De eerste jaren van onze relatie waren moeilijk. Ik hield niet direct van haar. Niet zoals van de anderen. Ze is ook zo moeilijk te doorgronden. Maar hoe langer ik haar kende, hoe meer ik van haar ben gaan houden. Van de discrete charme, verborgen achter grijze, stenen façades. Van haar ijdelheid. Van haar gesloten maar oprechte karakter. Van haar gulzigheid naar de goede dingen in het leven.

Enkele jaren geleden zag ik haar, Milaan, voor het eerst, om er de modeweken bij te wonen. Het was nooit in me opgekomen om de Noord-Italiaanse stad ‘zomaar’ te bezoeken. Daarvoor had ze in eigen land te veel concurrentie van voornamere plekken als Rome, Firenze of Venetië. Onze ontmoeting verliep stroef. Althans voor mij. Op onze eerste avond samen werd ik in de tuin van een palazzo aan de Duomo gestoken door wat enkel beschreven kan worden als ‘een vuile moerasmug’. De beet ter hoogte van mijn rechterknie zwol zo op dat ik de rest van de week amper nog mijn been kon plooien en gedwongen werd tot het dragen van die ene lange broek die ik bij me had in temperaturen van bijna dertig graden.

Ik was niet onder de indruk van wat Milaan op het eerste gezicht te bieden had. En ik was niet alleen. “Het lijkt wel een internationale sport”, zei Tiziana Cardini, fashion director van het luxewarenhuis La Rinascente, onlangs in The New York Times. “Het is hip om Milaan te haten.” Ook in vergelijking met de andere modesteden springt het commercieel gedreven Milaan er niet onmiddellijk uit. Het heeft niet de voor de hand liggende elegantie van Parijs, het wereldse van New York of de cool van Londen. Wat het wel heeft, is liefde voor het vak. Milanezen verontschuldigen zich niet voor hun materialisme. Ze houden van mooie, goed gemaakte dingen. Made in Italy, daar kan weinig tegenop.

In de loop van de jaren hebben we elkaar gevonden, Milaan en ik. Niet omdat ze veranderd is, maar omdat ik heb geleerd voorbij de façade te kijken. Soms ook letterlijk. Want de beste adressen worden goed verborgen. De outletwinkel van Marni, bijvoorbeeld, ligt verscholen in een hangar achter een aftands flatgebouw in een residentiële wijk van Milaan. De beste pasta puttanesca van de stad (of van de wereld, ik heb hem nog nergens zo lekker gegeten) is die van Rosy é Gabriele, een eenvoudig familierestaurant aan de Porta Venezia waar zowel de Milanezen als de Vogue-redactie gaan lunchen. De beste Parmezaanse kaas koop je bij Peck, het beste ijs bij Il Massimo del Gelato. En op wandelafstand van ons hotel – de Sempione, het adres waar de Belgische modepers al meer dan twintig jaar elk seizoen gaat en we iedereen bij naam kennen – ligt de trattoria ‘van de broertjes’, waar je voor geen geld vers gegrilde vis kunt eten.

Zoals dat gaat in relaties, schept ook gewoonte een band. Ik heb, tegen alle verwachtingen in, mijn hart verloren aan Milaan. Ik kan niet wachten tot het weer september is.

ellen.de.wolf@knack.be

Ellen De Wolf

Milanezen verontschuldigen zich niet voor hun materialisme. Ze houden van mooie, goed gemaakte dingen

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content