De meeste vrouwen zitten in de knoop met de emotie die woede heet. Zopas verschenen twee boeken die hen vertellen dat kwaadheid waardevol is.

GRIET SCHRAUWEN ILLUSTRATIE : M.L. CUSACK / SIS

Ik laat niet met me sollen. Mij houden ze niet voor de gek”, zegt Anna G. Zo is het : als iets haar niet zint, zegt ze haar ondergeschikten ongezouten de waarheid. Als het moet, verheft ze haar stem en slaat ze met haar vuist op tafel. Een keer heeft ze, in het bijzijn van andere (mannelijke) stafmedewerkers, na een vergadering, een glas water op de grond aan diggelen gesmeten van pure colère omdat ze het niet eens wat met een eenzijdig genomen beslissing van de directeur. Sindsdien is Anna voor hen, om het eufemistisch te zeggen, geen katje om zonder handschoenen aan te pakken. Haar recht-voor-de-raapse aanpak legt haar zeker geen windeieren : Anna G. is gevreesd én geliefd bij ondergeschikten én oversten. De grote baas houdt rekening met haar opmerkingen, hij neemt haar zelfs mee naar internationale congressen om daar het woord te voeren. Mae West zei het al : good girls go to heaven, bad girls goeverywhere. Anna G. heeft het in haar carrière ver geschopt, en ook privé heeft ze zo te zien alles dik voor mekaar.

De Duitse psychologe Ute Ehrhardt pikte de boutade van Mae West : Gute Mädchen kommen in den Himmel, böse überall hin en schreef er een boek over. (In het Nederlands vertaald als ?Brave meisjes komen in de hemel, brutale overal”.) Ute Ehrhardt had een gat in de markt gevonden : in drie maanden tijd werden er van haar boek in Duitsland 200.000 stuks verkocht. Haar lezingen in Duitsland, Zwitserland en Oostenrijk trekken volle zalen. Allemaal Mädchen die best wat böser willen worden. En daar helpt Ute hen graag een handje bij : ze jut hen op om hun boosheid ongeremd te ventileren. Want dat kunnen vrouwen meestal niet, daarvoor zijn ze veel te bang. Een kwaaie vrouw is een wijf, een kreng, een krijsende hysterica, een feeks, een mannenhaatster, een manwijf. Noem maar op, maar fraai is het nooit.

Hoe ze ook genoemd wordt : een vrouw die boos is, heet lelijk, en op zijn minst onvrouwelijk. En dat willen we niet. Daar schrikken we van, want dat mag niet. Een ideale vrouw is een vrouwelijke vrouw, wat dat ook moge betekenen. Volgens traditionele verwachtingen is die vriendelijk, optimistisch en gevoelig. Ze past zich aan en is tactvol. Op seksueel vlak is ze ingetogen, haast preuts, maar wel romantisch.

Laten we de verzuchtingen van mannen even buiten beschouwing. Hoe zien vrouwen van vandaag hun seksegenoten het liefst ? De ideale vrouw is meesteres over haar eigen leven. Ze is intelligent, weet haar vaardigheden en talenten te gebruiken. Ze zorgt goed voor zichzelf, innerlijk en uiterlijk. En dan komt het : een opsomming van eigenschappen die het meesterschap over haar leven, en het gebruik van haar vaardigheden en talenten lelijk in de weg kunnen staan. Ze is niet zo ambitieus, ze wil het anderen naar de zin maken en gedraagt zich een beetje naïef. Ze wil gewaardeerd worden en voegt zich naar verwachtingen van haar omgeving.

Volgens Ehrhardt moet het maar eens uit zijn met ons Mona Lisa Syndroom : onze eeuwige glimlach. De meeste vrouwen lachen er inderdaad bij als ze boos zijn. Met het idee : het is al erg genoeg om iets lelijks te zeggen, laat ik dat dan tenminste vriendelijk doen. Ze willen altijd en door iedereen geliefd worden. Ehrhardt spoort haar lezeressen aan niet bang te zijn om niet aardig gevonden te worden. Van lief zijn, kom je geen stap verder, schrijft ze. Ehrhardt sleept er Plato bij, die zei : ?Ik ken geen zekere weg naar het succes, alleen een naar een zekere mislukking : het iedereen naar de zin willen maken.”

Hoe je dat doet, het niet iedereen naar de zin maken ? Om te beginnen : spreek klare taal. Zeg nee als je nee bedoelt. Vrouwen hebben er inderdaad een handje van weg om dan toch ja te zeggen. Om een voorbeeld uit het leven van alledag te nemen : vraagt je baas : ?Kun jij dit tegen vanavond ook nog afwerken ?” Dan zeg je braaf en onderdanig ja, inwendig zuchtend en radeloos : de paperassen stapelen zich op op je bureau, en eigenlijk kun je niet nablijven, want je hebt een afspraak bij de tandarts, maar je kunt je baas toch niet teleurstellen ? Als je gewoon nee had gezegd, had waarschijnlijk gewoon iemand anders die klus gekregen.

