliek hebben zich historische taferelen afgespeeld. Karel V liet er zich 1530 tot keizer kronen en een bescheiden monnik, genaamd Martin Luther, raakte tijdens een bezoek zo van streek door de protserige aankleding dat hij thuisgekomen prompt de Reformatie opstartte. Maar de basiliek was ook het toneel van een wetenschappelijk experiment, uitgevoerd door de astronoom Cassini die op de grond een meridiaan uittekende en in het plafond een klein gaatje liet maken, zodat het zonlicht op de meridiaan kon vallen en daardoor als kalender kon fungeren.

De monumenten van deze stad, waar in 1088 de eerste universiteit van Europa opende, hebben echt wel wat te vertellen. Haastige bezoekers letten vooral op de smalle, middeleeuwse torens waarvan er ooit 180 hebben gestaan, toen de burgers van Bologna geen weg wisten met hun centen en hun ijdelheid. De meeste zijn weer verdwenen, wegens te haastig en te wankel gebouwd, maar aan het eind van Via Rizzoli kan men niet naast het resultaat van de tweestrijd tussen twee families kijken die in 1119 de goegemeente van hun kunnen wilden overtuigen. De slanke Torre degli Asinelli die bijna honderd meter hoog reikt, staat er nog terwijl zijn concurrent, de hellende Torre della Garisenda in 1360 van de bovenste helft werd ontdaan omdat die op de huizen dreigde te vallen. Al dat fraais ligt op wandelafstand van de Piazza Maggiore.

Wie in de archieven duikt, ontdekt dat de stad in de middeleeuwen doorsneden was met kanalen waarlangs goederen werden aangevoerd. Die kanalen zijn in de loop der tijden overdekt zodat de stad ’s zomers verstoken blijft van koel water. Maar de bouw van vele kilometers gaanderijen maakt veel goed. Een van de mooiste loopt langs de basiliek naar het wat intiemere Piazza Galvani, waar de betere Bolognees op zondag uitgebreid zijn koffie neemt op het terras bij Zanarini. Om de hoek loopt de Via Farini, de chique winkelstraat waar alle grote merken zijn neergestreken en de laatkomers een plaats hebben gekregen in een overdekte galerij.

Maar tussen al dat multinationaal geweld ontdek ik ook enkele kleinere antiekzaken, een winkeltje waar oude lampen te koop hangen, de trattoria van de heren Giampi en Ciccio (waar nog een ingelijst portret hangt van onze prinses Marie-José en haar man Umberto) en een opmerkelijke boekhandel die in zwart lak lijkt gestoken. De Libreria Morgana is een juweeltje voor bibliofielen en niet toevallig in een vorig leven eigendom van Franco Maria Ricci, de levende legende van het betere boek, een man die ik altijd een beetje van op afstand heb gevolgd toen hij zijn eigen culturele magazine FMR publiceerde. Ik verdoe er onredelijk veel tijd met het bekijken van heruitgaven van oude plantenboeken van de Editori Aboca, ontdek er van Fritjof Capra La Botanica di Leonardo en een lijvig boekwerk Thériaque de Paris over Arabische medicijnleer.

Van Morandi tot Lamborghini

Het is tijd voor rust en bezinning en geen mens heeft dat beter in beeld gebracht dan de lokale schilder Giorgio Morandi in zijn bescheiden werkjes. We voelen ons niet geroepen om de schilder en zijn werk uitgebreid te roemen, het volstaat om naar zijn potjes-en-pannetjes te kijken en de eenvoud, de harmonie en zijn kleurgebruik ondergaan. De beste omschrijving komt allicht van Umberto Eco die stelde dat Morandi “het stof kon laten zingen”. Op de tweede verdieping van het Palazzo Comunale hangt een aardige verzameling bijeen, maar indringender nog is het appartement in de Via Fondazza, waar hij ook zijn werkplaats had, die bewaard is gebleven en eenzelfde eenvoud uitstraalt als het werk van de meester. Een must voor elke reiziger.

