EEN SCHRIJVER NEEMT U MEE

Het naoorlogse Parijs vormt het decor van Modiano's oeuvre. Een straatscène in een joods kwartier in Le Marais, 1947. © BELGA IMAGE

‘Om niet te verdwalen’, de jongste roman van Nobelprijswinnaar Patrick Modiano, begint met een verloren adresboekje dat wordt teruggebracht. Adressen, huizen, telefoonnummers… Nergens is Parijs zo prominent aanwezig als in Modiano’s werk. Maar ook andere schrijvers dwalen graag in de lichtstad.

Patrick Modiano vernam dat hij de Nobelprijs Literatuur 2014 had gewonnen, terwijl hij door de rue d’Assas slenterde. Opmerkelijk, vond hij, want dat was net de straat waar letterkundige August Strindberg verbleef als hij in Parijs was. Modiano zag een curieuze coïncidentie in de Zweedse connectie. Dat hij zich het telefoontje en de plaats nog perfect herinnerde, is niet verwonderlijk. Parijs met zijn straten, huizen, parken en oude telefoonnummers speelt een prominente rol in al zijn boeken. Sommige zijn zelfs de titels, zoals Place de l’Etoile, zijn debuut uit 1968.

Modiano was geen gedoodverfde Nobelprijswinnaar. De jury viel voor zijn “kunst van het herinneren, waarmee hij de ongrijpbaarste menselijke lotgevallen tot leven wekt en de leefwereld van de bezetting onthult”. Parijs met de collaboratie, verzet en verraad vormt het decor van zijn oeuvre. Zijn debuut, Place de l’Etoile, vat dat goed samen : tegelijk een plaatsnaam (vandaag Place Charles de Gaulle, metro Charles de Gaulle/Etoile) en een verwijzing naar de jodenster.

Modiano werd in 1945 geboren in Boulogne-Billancourt als zoon van de Antwerpse actrice Louisa Colpeyn en Albert Modiano, een ondergedoken joodse zakenman van Italiaanse origine. De twee ontmoetten elkaar in Parijs tijdens de bezetting. De schrijver heeft geen gelukkige herinneringen aan zijn jeugdjaren die hij grotendeels in pensionaten doorbracht, maar ze inspireerden hem wel tot zijn beste werk. Zijn moeder was vaak op tournee. Zijn vader, in mysterieuze zaakjes verwikkeld, was eveneens uithuizig. Zijn jeugd, zijn weinig liefdevolle moeder (in het autobiografische Een stamboek schrijft hij dat ze zo onverschillig was, dat zelfs haar hondje zelfmoord pleegde door uit het raam te springen) en de troebele activiteiten van zijn vader zijn terugkerende thema’s.

Net als zijn personages is Modiano een zwerver, een straathond op wandel door achterafstraatjes. Iemand die mijmert over het verleden. “Ik wandel veel. Ik droom. Ik verplaats me in een soort tweede gemoedstoestand, vertrekkend van stukjes werkelijkheid, vaak uit het verleden, vaak eigennamen. Om te schrijven moet ik een echte plek voor ogen hebben. Een gebouw waar iets gebeurt, en van waaruit ik kan beginnen dromen.”

De vertellers en hoofdpersonages van zijn romans proberen vaak het verleden te achterhalen, of hun identiteit te hervinden door te dwalen door naoorlogs Parijs. Toch, zegt Modiano, is zijn Parijs geen nostalgisch Parijs, maar een gedroomd Parijs : “Ik vertrek bijvoorbeeld van een oud telefoonnummer : Trinité 14-28 of Jasmin 34-21. Voor jongeren die deze telefoonnummers niet hebben gekend, behoort dat eerder tot de verbeelding dan tot een poging om het verleden te restitueren. Dat is literatuur, het verleden wordt tijdloos.”

Dora Bruder wordt beschouwd als een van Modiano’s mooiste romans. Het hoofdpersonage is een joods meisje van 15 dat in 1941 vluchtte en omkwam in Auschwitz. In het boek wemelt het van straatnamen, zoals van het appartement van Dora’s ouders, 41 boulevard d’Ornano, en de bioscoop, Ornano 43, de religieuze internaten van de 62-64 rue Picpus, de zetel van de Police des Questions Juives, rue Greffulhe. Zoveel adressen getuigen van het meticuleuze opzoekwerk van de auteur, maar ook van zijn eindeloze wandelingen waarop hij de lezer meeneemt. Bij de viering van zijn Nobelprijs (19 januari) in het Théâtre de la Ville maakte burgemeester Anne Hidalgo bekend dat binnenkort een rue Dora Bruder zal worden ingehuldigd in het 18de arrondissement. Het gebeurt zelden dat een straat wordt genoemd naar een romanpersonage.

2. RAYMOND QUENEAU : ZAZIE DANS LE MÉTRO

Wie was getuige bij het huwelijk van Modiano ? Schrijver Queneau, vooral bekend van Zazie dans le Métro. Modiano’s moeder en Queneaus vrouw waren bevriend. Als jonge tiener kon Modiano terecht bij Queneau als hij thuiskwam van het pensionaat. Het hoofdpersonage Zazie is een brutaaltje van tien. Ze komt een weekend logeren bij haar oom in Parijs en haar grootste wens is de Métro te leren kennen, maar helaas, de metro is in staking. Het hele boek is een absurd, opstandig relaas van haar wilde tocht door de lichtstad. Met haar vuile bek en haar je-m’en-foutisme kondigt ze volop de roerige jaren zestig aan. Hoewel we worden meegenomen naar alle hoeken van Parijs schetst het eerder een portret van de Franse maatschappij dan van de stad. Het verhaal, dat verscheen in 1959, werd verfilmd door Louis Malle. Zazie mag absoluut niet gebruikt worden als gids, want monumenten worden opzettelijk met elkaar verward en op foute plekken gesitueerd.

