Diep in de Peruviaanse Amazonewouden benutten de Matses-Indianen

de uitscheiding van een kleine, gifgroene boomkikker niet alleen

als medicijn, maar ook als magisch hulpmiddel bij de jacht.

PETER GORMAN

FOTO’S : JEFF ROTMAN

Vleermuizen vliegen hoog in de lucht ; hun silhouetten doemen op in het licht van de halve maan die achter het bos aan de andere kant van de Rio Lobo zichtbaar wordt. Hoewel het regenseizoen al begonnen is, staat de rivier nog steeds op haar laagst ; grote, knoestige boomstammen die van de oevers zijn weggerukt tijdens het vorige regenseizoen, tekenen zich af tegen het water als monsterachtige skulpturen in het bleke licht. Achter de open plek waar de kleine Matses-stam van San Juan zijn nederzetting heeft, hoor je in de verte het gekrijs van een troep apen en de melancholische roep van de fazantachtige pawfil.

In het kamp laat een handvol Matses-kinderen het licht van onze zaklantaarns in de dorpsbomen schijnen terwijl hun vaders de takken en het kreupelhout uitkammen, op zoek naar een dow-kiet !. Dat is de kikker die sapo afscheidt, een vitaal element in het arsenaal geneesmiddelen van de Matses-Indianen. Terwijl de mannen de lokroep van de kikker imiteren een laag, gutturaal, blaffend geluid staan de vrouwen wat te giechelen.

De Matses-Indianen vormen een kleine, semi-nomadische stam van jagers en voedselverzamelaars. Zij leven diep in de jungle langs de zijrivieren van de Rio Jivari, op de grens tussen Peru en Brazilië. In tegenstelling tot andere stammen uit de streek, bezitten zij slechts rudimentaire weef- en pottenbakkersvaardigheden ; zij hebben geen formele religie, geen riten of dansen ; en zij drijven geen handel. Wat zij doen, is jagen met pijl en boog, speren en knuppels, en af en toe een geweer als ze aan patronen kunnen geraken. Zij leven in de harde wereld van de laaglandwouden en moerassen, een wereld waar malaria, gele koorts en giftige slangebeten het sterftecijfer hoog houden. Om op deze plek te kunnen overleven, vergaarden de Matses een diepgaande kennis van de flora en fauna van hun streek. Voor de Matses is de aarde een weldadige ti-ta, een moeder die aan al hun behoeften voldoet. Naburige stammen erkennen de kennis van de Matses. Zij zeggen dat ze “kunnen bewegen als de wind en met de dieren kunnen praten”. De Matses zouden de geheimen van de jungle kennen. Sapo is er een van.

Ik was naar Peru gekomen om eksemplaren van de dow-kiet ! te verzamelen voor onderzoekers van het American Museum of Natural History, voor wie ik reeds artefakten van de Matses had meegebracht (overwegend wegwerpvoorwerpen zoals gebruikte bladermanden en gebroken pijlen), en voor hun kollega’s van het Fidia Instituut voor Neurologie in Rome. Mijn verslagen over het gebruik van sapo hadden de nieuwsgierigheid gewekt van een aantal wetenschappers. Zij wilden nu wel eens een specimen zien van de kikker die het eigenaardige goedje produceerde, gedeeltelijk omwille van het merkwaardig effekt dat het had, maar ook omwille van mijn beschrijving van de ontelbare gebruiksmogelijkheden. Zelf wou ik nu ook eindelijk kennismaken met de dow-kiet !, want ik had sapo al wel zien gebruiken en de uitwerking ervan aan den lijve ondervonden, maar de kikker had ik nog nooit gezien.

In de acht jaar dat ik de kampen van de Matses bezoek, zijn zij steeds meer in kontakt gekomen met missionarissen en militairen, en hun leefwijze verandert snel. In kampen waar twee, drie jaar geleden amper twee of drie gewassen werden geteeld als aanvulling op hun jacht- en plukdieet, kent men nu een dozijn gewassen of meer. Terwijl de meeste Matses slechts een handvol vervaardigde voorwerpen hadden toen ik voor het eerst kennis met hen maakte een beetje kleren, enkele metalen potten, een machete en soms een oud geweer werken de mannen in sommige kampen tegenwoordig voor houthakkers. Je hoort er zelfs het geluid van kettingzagen… In San Juan, het meest toegankelijke kamp langs de Lobo, draagt het merendeel van de Matses nu nieuwe, westerse kleding. Zij verwijzen ook naar de Matses die nog diep in de jungle leven als animales (dieren).