Wie het allemaal wat pompeuzer wil, kan naar de Pinacoteca, waar de bezoeker al in de traphal van zijn paard geslagen wordt door Gaetano Gandolfi’s Bruiloft van Kana – een voorsmaakje van wat komen zal . Er is voor elk wat wils, van de veertiende-eeuwse plaatjes waarop de figuren wat naïef aandoende houdingen aannemen, tot de grootsprakerige schilderijen van drie eeuwen later.

Wie het meer voor de verfijning van alledaagse gebruiksvoorwerpen heeft, kunnen we het Museo Civico Medioevale e del Rinascimento (in het Fava Ghisilardi Palazzo) aanraden, waar de bezoeker prachtige, kleine kunstvoorwerpen in ivoor te zien krijgt, maar ook een wapencollectie, grafstenen of schoenen. Maar vergeet ook niet de Egyptische vleugel van het Museo Civio Archeologico, onder de gaanderij naast de basiliek. Wie nog niet moe is van het kijken kan ook even in de bibliotheek van het Archiginnasio op bezoek, al was het maar voor de unieke zeventiende-eeuwse anatomietafel, waarop een snoodaard tijdens ons bezoek een modern kunstwerk had geïnstalleerd met flikkerende videobeelden. De gelambriseerde ruimte is in ieder geval indrukwekkend, al doet het feit dat het om een reconstructie gaat (na het bombardement van de Amerikanen in 1944) iets van de mythe teniet.

Wie denkt dat het allemaal oud is in Bologna, heeft het ook weer mis. Buiten de stad, in de Fiera-wijk, schiet het complex met de zes torens van Kenzo Tange omhoog en niet zo ver daar vandaan staat een kopie van Le Corbusiers goedkope wooneenheid, een soort wooncel die voor het eerst in 1925 was te zien op de Exposition Internationale des Arts Décoratifs et Industriels Modernes in Parijs. En vergeet niet dat in Bologna ook twee van de meest vooruitstrevende industrieën zijn neergepoot : de motorfietsenfabriek van Ducati, en iets meer naar het westen, in Sant’Agata Bolognese, de fabriek van Lamborghini, een merk ontstaan uit de koppige vastberadenheid van de lokale tractorenbouwer die vond dat in zijn Ferrari’s veel te veel rommel stak en dan maar zelf aan de slag ging en een eigen auto bouwde. Het museum getuigt in ieder geval van de durf van de fabrikant, ook op designgebied.

Proeven en shoppen

Maar boven alles is Bologna natuurlijk ook de hoofdstad van de Italiaanse gastronomie. In onze grenzeloze naïviteit haastten we ons de eerste avond al naar de Nu Lounge, waarvan de lof in alle tijdschriften voor snobs bezongen wordt en uiteindelijk gewoon middelmatig bleek, al is de zaak op een mooie plek gelegen, onder de brede gaanderij van de Via dei Musi. Het restaurant Pappagallo dat al in 1919 zijn eerste eters over de vloer kreeg, is een instelling, maar misschien beter bekend om de honderden ingelijste foto’s van de beroemde gasten (Hitchcock, Sofia Loren, Gerry Mulligan, Sharon Stone) dan om het opgediende voedsel. Een must voor sfeerzoekers.

Uiteindelijk vonden we de perfecte, op maat gesneden eetplek bij Gianni Ricci, de chef van Clavature, in het gelijknamige straatje. Gianni runt er een restaurant met een sober, eigentijds interieur en een eenvoudig terras en doet dat met verve. Hij vertelt met enthousiasme over klassiekers als tagliatelle al ragù en hoe de saus van uitjes, selder, wortelen, vlees en tomatensaus zeven tot acht uur moet trekken om op zijn best te worden geserveerd. Zo horen we het graag.