3. GEORGES SIMENON : ALLE MAIGRETS

Georges Simenon, geboren in Luik, verhuisde in 1922 naar Parijs, en woonde tot 1938 in Neuilly-sur-Seine. Later kwam hij er nog vaak terug. Slechts één keer in het omvangrijke oeuvre komen we te weten waar zijn bekendste personage, commissaris Maigret woont. Het staat in een advertentie : “Vrienden van Albert, voor uw veiligheid, neem dringend contact op met Maigret thuis, 132 Boulevard Richard-Lenoir…” Andere locaties in Parijs, vooral cafés, brasseries en hotels worden uitvoerig beschreven. De stad speelt een even belangrijke rol als de personages die erin leven. Naar aanleiding van de 25ste verjaardag van Simenons dood kwam er nieuwe aandacht en waardering. De Bezige Bij Antwerpen bracht talloze hoogtepunten uit Simenons oeuvre opnieuw uit. Dit jaar verschijnen er nog twee : De gele hond en Het lijk bij de sluis. Over Maigret en zijn Parijs zijn ettelijke studies gemaakt. Erg mooi is Het Parijs van Simenon geïllustreerd door tekenaar Frederick Franck. Het evoceert de stad na W.O. II, begeleid door passende citaten.

4. REMCO CAMPERT : EEN LIEFDE IN PARIJS

Hoofdpersoon van Een liefde in Parijs is de schrijver Richard Sanders. Om zijn laatste boek te promoten keert hij terug naar het Parijs van de jaren vijftig waar hij als jonge dichter een tijdje woonde. Bij aankomst ontmoet hij op de Place du Panthéon een vrouw die hem herkent, maar hij weet niet meer wie ze is. Hij begint te graven in zijn geheugen, naar de tijd toen alles voor hem nog moest beginnen. Veel Nederlandse schrijvers, dichters en schilders trokken in de jaren vijftig naar Parijs, en al is Richard Sanders niét Remco Campert, en is het personage van de schilder Tovèr niét Lucebert, dan zouden ze, net als onder anderen Corneille en Karel Appel, wel inspiratie hebben geleverd. Op subtiele wijze maakt Campert in dit boek komaf met de valse romantiek die over het Parijs van de jaren vijftig hangt.

5. ANDREW HUSSEY : THE SECRET HISTORY

Parijs is geen prentkaart van Amélie Poulain. Het is een stad met haar groezelige kanten, met donkere stegen en oproerige banlieues, vol erotiek en met een grimmige onderbuik. Dat andere Parijs beschrijft de Britse journalist Andrew Hussey in De Verborgen Geschiedenis. Net als Modiano is hij van oordeel dat je een stad maar kunt kennen als je er vele kilometers in aflegt. Zwerven zonder plan, van een chic quartier onverwacht in een mini-Afrika belanden. Ook het boek van Hussey wemelt van straatnamen, en gebeten door het voornemen zich af te zetten tegen het ‘Walt Disney-imago’ diept hij een schat aan anekdotes en weetjes op. De rue Tire-Boudin (de Fluitentrekkersstraat) of de rue du Petit et Gros Cul (de Grote- en Kleine Kontstraat) zult u tevergeefs zoeken op uw huidige stadsplan. De straatjes in de hoerenbuurt hebben al lang fatsoenlijker namen gekregen.

6. FRANÇOIS CAVANNA : LES RITALS

“Nee, ga er vooral niet heen ! Ga vooral geen kijkje nemen in mijn straat”, schrijft François Cavanna in een voetnoot bij het eerste hoofdstuk van Les Ritals. Cavanna, medestichter van Charlie Hebdo, schetst in De Ritals een aandoenlijk portret van het Little Italy van Parijs. Ritals zijn de Italiaanse immigranten die voor W.O.II naar Frankrijk kwamen om er te werken, vooral in de bouw, zoals zijn vader. Hij vertelt als een kind van zes en draagt het boek op “aan alle Cavanna’s, Taravella’s, Rocca’s, Rossi’s (…)”. Hij tekent, met wat hij zich herinnert, een plan van de wijk met de verfwinkel, de drukkerij, de kruidenier. Maar zoals hij dus al in 1978 zei : het is er niet meer. Maar wel in het boek, het gaat over migratie, het is allemaal echt gebeurd, het is grappig en ontroerend.

7. JEAN-JACQUES SEMPÉ : UN PEU DE PARIS

In de nacht van 8 januari 2015 tekent Sempé na uren piekeren een eresaluut voor zijn vermoorde collega’s van Charlie Hebdo, in opdracht van Paris Match : een kwetsbare nieuwe loot aan een boom waar de grootste takken zijn van afgehakt. Sempé heeft niet veel woorden nodig, zijn tekeningen spreken voor zich. Maar met details is hij in zijn fijne tekeningen niet zuinig. Onderwerp van zijn boeken zijn de Fransen, groot en klein, met wie hij fijntjes de draak steekt, of teder meeleeft. De Fransen op vakantie, de Fransen in hun tuin, de kleine Fransen op de speelplaats. En de Parisiens. Die ziet hij bij Lipp, in het Café de Flore of in de Jardin du Luxembourg.

Voor Patrick Modiano illustreerde hij in zachte pasteltinten De kleine ballerina, dat zopas in vertaling verscheen bij Querido. De kleine Catherine wil een beroemde ballerina worden, maar ze draagt een bril, die moet ze afzetten op balletles. Daardoor leeft ze in twee werelden, een echte en een wazige. Modiano had geen betere illustrator kunnen vinden.

DOOR AGNES GOYVAERTS

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content