Deze groep is heel verschillend van de eerste Matses met wie ik in 1984 in aanraking kwam. Ik trok toen door de jungle met Moises, een voormalig militair, die gids was geworden. Zijn specializatie : overleven in de jungle. Langs een kleine rivier, de Auchyako, kwamen we een paar plaatselijke jagers tegen. Zij meenden tekenen te hebben gezien die erop wezen dat een Matses-familie het gebied was ingetrokken. Moises was erg opgewonden over het nieuws en zei dat we moesten proberen met hen in kontakt te komen. Hij vertelde dat hij ooit deel had uitgemaakt van een militaire eenheid die erop uit was gezonden om de Matses in te tomen nadat ze een aantal dorpen langs de rivier hadden overvallen. Vier dagen lang werd er hevig strijd geleverd. De moed waarmee de Matses met hun pijl en boog tegen de automatische wapens van het leger vochten, was onbeschrijflijk. Moises vertelde dat hij de Matses had leren respekteren na het gevecht en dat hij zelfs bevriend was geraakt met een aantal van hen. Hij zei dat ik de kans om ook maar een dag met hen te kunnen doorbrengen niet mocht missen. In de hoop dat zij kontakt zouden zoeken, trokken we drie dagen lang dieper de jungle in en zetten een kamp op. Twee dagen later kwam een jonge Matses-jager ons kamp binnen. Hij was gewapend met pijl en boog, zijn mond was getatoeëerd en zijn gezicht was getooid met iets dat op een kattesnor leek. Hij leende ons geweer. Toen hij later op de dag terugkeerde, droeg hij twee grote, gewonde apen in haastig gemaakte manden van palmbladeren die hij aan zijn voorhoofd had bevestigd. De baby van een van de volwassen apen klampte zich vast aan zijn haar. De jager gaf ons geweer terug, liet een van de apen achter en verdween toen in het woud. We volgden hem naar zijn kamp en zagen vanop afstand hoe hij de overgebleven volwassen aap aan een vrouw gaf die hem boven een open vuur begon te roosteren. Het geschreeuw van de aap scheen haar niet te deren. Het baby-aapje bracht hij naar een jonge vrouw die haar kind aan het zogen was. Zonder aarzelen nam zij het aapje in haar armen en legde het aan haar andere borst aan. Die tegenstrijdige beelden vormden een kombinatie van wreedheid en medeleven die mijn verbeelding te boven ging. Dit fascineerde mij zo dat ik keer op keer terugging naar de Matses.

Ik denk terug aan die eerste kennismaking terwijl ik samen met Moises bij een palenhut sta te kijken naar de weinig suksesvolle jacht op de dow-kiet ! door de Matses van San Juan. Ik kan me niet voorstellen dat de vrouwen van deze pueblo (nederzetting of dorp) een baby-aap aan hun borst zouden aanleggen. Niet een van de Matses van San Juan draagt snorharen van palmsplinters ; niet een heeft de rode en zwarte gezichtsverf op die hem het uitzicht geeft van een jaguar. Alleen aan de blauwe tatoeage die hun mond omcirkelt en over hun gezicht loopt als de grijns van een kat, zie je dat ze Matses zijn.

Ik hoop dat mijn vriend Pablo gauw zal komen om te helpen bij de jacht. In zijn vorige dorp maakte ik voor het eerst kennis met sapo, en ik ben er zeker van dat àls er dow-kiet ! s in de buurt zitten, hij ze zal weten te vinden. Pablo is Moises’ beste vriend onder de Matses. Hij is een bedreven jager die zich sterk verzet tegen de invloed van vreemde kulturen. We waren dan ook verrast toen we hem onverwacht in San Juan aantroffen. Toen we hem vroegen wat hem hier bracht, legde hij uit dat drie van zijn vrouwen verzot waren geraakt op zoete bananen, een gewas dat nog maar pas was geïntroduceerd langs de rivier. Omdat hij weigerde het aan te planten, hadden zij het dorp platgebrand en hem in de steek gelaten. De drie vrouwen waren verdwenen en met zijn overblijvende vrouw, Pa Mi Shua, was Pablo tijdelijk naar San Juan gekomen tot hij had besloten waar hij een nieuw kamp zou opzetten.

