Anona, maracuja, jacaranda. Bonito, espadarte, tomarillo. De geuren, kleuren, klanken en smaken van Funchal. Hoofdstad van Madeira, een exotisch stukje Europa in de Oceaan.

De nieuwe maan ligt geel als een schijf meloen op de bergtop boven Monte. Stilte zou nu perfect zijn. Maar niets is perfect en dus scheurt een brommertje de heuvels op als een haperende koffiemolen. En dan nog een. Waarop de keffertjes aanslaan, van links naar rechts en van rechts naar links, in een kettingreactie die tot de morgen zal duren. Er is geen twijfel mogelijk: dit is Portugal.

Madeira mag dan in de Atlantische Oceaan liggen, op 550 kilometer van de westkust van Marokko en zo’n duizend kilometer verwijderd van Lissabon, de overeenkomsten met het moederland zijn niet gering. Zo heeft de hoofdstad Funchal dezelfde, wat versleten charme van zovele Portugese steden: de schoonheid van wit dat ooit wit was, van oker dat niet meer is dan een herinnering aan een frisse laag verf. Die gevels geteisterd door de tijd en de wind zijn overigens niet het eerste wat je ziet in Funchal. Het eerste wat opvalt, is dat het cliché klopt: Madeira, het bloemeneiland. De kleur die de gevels hier en daar ontberen, bieden de bloemen in overweldigende mate. Ik heb mijn eerste stappen in het centrum nog maar gezet of ik lees al dat de stad de Golden Award wegkaapte in het Europees Concours van Bebloemde Steden. Het bescheiden bordje staat in een park met stokroos, strelitzia, bananenboom, palm, agapanthus en geurige jacaranda. Dat alles zomaar in een stadsparkje. Drie droogstaande rivierbeddingen die door het centrum lopen, zijn door het vele sluikstorten sterk vervuild zijn, maar je ziet of ruikt er niets van omdat ze op veel plaatsen overgroeid zijn met paarse pergola’s van bougainvillea die zich uitstrekken van de ene oever tot de andere.

Funchal ligt in een halve cirkel, als een amfitheater omringd door hoge bergen, waartegen de wolken zich – vooral rond de middag – samenpakken. Soms loop je in de zon, maar is de lucht in de wijde omtrek grijs tot gitzwart. Het is waar dat het hier altijd lente is, maar het is ook geen leugen dat een paraplu af en toe van pas komt.

De wandelaar voelt zich aangetrokken door de brede promenade langs de zee, de Avenida do Mar. Nog niet zo lang geleden kon je er een ritje maken met een ossenkar, maar nu rijden de gele stadsbussen en de taxi’s er af en aan in een eindeloze drukte. Het is vandaag nauwelijks voorstelbaar, maar toen ik hier twintig jaar geleden voor het eerst kwam, was de installatie van de eerste verkeerslichten hét evenement waarover gesproken werd.

Vanaf de cais zie je goed de Ilhas Desertas liggen, drie onbewoonde eilanden, zo’n 35 kilometer ten zuidoosten van Funchal. Soms lijkt het alsof ze ineens veel dichterbij liggen – de Madeirezen weten dan dat het slecht weer gaat worden. Ik installeer me op een terrasje om het komen en gaan van de boten gade te slaan, en heb geluk: er komt, heel indrukwekkend, zo’n reus van een cruise binnengevaren. Even lijkt het alsof het haventje te klein is voor dit varend megahotel.

Een permanente aanlegplaats in de haven heeft The Vagrant gevonden, het jacht dat in 1941 gebouwd werd voor miljardair Horace P. Vanderbilt en in ’66 eigendom werd van The Beatles. Vandaag is het een ijssalon, met overal foto’s van de fab four. Wat verder gaan twee skaters wild tekeer op een ramp vol graffiti. Van het “I was speeding, now I’m bleeding” lijken ze zich niet veel aan te trekken. Na iedere duik wippen ze even over de horizon.

Als je vanaf de kade langs de Fortaleza de Dao Lourenço, een 16e-eeuwse vesting, de stad inloopt, bots je op het standbeeld van Joao Gonçalves Zarco – die in 1419 het eiland ontdekte – en het valt op dat ook hij reeds een beatlekapsel had. Toen Zarco en de zijnen arriveerden, troffen ze geen in het stenen tijdperk levende inboorlingen aan, zoals de Spanjaarden ze vonden op de Canarische Eilanden. Hier was er alleen maar bos en dus doopten ze het eiland Ilha de Madeira, het houteiland. Per ongeluk of expres, wie zal het zeggen, werd het bos in brand gestoken en het vuur woedde zeven lange jaren. Het resultaat was een bodem van een nooit geziene vruchtbaarheid. Funchal werd dan weer genoemd naar de wilde venkel die men er aantrof.

