Kinderen chatten, mailen, gamen en surfen erop los. Online ravotten vinden ze geweldig spannend, al baart dat menig ouder kopzorgen. Is internet werkelijk de gevaarlijkste speeltuin ter wereld ? En vooral : hoe kun je je kroost beschermen ?

Vroeger zocht je informatie op in bibliotheken. Maakte je zelf je boekbesprekingen. Kocht je als puber blootbladen. Ontmoette je vrienden op café. Betaalde je voor een plaat of een cd in de platenzaak. En toen kwam internet. Voortaan trof je je makkers ‘op de chat’ en haalde je muziek, porno, boekbesprekingen of documentatie gewoon af op het www. Makkelijk zat en bovendien voor iedereen even vrij toegankelijk. “Lekker democratisch”, zeggen de believers. “Behoorlijk gevaarlijk voor onze kinderen”, aldus bezorgde ouders. Een begrijpelijke reactie als je weet welke rotzooi in de riolen van het internet te vinden zijn.

Maar laat ons positief beginnen : het overgrote deel van de websites of onlinediensten is onschadelijk, zowel voor kinderen als volwassenen. Meer nog, het aantal kindvriendelijke websites stijgt dagelijks. Dat hoeft niet te verbazen, want kinderen zijn zeer bedreven internetters. Drie op de vier Vlaamse surfertjes tussen negen en veertien jaar gebruikt minstens één keer per week internet. Twee op de vijf surfen dagelijks, amper vier procent zit nooit online. De cijfers komen uit een onderzoek naar het surfgedrag van 1700 leerlingen, uitgevoerd door de Universiteit Gent (departement onderwijskunde) en Action Innocence, een vzw die pleit voor veilig internet bij kinderen en jongeren. Een van hun opmerkelijke vaststellingen : kinderen weten vaak beter dan hun ouders hoe het www ineensteekt. Best frustrerend voor die vaders en moeders, want hoe kunnen zij behoorlijk toezicht houden, als ze zelf verdwalen op het net ?

“De eerste stap is zelf tijd spenderen op internet om te weten wat er zoal te zien valt”, adviseert de internethandleiding van Microsoft. “Maar nog belangrijker is : toon belangstelling voor wat je kinderen online doen en laat ze erover vertellen.”

WIL JIJ MIJN CHATVRIENDJE ZIJN ?

Ga maar na : kids doen niets liever dan e-mailen, informatie opzoeken, downloaden, een persoonlijke homepage maken, online gamen en vooral chatten. Eén op de drie chat dagelijks. MSN Messenger (voor de totale leken : het programma met als icoon twee groene mannetjes) is veruit het populairste medium om te ‘babbelen’ met vrienden of klasgenootjes. “Met bekenden dus”, horen we de ouders verzuchten. Niet helemaal, want helaas chat één op de vier (en dan vooral de allerjongsten) ook weleens met vreemden. Daar is op zich niets mis mee, want MSN is net bedoeld om gemakkelijk vrienden te maken. Het probleem is echter de anonimiteit : iedereen kan zich voordoen voor iemand anders. En met een schuilnaam is er helemaal geen spoor meer van iemands echte identiteit. Anders gesteld : malafide volwassenen kunnen doen alsof ze veertien zijn om zo in contact te komen met ‘leeftijdsgenootjes’.

Een vieze gedachte, inderdaad. Gelukkig beveiligt MSN zijn chatfunctie op allerlei manieren : om met iemand te kunnen praten, moet je die persoon accepteren op je lijst. Ongewenste gasten kun je dus weigeren, of gewoon achteraf deleten. Dat is althans de theorie, want kinderen zijn doorgaans naïef en willen maar al te graag nieuwe mensen op hun lijst. Dus accepteren ze die onbekende persoon maar. Helemaal dubieus wordt het als die ‘nieuwe vriend’ na een poosje vraagt om in levenden lijve af te spreken. Dat is helemaal niet uit de lucht gegrepen : Eén op de vijftien leerlingen sprak weleens live af met een vreemde die ze kenden uit de chatbox. In Groot-Brittannië zelfs één op de twaalf. Meestal gebeurt dat zonder toestemming van de ouders.

PRAAT NIET MET VREEMDEN

Chatten dan maar verbieden ? Wacht even. Ouders aanzien chatdiensten als MSN nogal snel als tijdverlies. “Mijn zoontje van twaalf zit de hele avond eenzaam voor zijn computer te MSN’en, en tussendoor maakt hij zijn huiswerk”, lezen we in een getuigenis. Dat is minder asociaal dan het lijkt, want uit recent onderzoek blijkt dat kinderen online veel vrienden maken. En dus socialer worden. Behoren tot onlinegroepen (of community’s) wordt almaar belangrijker voor kinderen. Hen daarvan afsluiten betekent in hun ogen sociale zelfmoord. Dus blijft de vraag : wat kun je als ouder doen ? Simpel gesteld : waarschuwen en beschermen. “Kinderen op internet loslaten, is zoals je kroost alleen op boodschappen sturen in een grote stad”, verzucht een bezorgde vader op zijn weblog. “Wat zeg je, als je ze op pad stuurt ? ‘Praat niet tegen vreemden, wees voorzichtig onderweg. Stop je persoonlijke spullen diep weg, loop niet verloren en bel als er iets scheelt. ‘ Dat geldt evengoed voor surfen op internet.”