Ik ontmoette Pablo tijdens mijn derde reis in het Amazone-gebied. Moises en ik waren over de dichte Peruviaanse jungle van Iquitos naar de Rio Lobo gevlogen en waren met een geleend bootje in zijn kamp geraakt. Het dorp lag verscheidene dagen stroomopwaarts van de rivier, veel verder afgelegen dan San Juan. Hier woonden Pablo, zijn vier vrouwen en hun tweeëntwintig kinderen, en zijn broer Alberto, die twee vrouwen en zes kinderen had. Iedere vrouw had haar eigen hut, dus er waren er verschillende in de pueblo.

Toen we er aankwamen, omhelsden Moises en Pablo elkaar als oude vrienden. We kregen een maaltijd voorgeschoteld van koude, geroosterde luiaard en yuca. Het vlees was pezig en niet ontbeend. Ik kreeg het nauwelijks door mijn keel omwille van de fysieke gelijkenis tussen luiaards en mensen. Maar ik moest Pablo’s gastvrijheid eer aandoen, anders zouden we zeker niet in het dorp mogen blijven. En dus at ik.

Na het eten haalde Pablo een oud bruin bierflesje boven en een buisje van riet. Uit het flesje schudde hij een fijn, groen poeder in zijn hand en stopte het in een uiteinde van het buisje. Alberto bracht het andere uiteinde in zijn neus en Pablo blies het poeder in zijn neusgaten. Dat deden ze zo verscheidene keren na elkaar. Moises legde me uit dat het poeder nu-nu was, en dat de Matses-jagers het gebruiken om in een vizioen te kunnen zien waar ze moeten jagen. Hij zei dat ze na de ervaring naar de plek zouden gaan die ze hadden gezien om er op de dieren uit het vizioen te wachten. Ik moest erom lachen, maar hij hield vol dat het precies zo ging en vroeg Pablo me wat van het spul te geven. Enkele minuten later zat het buisje in mijn neus.

Zodra ik de nu-nu binnenkreeg, leek het goedje in mijn hoofd te exploderen. Het brandde verschrikkelijk in mijn neus, maar de pijn nam al gauw af, en ik sloot mijn ogen. Het zwart voor mijn ogen maakte plaats voor vizioenen van dieren : een tapir, een aap, een everzwijn. Toen sloegen de everzwijnen ineens op hol. Terwijl ik ze voorbij mijn gezichtsveld zag stormen, vielen er verscheidene neer. Enkele minuten later was het vizioen voorbij en zonk ik weg in een soort prettige roes.

Moises vroeg me of ik de plaats herkende waar het vizioen zich afspeelde. Ik zei hem dat alles leek op de plek waar we eerder die dag geluncht hadden. Hij vroeg me hoe laat het was in mijn vizioen, en ik zei hem dat de zon scheen, maar dat er nog mist tussen de bomen hing. Hij schatte de tijd tussen 7 en 8 uur ’s morgens. Ondanks mijn achterdocht dat ik het hele vizioen had verzonnen, vertelde Moises de Matses wat ik gezien had.

De volgende ochtend, bij zonsopgang, klommen we met een aantal mannen in onze boot en begaven ons naar de plek die ik beschreven had. Toen we daar aankwamen, hoorde ik tot mijn verbijstering het luide geschreeuw van tientallen everzwijnen die voor ons de rivier overstaken. We sprongen uit de boot en zetten de achtervolging in. We keerden terug naar de pueblo met zeven zwijnen, genoeg vlees voor vier dagen voor het hele dorp. Hoe onwaarschijnlijk ook, het gebeuren leek zo sterk op wat ik beschreven had dat de waarheidsgetrouwheid van het vizioen niet te ontkennen viel.