Naar men zegt resideerde Zarco zovele eeuwen geleden op de plaats waar nu de Quinta das Cruzes staat, het landgoed van de kruisen. De Madeirese quinta’s verschillen van de Portugese onder andere door het feit dat ze allemaal een casinha de prazer hebben, een huisje van plezier. Nee, niet zo’n plezier, wel een gebouwtje aan de straatkant dat dient om naar de passanten te kijken, of om een partijtje schaak of biljart te spelen. In de tuin ligt de grafsteen van Pedro Eanes, de meester-metselaar die de kathedraal van Funchal, de , bouwde. En er is een collectie van misschien wel een paar duizend orchideeën te bewonderen.

Wie van planten maar niet genoeg kan krijgen, moet naar de Jardim Botânico, aangelegd binnen de muren van een oude quinta op zo’n drie kilometer buiten het centrum. Maar ik vind het daar snel wat te veel van het goede: al die streng in het gelid staande bloemen, en al die dames die dat marvellous en wunderbar vinden. Ook in mijn voortreffelijk vijfsterrenhotel heb ik de neiging te zeggen: doe het wat kalmer aan. Dertig paradijsvogelbloemen in één vaas en daar gerbera’s en chrysanten rond – het mag wat minder zijn.

In Monte, het dorpje tegen de heuvels, waar het altijd kil en mistig is, is de hoofdattractie een weg van gladde glimmende keien, steil bergafwaarts naar Funchal. De toerist kan deze route afglijden, gezeten in een tobogan, een rieten slede die bestuurd wordt door twee meerennende mannen, die eerst nog wat duwen, maar daarna hard moeten bijsturen en afremmen.

Het is een wat gênante ervaring, zo lui neergezeten, als een 19de-eeuwse lady, stijf van geest en leden, tussen twee slavende mensen. Maar je moet het toch gezien hebben, want die kerels zien er buitengewoon fotogeniek uit met hun verweerde koppen, en hun witte broeken en hemden, hun strohoeden, en hun butos pneu, prachtige laarzen met een stuk autoband als zool. Het mag verbazen dat nog geen enkele modeontwerper iets met hun look gedaan heeft.

Na de Anjerrevolutie van ’74 probeerden de Portugezen de tobogans af te schaffen, maar de sleebestuurders wilden hun dagelijkse boterham toeristen niet kwijt.

Terug beneden – gewoon met de lijnbus – bezoek ik het Museum voor Religieuze Kunst in de Rua do Bispo, waar een kleine maar impressionante verzameling Vlaamse meesters hangt uit de 15de en 16de eeuw: een Sint-Jacob van Dieric Bouts, een Annunciatie van Joos Van Cleve, een Maria Magdalena van Jan Provoost… Het contrast met Portugese werken uit dezelfde tijd is onvoorstelbaar: dat lumineuze ontbreekt, die Vlaamse vaardigheid om heiligheid in verf te vatten. Het is een bijna choquerende vaststelling dat onze noeste voorvaderen al die Jezussen, Maria’s en Heilige Geesten hier kwamen ruilen tegen scheepsladingen suiker.

Om in de sfeer te blijven, zit in het parkje bij de Casa da Luz (de zetel van de elektriciteitsmaatschappij) een man, omhangen met crucifixen en fotootjes van de paus, bij middel van een krakende gettoblaster het Woord uit te dragen. De aandacht van de passanten gaat evenwel naar een heertje dat een papegaai aan de praat wil krijgen. Maar daar komt dan weer geen gebenedijd woord uit.

Achter de Casa da Luz ligt het visserskwartier, een volkse wijk met gonzende kroegjes waar je een cortado kan drinken (koffie met zoete maderawijn) of een donkerbruine aguardiente, te midden van de Madeirezen die, het moet gezegd, niet echt vrolijke lieden zijn. Als alle Portugezen dragen ze in hun binnenzak een pakje met geheim verdriet dat saudade heet.

In deze buurt ook veel restaurantjes, waar je voor geen geld geroosterde sardienen eet en voor een beetje geld grote geroosterde garnalen. Lekker met een frisse vinho verde.

