Eerst waren het de betonachtige natuursteensoorten die het interieur veroverden. Nu zijn de druk geaderde marmers en mozaïe-ken aan de beurt.

Eind de jaren tachtig werd de blauwe hardsteen uit Wallonië herontdekt. Dat was een beetje een historisch moment, goed voor een kleine revolutie in de architectuur. Want tot in de jaren tachtig hielden veel moderne architecten het bij baksteen en betonsteen. Nadien geraakten gepleisterde muren weer in de mode, zowel voor exterieur als voor interieur, niet zelden verrijkt met een plint van blauwe hardsteen. De architectuur werd veel strakker, waardoor gave wanden en vloeren in de mode geraakten. Wie het zich kon veroorloven, koos voor vloeren van blauwe hardsteen of graniet. De blauwe hardsteen en aanverwante steensoorten blijven ook nu nog het grote publiek bekoren. Uit Aziatische landen wordt trouwens veel donkerblauwe steen ingevoerd die een goedkoper alternatief is voor de beroemde Waalse steen.

Maar wie de trends van de laatste jaren van nabij volgt, stelt vast dat de toonaangevende architecten van vandaag minder appreciatie hebben voor de donkere blauwgrijze stenen (in ons land onderscheiden we verschillende soorten afhankelijk van de herkomst, zoals de petit granit, de noir de Tournai en de noir de Golzinne). In meer trendy interieurs merken we namelijk vanaf 1995 belangstelling voor lichter gekleurde steensoorten die op bruingrijze beton of mdf lijken.. Een verklaring voor deze populariteit vinden we in de moderne architectuur. Deze steen wordt immers al lang massaal gebruikt door hedendaagse Portugese architecten onder wie Alvaro Siza, die bij ons in de jaren negentig bekend werd. In zijn interieurs merken we dat zowel de vloeren als hoge muurplinten met deze bruingrijze kalkzandsteen worden bekleed. Ondertussen lijkt ook deze trend een beetje voorbij.

Voor een duidelijke visie op de actuele ontwikkelingen gaan we te rade bij Dominique Desimpel die in Knokke een van de mooiste tegelwinkels van ons land runt en die levert aan tal van gerenommeerde architecten en decorateurs. Volgens Desimpel blijft de belangstelling voor egale bruine steensoorten met weinig of geen zichtbare fossielen groot. In deze groep vinden we zowel harde als vrij zachte natuursteen. Vooreerst is er het harde basalt (± 80 euro/m2), dat in trek is voor keukens en badkamers, want zachte stenen worden op deze plaatsen gemakkelijk aangetast door zuren, vetten en zeep. Naast basalt vinden we in de groep van bruingrijze stenen ook de kalkzandstenen pietra serena en buxi gris of buxi beige (±110 euro/m2) en lavasteen (120 euro/m2). Ook het duurdere grijze of rode porfier (200 euro/m2) geniet weer enige populariteit. Al deze steensoorten kunnen zowel massief als in platen verlijmd worden aangewend.

Een vrij groot publiek kiest dus voor wat Desimpel ‘meer afstandelijke steensoorten’ noemt, zonder tekening en met een grijsachtige tint. “Maar nu gaan sommige ontwerpers een stap verder, en beseft men dat een warme basis ook in een hedendaags interieur kan. De belangstelling voor pure gesteenten, dat wil zeggen gesteenten met een expressievere textuur en tekening, groeit. Ook het palet verrijkt, warme aardetinten worden niet meer geschuwd. In de jaren negentig durfde niemand daarvoor kiezen, zeker niet voor een hedendaags interieur. Dat verklaart ook de retour van de marmers en meer brute steensoorten.”

In deze context vermelden we nog een goedkoper, maar erg mooi alternatief, namelijk de Noorse en Portugese leisteen (± 30 euro/m2) met een oneffen oppervlak. Een materiaal dat bijzonder populair was in de jaren vijftig en eigenlijk samen met de herontdekking van het design opnieuw wordt gewaardeerd.