De ochtend na de jacht zat ik samen met Pablo op de dierehuiden op de vloer van Ma Shu’s hut. Ik wees dingen aan en vroeg dan wat het woord ervoor was in Matses. Ik maakte aantekeningen en schreef de fonetische spelling op voor zaken als een boog, een pijl, een speer en een hangmat. Het verveelde Pablo mateloos, tot ik wees naar een klein zakje gemaakt van bladeren dat boven een kookvuur hing. “Sapo, ” zei hij, en zijn ogen lichtten op. Hij trok een stukje gespleten bamboe uit het zakje. Het was bedekt met iets wat leek op een dikke laag verouderde vernis. “Sapo, ” herhaalde hij, terwijl hij wat van het goedje van de stok schraapte en vermengde met speeksel. Toen hij klaar was, had het de kleur en dikte van groene mosterd. Daarna nam hij een smeulend twijgje van het vuur, greep mijn linkerpols en verbrandde de binnenkant van mijn voorarm. Ik trok weg, maar hij hield mijn pols stevig beet. Hij schraapte de verbrande huid weg en bracht een beetje sapo aan op de blote huidvlakken. Na enkele sekonden stond ik van binnen in vuur en vlam. Ik begon te zweten. Mijn bloed stroomde razendsnel door mijn aders. Mijn hart klopte hevig. Ik werd mij intens bewust van iedere ader en slagader in mijn lichaam en ik voelde hoe zij zich openzetten om mijn kloppend bloed door te laten. Mijn maag kromp ineen en ik moest hevig braken ; ik verloor alle kontrole over mijn lichaamsfunkties en begon te urineren en te defeceren. Ik viel op de grond. Plots zat ik op handen en voeten te grommen. Het was alsof er dieren door me heen liepen die zichzelf via mijn lichaam probeerden uit te drukken. Het was een fantastisch gevoel, maar het was snel weer voorbij en ik kon aan niets anders denken dan aan mijn kolkend bloed. De pijn werd zo ondraaglijk dat ik ter plekke had willen sterven. Maar ik stierf niet en het kloppen van mijn hart werd geleidelijk regelmatiger. Ik hapte naar adem. Toen het eindelijk voorbij was, viel ik uitgeput en ter plekke in slaap.

Enkele uren later werd ik wakker. Ik hoorde stemmen. Maar zodra ik weer bij mijn positieven was, realizeerde ik me dat ik alleen was. Ik keek rond en merkte dat ze mij gewassen hadden en in mijn hangmat hadden gelegd. Ik stond op en wandelde naar de rand van het terras van de hut. Ik besefte dat ik het gesprek had opgevangen tussen twee van Pablo’s vrouwen, die bijna honderd meter verder stonden. Uiteraard begreep ik hun dialekt niet, maar het verwonderde me dat ik ze op zo’n afstand kon horen. Ik wandelde naar de andere kant van het terras en tuurde naar de jungle : ook die geluiden waren duidelijker dan gewoonlijk. Niet alleen mijn gehoor was beter dan ooit. Mijn gezicht, mijn reukvermogen, al mijn zintuigen stonden op scherp en mijn lichaam voelde zich buitengewoon sterk. Toen ik Pablo later die avond zag, legde ik in gesproken en gebarentaal uit wat ik voelde. Hij glimlachte. “Bi-ram-bo sapo, ” zei hij, “fuerte”. Het was goede sapo. Sterke.

In de daarop volgende dagen voelde ik mij onverminderd sterk : ik kon dagen zonder eten of drinken en ik kon urenlang door de jungle trekken zonder moe te worden. Pablo en Alberto vertelden mij dat jagers sapo gebruiken om hun zintuigen aan te scherpen en hun uithoudingsvermogen te verhogen tijdens een lange jacht, als het moeilijk is om water en voedsel mee te zeulen.

De vrouwen vertelden me dat zij soms ook sapo gebruikten. Als je het in zuinige doses op de pols aanbrengt, kan je bepalen of een vrouw al dan niet zwanger is. In een later stadium van de zwangerschap wordt het aangewend om het geslacht en de gezondheid van de foetus na te gaan. Daartoe wordt de urine van de vrouw onderzocht meteen nadat ze het medicijn heeft ingenomen. Als de foetus ongezond blijkt, wordt een grote dosis sapo in de vagina aangebracht om een abortus op te wekken.

Terug in New York ontdekte ik dat mijn relaas over nu-nu oud nieuws was voor de antropologen van het museum. Blijkbaar gebruikten wel meer stammen soortgelijke snuifmiddelen. Wat hen echter wel deed opkijken, was mijn beschrijving van sapo. Geen van hen had er ooit van gehoord. Er bestaan weliswaar jachtmytes rond kikkers bij verscheidene Zuidamerikaanse stammen, maar er waren geen gegevens bekend over het gebruik van de uitscheiding van een kikker zoals ik beschreven had, noch bij de Matses of een andere stam. Mijn verslag was interessant maar ontoereikend, omdat ik geen foto’s had van de kikker en geen monster van het medicijn.