Ik loop de Rua de Santa Maria af tot voorbij de kerk, en bots nogal verrassend op een openluchtzwembad, gebouwd boven op de rotsige kust. Het is openbaar en de Funchalezen zelf geven er graag rendez-vous. Maar het weer kwakkelt en de Praia da Barreirinha is verlaten. Op de ligstoelen wisselen de meeuwen af en toe van plaats.

Een fascinerende plek is de Mercado dos Lavradores, de Markt van de Werkers. Gebouwd rond een verrukkelijke patio en een sfeer uitademend die duidelijk maakt dat dit eiland dichter bij Afrika ligt dan bij Europa. In de groente- en fruitstalletjes liggen naast de mango’s, zoete aardappelen, kaki’s, avocado’s, papaja’s en stokken suikerriet, allerlei onbekende knollen en vruchten. Zoals de anona, die lijkt op een kruising tussen een artisjok en een ananas, terwijl het zachte vruchtvlees dan weer wat aan een peer doet denken.

Naast cactusvijgen, rozenappels, tomarillo’s en pinqinela’s, natuurlijk ook stapels passievruchten: het sap van de maracuja is zowat de nationale frisdrank – met gin erbij de nationale cocktail. Maar vraag om vers en laat je geen Brisa aansmeren, een ordinaire limonade waar maar weinig passie in te vinden is.

De spectaculairste hal in de Mercado is die waar de vis verkocht wordt. De afzichtelijke, zwarte zeepalingen liggen er in de rij naast rode poon, blinkende sardines, brasem, makreel en mensgrote tonijn. Die laatste, de bonito, wordt in stukken gehakt met een mes zo vervaarlijk als het kromzwaard van een samoeraï.

De benamingen kunnen wel tot enige verwarring leiden: de zeepalingen of lintvissen heetten espada, de zwaardvis espadarte, de espadilha is een sprotje en op menukaarten zal je vaak de espetada aantreffen. En dat is dan weer een brochette van rundsvlees gemarineerd in wijn en look, geroosterd op een vuur met laurierbladeren en uien.

Ten westen van het oude centrum, je loopt er naartoe door het Santa Catarina park, liggen de meeste grote hotels. Ik begeef mij naar het legendarische Reid’s voor een eleven o’clock Madeira, maar ook de high tea in de namiddag is een belevenis. Rilke kwam hier, en Shaw, en Churchill die er graag schilderde in de tuin. Toen Batista op Cuba aan de deur werd gezet, huurde hij, zijn zakken vol gestolen geld, een hele verdieping af.

Het uitzicht over de oceaan, vanaf het terras met zijn zwartwitte tegels, is goddelijk, maar enkele jaren geleden bezocht ik er enkele kamers en die zijn somber voor hun vele geld. Vandaag wordt mijn indruk van toen bevestigd: hoe leading in the world dit hotel ook moge wezen, het heeft iets van een luxueuze afdeling palliatieve zorg voor de Engelse aristocratie of wat daar graag voor doorgaat. Reumatische heren in blazer en dames in kuitlange bloemetjesrokken, met zo’n lelijke kwakkelgang en allemaal, van deftigheid, een octaaf te hoog pratend.

Dan installeer ik mij liever in een rieten zetel op het terras van het 150 jaar oude Golden Gate Café op de Avenida Arriaga, om er langdurig taartjes te eten en naar de mensen te kijken. Een schoenpoetser slentert voorbij, gefrustreerd telt hij de Reeboks en de Nike’s. Die laatste draagt hij trouwens zelf en ze mochten wel eens een beurt krijgen.

praktisch

Hotel: wij logeerden in het buitengewoon aangename vijfsterrenhotel Quinta Jardins do Lago, gelegen aan de rand van de stad, in een prachtige tuin met uitzicht over de baai. Rua Dr. Joao Lemos Gomes 29, Funchal, Madeira. Tel: (351) 291 750 100, fax (351) 291 7501 55, website: www.jardins-lago.com, e-mail:info@jardinslago.com

Reizen: Weekend Knack reisde als gast van touroperator Pegase. De Citybird-chartervlucht duurt ongeveer 3,5 uur.

Wanneer: de temperatuur op Madeira varieert van 19°C in de winter tot 26°C in de zomer. Al kunnen er natuurlijk wel eens uitschieters naar boven of naar onderen zijn.

Info: Portugese dienst voor toerisme, Jozef II-straat 5, 1000 Brussel, Tel. 02-230 52 50, fax: 02-231 04 47.

Website Madeira: http://www.madeira-web.com

Pol Moyaert

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content