Maar Desimpel heeft het in de eerste plaats over de terugkeer van het marmer : “Je moet dat zien in een bredere context. Veel woningen zijn vrij krap bemeten en worden heel sober aangekleed. Dan speelt de vloer een grote decoratieve rol. In zo’n strak interieur zorgt een gevlamde steen voor extra expressiviteit.”

Het gamma aan marmersoorten is zeer uitgebreid. Sommige hebben een exotische oorsprong, andere komen zelfs uit ons land, zoals het klassieke bruine, rode, roze en grijze marmer – grosso modo onder te brengen onder de noemer rouge belge (ca. 125 euro/m2) – dat je in tal van oude gebouwen ziet. Of ook de donkere grand antique uit het Maasland, met een zeer expressieve tekening. Wit carraramarmer is eveneens in trek, vooral voor badkamers en voor het keukenaanrecht.

Dominique Desimpel stelt wel een verschil vast met vroeger : “Toen werd alle marmer glanzend gepolijst. Nu verkiest men een bepaalde bruutheid, soms wordt de steen zelfs heel ruw gebruikt. Sterk gepolijste stenen hebben overigens een praktisch nadeel : een glanzende vloer slijt snel, met matte loopvlakken als gevolg. Daarom worden vloerstenen meestal verzoet, ze worden dus minder intensief gepolijst.”

Een van dé herontdekkingen is natuurlijk het travertijn, een zandkleurige kalktufsteen die bijzonder populair was in het interbellum. Zo heeft Victor Horta er ooit het gehele Centraal Station in Brussel mee bekleed. Travertijn was in de jaren zeventig gegeerd voor vensterbanken en salontafels. Toen werd deze steen anders afgewerkt, de typische gatenstructuur werd steevast opgevuld, nu wordt vooral de brute ongevulde travertijn gewaardeerd. Een gevulde travertijn is goedkoper dan de brute steen (±125 euro/m2), die wordt gezaagd met meer verlies.

Voor hedendaagse interieurs zijn momenteel ook mozaïekvloeren zeer in trek. Die trend past perfect bij de voorkeur voor ruwere bouwmaterialen. Mozaïeken en keivloeren passen ook wel bij de retour van de fifties-stijl, toen deze materialen, vooral in Italië, volop werden gebruikt. “Er is wel een belangrijk technisch verschil met toen,” zegt Dominique Desimpel. “Zowel keien als mozaïek worden nu op netten gelijmd, wat het plaatsen veel eenvoudiger maakt.” Deze netten kunnen gelijmd worden op een vlakke ondergrond, nadien wordt alles netjes gevoegd en lijkt het of de vloer steen per steen is gelegd. Sommige mozaïeksoorten zijn wel moeilijker te plaatsen, omdat de netten perfect op elkaar moeten aansluiten, zodat er geen extra brede voegen ontstaan. De prijs hangt af van de afwerking. De zogenaamde mechanische mozaïeken (± 100 euro/m2) zijn minder duur dan de artisanale, die manueel, steentje per steentje op een net zijn gelijmd (± 200 euro/m2). De mooie ronde rivierkeien zijn net zo prijzig als mooie natuursteen (± 140 euro/m2).

Ten slotte geeft Dominique Desimpel nog een advies aan wie voor natuursteen kiest. Volgens hem bestaat het geheim van een mooie natuursteen in de afwerking en het onderhoud. Hij laat de tegels in het begin verzadigen met lijnolie, het reinigen gebeurt met vlokkenzeep of marseillezeep. Dus zeep die wat olie bevat en de steen voedt. Voor hem zijn andere chemische producten uit den boze, enkel op de aangegeven manier krijgt natuursteen een natuurlijke patina. n

Piet Swimberghe / Productie Sonja Mertens / Foto’s Diane Hendrikx

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content