Ik keerde terug naar Peru, maar Moises had het gevoel dat we niet meer zo welkom waren langs de Lobo en vond dat we de pueblo’s daar beter niet konden bezoeken. In plaats daarvan trokken we door het woud naar de Braziliaanse grens, naar een plek 200 kilometer ten noorden van de Lobo. Bij de grens huurden we een mesties in met een kleine boot om ons over de Jivari te voeren naar het punt waar deze rivier samenvloeit met de Amazone. We waren al verscheidene dagen langs de dunbevolkte oevers van de waterweg aan het varen toen op een morgen, net na zonsopgang, een man in een kano vanaf de Braziliaanse oever naar ons toe kwam gepeddeld. Toen hij dichterbij kwam, realizeerden we ons dat hij een Matses was. Hij kwam tot op roepafstand en vroeg kralen en patronen voor een geweer. Toen ik zei dat we hem beide zouden geven, nodigde hij ons uit in zijn kamp.

Moises en onze bootjesverhuurder waren bang dat het om een hinderlaag ging dat is niet zo ongewoon in de grensgebieden van de Amazone. Zij weigerden de boot te verlaten, maar ik was zo opgewonden over het idee een Matses te ontmoeten zo ver van hun gebruikelijke nederzettingen dat ik hem entoesiast volgde naar zijn kamp langs de steile oever. Zijn vrouwen serveerden me geroosterd everzwijn en tijdens het eten wees hij naar de littekens op mijn armen. Ik zei dat ze van sapo afkomstig waren, en hij lachte. Na de maaltijd gaf ik hem de beloofde patronen en glazen kralen. Hij stak ze een van zijn vrouwen toe, die uit de hut stormde en in het bos verdween, alsof ik me nog zou kunnen bedenken. Ik voelde me ineens niet meer op mijn gemak, maar nadat ze verdwenen was, verraste hij me door me sapo aan te bieden. Zonder Moises durfde ik dit niet aannemen, maar terwijl ik wat ekskuses stamelde, reikte hij me gewoon een stok aan die met het goedje bedekt was. Ik dankte hem en sloeg vervolgens op de vlucht, naar het voorbeeld van zijn vrouw.

Terug thuis bezorgde ik een deel van de sapo aan John Daly van het National Institute of Health en via hen ook aan het Fidia Instituut voor Neurologie. Het onderzoek kon beginnen, maar ze lieten me weten dat het nog interessanter zou zijn als ik hen een kikker kon bezorgen.

En daarom ben ik opnieuw naar San Juan gekomen. “Malos cazadores”, bromt Moises als de mannen van San Juan al bijna een uur tevergeefs een dow-kiet ! aan het zoeken zijn. “Slechte jagers. Ze zijn helemaal veranderd. Het is afgelopen met hen. ” Hij is nog steeds aan het mopperen als ik Pablo ineens mijn naam hoor roepen. “Petro ! Dow-kiet ! Petro ? ” Hij staat op een heuvel achter de pueblo met zijn vrouw Pa Mi Shua en twee van zijn kinderen. “Bi-ram-bo, Pablo ! ” lach ik. “Bi-ram-bo dow-kiet ! ” Ja, ik zou een dow-kiet ! willen.

Pablo lacht en begint de lokroep van de kikker te imiteren. De andere mannen in het kamp staken hun jacht en slaan hem gade. Tussen de gutturale, blaffende geluiden in, horen we hem schelden op de kikkers omdat zij zich zo moeilijk laten vangen. Pa Mi Shua en zijn kinderen gieren om zijn fratsen terwijl zij naast hem over het pad naar het centrum van het kamp lopen.

Opeens blijft Pablo stokstil staan. Vanuit het gras aan de kant van het pad komt hetzelfde geluid dat Pablo voortbracht. Hij blaft opnieuw, en zijn roep wordt opnieuw beantwoord. Dan komt er een tweede kikker bij, en een derde, en ineens lijkt het geblaf van de dow-kiet ! s in heel het kamp te weerklinken. Pablo knielt en neemt er een in zijn hand. “Mas dow-kiet ! Petro ? ” Meer, Peter ?