Wie meer oog heeft voor kleren en hun ontwerpers kunnen we met een gerust hart naar de lange, smalle Via San Felice sturen waar een Dansaertstraatsfeertje hangt, maar iets bescheidener en in een wat verwaarloosd uitziend kader. Daar runt Roberto Tassinari in een minimalistisch interieur op het nummer 55 zijn unieke schoenenzaak, nadat hij het vak van verkoper geleerd had bij Barrow, op het nummer 32, waar elke man wel een stuk naar wens op de kop weet te tikken. Maar er zijn ook kleinschaliger initiatieven, zoals Tamara Nocco’s I love Shopping die zich veel moeite getroost om jonge ontwerpers uit Roemenië of Chili te lanceren. Even verderop, op het nummer 16A, vindt men dan weer de boekwinkel Libreria delle Donne, waar alleen werk van vrouwelijke auteurs te koop staat.

Tussen joggers en Bersaglieri

Maar het meest tot de verbeelding sprekende bouwwerk dat Bologna rijk is, is toch wel de vier kilometer lange, overdekte trappengalerij, die vanaf het zuidwesten van de historische stad helemaal de heuvel oploopt tot aan het heiligdom van de Madonna di San Luca. De Porticata telt 666 bogen en een veelvoud van trappen. Als we in de vooravond vanaf de Arco di Meloncello een deel van de beklimming ervan ondernemen, ontmoeten we geen enkele bedevaarder, maar verscheidene, als door razernij bevangen joggers. De meest fanatieke onder hen verhogen de uitdaging door op gezette tijden ook nog eens ter plaatse te blijven trappelen, of enkele treden achterwaarts terug te lopen – als waanden ze zich in Echternach. Het uitzicht op de stad is bijwijlen erg fraai, maar waar ik wierook en ingetogenheid had verwacht, hangt een scherpe zweetlucht in een sfeer van zelfkastijding.

De laatste dag loop ik even San Stefano binnen, een geheel dat volgens de legende door Sint-Petronius werd bedacht die de zeven heilige sites van Jeruzalem voor ogen had waarheen de gelovigen toch op hun minst een symbolische bedevaart zouden kunnen maken. Bij de restauratie ervan werden resten van een tempel uit de Romeinse periode ontdekt, gewijd aan de Egyptische godin Isis. Het geheel van drie romaanse kerken, een tiende-eeuws klooster en even verderop het kerkje van San Giovanni in Monte hebben iets schattigs. Maar het is vandaag ook de Dag van de Republiek en die wordt in Italië met enig serieux gevierd. Op het Piazza Maggiore zijn ze er allemaal, vertegenwoordigers van het leger, de brandweer, de magistratuur, de politiek en zelfs een klein peloton niet zo jonge verpleegsters in smetteloos wit met witte kousen, een fors rood kruis op de borst, en bekroond met een donkerblauw kapje. Maar ook de Bersaglieri, met scheef gezakte, zwarte pluimen hoed, en mij onbekende heren met sabels. Er zijn vlaggen en vaandels, het hele plein is gevuld met geüniformeerde heren die keurig in het gelid staan, terwijl toeristen en Bolognesi staan te dringen om toch maar een glimp op te vangen van het spektakel dat wat vooroorlogs aandoet.

Ik maak voor het afscheid nog een ommetje langs de gaanderijen van de Via Archiginnasio, voorbij de chique winkels van Max Mara en Montblanc. Op het Piazza Galvani strijk ik neer voor een laatste espresso, omringd door lokale families in zondagstooi en duiven die zich te goed doen aan de kruimels van de croissants. In dit verrukkelijke land van ristretti en elegante vrouwen ontvouwt zich langzaam de zoveelste variant van de commedia dell’arte, waar ik zo van hou. Terwijl Massimiliano de kranten lezende klanten van Zanarini van spumante en koffie voorziet, klinken in de verte al de eerste tonen van het volkslied.

DOOR PIERRE DARGE – FOTO’S WOUTER VAN VAERENBERGH

UMBERTO ECO : “GIORGIO MORANDI KON HET STOF LATEN ZINGEN.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content