Vervelende internetervaringen zijn helaas moeilijk te vermijden. Volgens Marjan Gerarts van Action Innocence komen “meer dan de helft van de lagereschoolkinderen op het net zaken tegen die niet voor hun ogen bedoeld zijn, voornamelijk geweld en porno.” Dat is geen ramp, zolang de kinderen erop voorbereid zijn en weten hoe ze moeten reageren. “Leer je kinderen vertellen over wat hun choqueerde op internet”, lezen we in tal van kindvriendelijke surfgidsen. Niet zo simpel blijkbaar, want uit onderzoek van de universiteit van Gent blijkt dat een derde van de kinderen de problemen voor zich houdt. De reden ? Schaamte, of de vrees dat ze thuis niet meer op internet zullen mogen.

BEN IK VOORPAGINANIEUWS ?

Kennen kinderen in al hun naïviteit de gevaren van internet eigenlijk ? Twee derde wel, zo blijkt uit cijfers. Porno, geweld, stalkers, computervirussen, oplichters en hackers noemden ze spontaan als risico’s. Kortom, een grote groep kinderen weet wat er kan mislopen op het www. Maar ze beseffen niet dat ze daar zelf een aandeel in hebben, omdat ze slordig omspringen met persoonlijke informatie. Adresgegevens, wachtwoorden, e-mailadressen en gsm-nummers geven ze zeer gemakkelijk door aan wildvreemden op het net. Of dat alles staat simpelweg te lezen op hun persoonlijke homepage of weblog, waar ook nog foto’s te bekijken vallen. Bijzonder leuk voor de vriendjes, maar helaas trekt dat ook minder bonafide mensen aan.

Er zijn gevallen bekend van pedofielen die onschuldige kinderbeelden van online fotoalbums plukken en die digitaal tot vreselijke verkrachtingsscènes bewerken. Kids schrijven zich ook gretiger dan ooit in op vriendschapssites of chatcommunity’s. Met andere woorden : networking op snotneusniveau. Maar ook daar hebben perverten of pedofielen vrije toegang toe. Het inspireerde professor Michel Walraeve van de Universiteit van Antwerpen vorig jaar voor een onderzoek naar e-privacy bij jongeren. Hij stelde vast dat online gepubliceerde data uiterst gemakkelijk misbruikt kunnen worden. We citeren enkele van zijn praktische tips voor kinderen : “Gebruik verschillende mailadressen : één privéadres voor mailconversaties met bekenden, en één voor wedstrijden, inschrijfformulieren of online-enquêtes. Reageer nooit op ongewenste e-mails en vul nooit klakkeloos al je gegevens in op een website.”

Volgens onderzoek hebben oudere kinderen na een paar waarschuwingen wel door dat ze moeten uitkijken met persoonlijke gegevens. Maar kleine kinderen trappen steeds weer in de val, zo blijkt. Hoe kun je zulke kids dan tegen zichzelf beschermen ? Een poging tot antwoord komt van een Nederlandse mama van twee kinderen : “Stel je bij alles wat je over jezelf zegt of publiceert de vraag : zou ik dit op de voorpagina van de krant willen zien ?”

EEN POTJE CYBERSEKS

Wat wel af en toe de voorpagina’s haalt zijn gruwelverhalen van pedofielen die zich op internet begeven. Een veel voorkomend scenario : een onbekende vraagt om zich toe te voegen aan je lijst met chatvrienden. Je drukt op accepteren en vrijwel meteen stelt die ‘nieuwe vriend’ je voor de webcam aan te zetten ‘om elkaar beter te leren kennen’. Als zijn webcamvenstertje opent, verschijnt een naakte man die live masturbeert. Een traumatische en volkomen ongewenste ervaring voor kinderen, dat spreekt voor zich. Toch gaan kinderen op steeds vroegere leeftijd bewust op zoek naar hun seksualiteit op internet : een volstrekt normale puberale reactie. Hun curiositeit is gewekt, want ze weten wel dat op het net álles te zien valt. Met enkele simpele zoektermen belandden ze gewild of ongewild op sekssites ‘om het één en ander bij te leren’. Maar die pornosites zijn meestal veel explicieter dan ze verwachtten. Bovendien informeren ze niet en geven ze een verkeerd beeld van seksualiteitsbeleving. Resultaat : in hun speelse zoektocht komen sommige kinderen hardhandig in contact met volwassen content.