Ik zeg hem dat twee wel volstaan, en hij komt naar het midden van het kamp, een kikker in iedere hand. Hij geeft er mij een. Een prachtig dier : een beetje kleiner dan mijn handpalm, en met een opvallende, gifgroene rug, een licht gevlekte witte onderzijde en diepzwarte ogen. Hij klemt zich stevig rond mijn vingers en binnen enkele sekonden voel ik hoe mijn bloed warmer wordt naarmate de sapo die hij afscheidt via de insektebeten en sneetjes in mijn handen binnendringt. Ik zet hem snel neer. Pablo giechelt van plezier, breekt een takje van een boom en zet de twee dow-kiet ! s erop, waarna hij mijn reaktie uitgelaten begint na te doen.

Een van de Matses-mannen raapt vier stokjes bijeen en steekt ze in de grond, een klein vierkant vormend. Een andere man scheurt wat palmbladeren, trekt de vezels eruit en rolt ze tot draad tegen zijn been. Hij geeft vier draadjes aan Pablo, die ze vastmaakt aan elk van de poten van de kikker. De vrije uiteinden maakt hij vast aan de vier paaltjes, zodat het dier wordt opgehangen als een vreemdsoortige groene trampoline. Zodra de kikker niet meer weg kan, knielt Pa Mi Shua neer en begint de kikker met haar vingers te bewerken. Zo prikkelt ze hem om sapo af te scheiden. Het beeld heeft iets onverwachts seksueels, en de mannen maken er grapjes over. Pa Mi Shua bloost en zegt dat ze hun mond moeten houden.

De man die de stokjes in de grond stak, verdwijnt even in zijn hut en komt terug met een gespleten stuk bamboe. Daarmee schraapt hij de flanken en de poten van de kikker af en verzamelt zo sapo. Wanneer de stok helemaal bedekt is, droogt hij de sekretie boven onze kleine olielamp en geeft de stok aan mij.

Die nacht worden beide kikkers met één poot vastgebonden aan een lage boomtak, zodat ze niet kunnen ontsnappen. De volgende morgen wordt de sapo van de andere kikker verzameld. De kikkers blijven ongedeerd, en als ik de twee eksemplaren niet had meegenomen naar de States, zouden ze weer vrijgelaten zijn.

Een van de kikkers stierf kort na mijn terugkomst. Ik gaf het skelet, samen met een deel van het sapo-monster en enkele foto’s aan het American Museum of Natural History. De gezonde dow-kiet !, een tweede monster en soortgelijke foto’s stuurde ik naar het Fidia Instituut voor Neurologie in Rome. Zes maanden later kreeg ik verslag van de proeven die ze gedaan hadden. De dow-kiet ! was geïdentificeerd als een fyllomedusa bicolor, een zeldzame boomkikker. De sapo werd beschreven als een fantastische chemische cocktail met medische toepassingsmogelijkheden : “De toegenomen fysieke kracht, verbeterde resistentie tegen honger en dorst en meer algemeen het verhoogde vermogen om met stress-situaties om te gaan, kan worden verklaard door de aanwezigheid van caeruleïne en sauvagine in het geneesmiddel. ” Bovendien “werd bij menselijke vrijwilligers een aanzienlijke vermindering van de honger en voedselinname waargenomen”.

Het is niet uitgesloten dat we nog dingen kunnen leren van stammen uit het Amazone-gebied. Maar we komen in tijdnood. Het feit dat Pablo nog de enige was in San Juan die een dow-kiet ! wist te vangen, wijst erop dat de meeste Matses er niet langer gebruik van maken. En we zullen nooit weten hoeveel andere medicijnen in onbruik zijn geraakt bij de Matses en bij andere stammen die ook voor ons waardevol hadden kunnen zijn.

De Matses hebben geen religie en geen riten, en ze drijven geen handel. Ze jagen met pijl en boog.

Kinderen bij valavond in een Matses-dorp.

Matses-jagers tonen fier hun buit : de drugs hebben de weg gewezen.

Voor de Matses is de aarde een weldadige “ti-ta”, een moeder die aan al hun behoeften voldoet.

Vrouw met kind, bezig met het versnijden van tapir-vlees.

Klaar voor de jacht : rode gezichtsverf en een kattesnor van palmsplinters.

Matses snuiven nu-nu : ze zullen dan in een vizioen zien waar ze best zouden jagen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content