Andere kinderen gaan veel bewuster op zoek naar seks via internet. Het zal wellicht enkele ouders verontrusten, maar cyberseks (via webcam of MSN) wordt zelfs populairder. Dat blijkt uit anoniem onderzoek van de Nederlandse website Mijn Kind Online en de Rutgers Nisso Groep bij 11.000 jongeren tussen 12 en 18 jaar. Het onderzoeksrapport spreekt over “een nieuwe seksuele revolutie, omdat via internet nieuwe vormen van seksueel contact mogelijk worden.” Wat moeten we ons daarbij voorstellen ? Online flirten bijvoorbeeld, waar 82 procent van de jongens en 73 procent van de ondervraagde meisjes zich het voorbije half jaar aan bezondigden. Seksueel getinte gesprekken (genre “Heb je grote borsten ?” of “Neuk je wel eens ?”) maakten al driekwart van de tieners mee. En ongeveer de helft van de kinderen kreeg al de vraag iets seksueels te doen voor de webcam. Lang niet altijd tegen hun zin, trouwens.

GLUIPER

Omdat cyberseks natuurlijk niet zonder risico is, startte in Nederland onlangs de bewustmakingscampagne Internetseks, daar kun je goed ziek van zijn. Ze is gericht op jongeren tussen twaalf en twintig. Cruciaal in de campagne zijn de zogenaamde internetsoa’s, de ongewenste seksueel overdraagbare aandoeningen die je – figuurlijk dan – kunt oplopen bij cyberseks. Je hebt bijvoorbeeld last van een gluiper, als je iemand heb benaderd die zich als een ander heeft voorgedaan. “In het begin lijken ze aardig. Maar dat verandert. Dan gaan ze vervelende dingen aan je vragen : ‘Trek eens je T-shirt uit.’ Of ‘laat je lichaam even zien’,” aldus de beschrijving op de site (www.internetsoa. nl). Het gevolg : “Wie last heeft van een gluiper, chat minder vertrouwelijk met nieuwe mensen.” Schaammuis is een andere internetsoa : iemand die je seksuele dingen laat doen tegen je zin. “En bij Geilzucht heb je last van iemand die zich ongewild aftrekt voor de webcam”, lezen we wat verder op de site. Typisch Hollands, die campagne, al is de boodschap wel duidelijk : hou het veilig, ook in cyberspace. Een even speels, maar wat braver bewustmakingsinitiatief staat op naam van onze minister van Werk en Informatisering Peter Van Velthoven. Hij pakte dit voorjaar uit met De sinistere site, een stripverhaal van Suske en Wiske met tips om veilig te surfen. Het verhaal is bedoeld voor kinderen uit het zesde leerjaar, hun ouders en leerkrachten. In de slipstream van die actie zette Van Velthoven ook het project Ik zal je leren op. Het concept : kinderen leggen in een originele presentatie aan volwassenen (leerkrachten, grootouders, ouders,…) uit hoe ze veilig kunnen internetten. De omgekeerde wereld inderdaad, maar zoals gezegd weten kids meer van internet dan de doorsneevolwassene.

BLIJF IN DE BUURT

Staan onwetende volwassenen dan volkomen machteloos ? Natuurlijk niet. Alle surfhandleidingen zijn het erover eens : ouderlijk gezag is de beste internetpreventie. Op voorwaarde dat betrokkenheid en toezicht op het surfgedrag mogelijk is. Daar wringt het schoentje weleens. Neem nu Arne, een bengel van 14 jaar, die een pc op zijn kamer kreeg. “Handig voor zijn schoolwerk”, dachten zijn ouders. Maar hun enthousiasme keerde snel. “Hij zit nu avonden lang te chatten en te surfen.” Eén op de vijf kinderen heeft een eigen pc op de kamer. Twee op de vijf surfen, chatten of gamen in een aparte ruimte. Die privacy is leuk voor het kind, maar bemoeilijkt het toezicht. “Interesse tonen in de onlineactiviteiten van je kind of tiener getuigt niet van wantrouwen,” redeneert de Microsofthandleiding voor veilig en kindvriendelijk surfen. “Want als er iets scheelt, kun je onmiddellijk ingrijpen.”

De computer op een centrale plaats in huis zetten is daarom dus een betere optie. Wie als ouder niet wil (of kan) meekijken over de schouder van zoon- of dochterlief, heeft nog enkele controlemogelijkheden. De functie Geschiedenis in de browser bijvoorbeeld, die toont welke sites je kids laatst bezocht hebben. Pientere kinderen weten helaas ook hoe ze die geschiedenis kunnen wissen. Uit Brits onderzoek blijkt trouwens dat maar liefst twee derde van de twaalf- tot negentienjarigen hun onlineactiviteiten tracht weg te moffelen. Maar voor ouders zijn zulke uitwispraktijken natuurlijk meteen ook het signaal dat er iets verdachts gebeurt. Daarnaast kun je in Internet Explorer aangeven welke soort sites (bijvoorbeeld met bloot, extreem geweld of grove taal) geblokkeerd moeten worden. Die functie heet parental control (ouderlijk toezicht), maar is helaas niet waterdicht. De surfhandleiding van Planet Internet is formeel : “Internetfilters hebben nauwelijks zin. Veel belangrijker is dat er altijd iemand in de buurt is bij wie het kind terecht kan met vragen of problemen.” U weet wat u te doen staat.

Door Thijs Demeulemeester

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content