?Brave meisjes worden niet geboren, ze worden gemaakt”, betoogt Ehrhardt. ?Ze leren zich niet te veel te laten horen, maar rustig en gedwee te zijn. En ze leren zich klein te maken. Een fatsoenlijk meisje zit niet wijdbeens, dat is niet ladylike. Ook als ze een spijkerbroek draagt, houdt ze haar benen zedig bij elkaar. Aan tafel zit ze met haar armen dicht tegen haar lichaam aan. Allemaal om zo weinig mogelijk plaats in te nemen.” En dan die schoenen : wiebelend op hoge hakken, sta je niet stevig op de grond, en kom je zeker niet kordaat en vastbesloten over. En met nauwe rokjes kun je geen kant uit.

Moeten we dan allemaal als gemankeerde nonnen door het leven ? Op stevige stappers en in lange plooirokken ? Nee, Erhrhardt is zelf van het modieuze type. Ze wil niet de mode veranderen, maar de vrouwen. ?Je moet je bewust zijn van je houding”, schrijft ze. ?Ook als je op hoge hakken loopt, moet je ervoor zorgen dat je stem stevig klinkt, zodat je boodschap toch overkomt.” Erger dan die lichaams- en kledingtaal, vindt ze de aangeleerde hulpeloosheid van vrouwen. Hoeveel vrouwen zijn niet behept met gedachten als : ik kan het toch niet ? Ik krijg die job toch niet, ik ken niks van computers, er wordt toch niet naar me geluisterd. Allemaal self-fulfilling prophecy : het komt uit, je zult het zien.

D ans van woede is de titel van het nieuwe boek van Harriet G. Lerner, de Amerikaanse psychologe die ook Waarom vrouwen liegen en Misleiding als middel op haar actief heeft. Lerner heeft dezelfde doelstelling als Ehrhardt dat vrouwen hun zin krijgen maar gaat op een andere manier te werk. Ze beperkt zich tot het gezin : het intieme slagveld van onze innigste liefde én onze meest uitzinnige razernij. Aan de hand van voorbeelden houdt ze diverse relaties met familieleden onder de loep, en beent ze op psychoanalytische wijze uit. Ze maakt er zelfs een soort stamboom van : hoe ging het gezin van je ouders en dat van je grootouders om met boosheid ? De passen in de dans der woede zijn misschien wel erfelijk. Cultureel bepaald zijn ze in ieder geval. Mannen strijden voor hun idealen, ze willen er desnoods zelfs voor sterven. Vrouwen hebben het al lastig om hun mening te zeggen, laat staan boos te worden. Hun opdracht is aangenaam zijn : koesteren, sussen, vrede en harmonie brengen, horen, zien en zwijgen. In hun ogen verraadt woede zwakheid en machteloosheid : een potje dat gedekt moet blijven. Nochtans voélen ze zich soms kwaad. Maar zeggen : ?Genoeg. Tot hier en niet verder”, is er doorgaans niet bij.

Een vrouw slikt haar boosheid dikwijls in, zwijgt gekwetst of wordt huilerig. Hoe meer woede ze verdringt, hoe rancuneuzer ze wordt, en daarmee komt er ontzettend veel druk op de ketel. En als de boel uiteindelijk ontploft, is de ?tegenpartij” er als de kippen bij om haar tot zwijgen te brengen met verwijten die haar weer in haar schulp doen kruipen : je bent irrationeel, je bent opstandig, onverantwoordelijk, egoïstisch, onvolwassen, gek, hysterisch, of moet je misschien ongesteld worden ?

Op dat punt is Lerner het niet eens met Ehrhardt : volgens Ehrhardt moet je je kwaadheid uiten. Lerner is meer voor een zachte, doch kordate aanpak. Een flink boze bui lucht misschien op, maar lost niets op, zegt ze. Volgens haar is het beter om je verlangens kálm kenbaar te maken. Goed communiceren, vergroot de kans om gehoord te worden. En dat valt niet mee, zeker niet als je kwaad bent. Trouwens : woede kan verkeerd uitpakken. Als je alles wat je dwarszit er meteen uitgooit, evolueer je voor je het weet tot een klagend, zuur en bitter mens. En als opgekropte woede uitbarst, komt de boodschap niet over, want ze wordt onbeheerst en ongericht gebracht. Je geeft de ander ook de kans om je niet serieus te nemen. En de twijfel slaat toe : mág ik eigenlijk boos zijn ? Woede en twijfel zijn als water en vuur. Een schuldgevoel is zeer doeltreffend om kwaadheid in de kiem te smoren. Wordt maar eens boos als je je schuldig voelt omdat je niet genoeg rekening houdt met de ander. En wat zie je als de storm weer geluwd is ? Precies hetzelfde als wanneer je je frustraties inslikt : alles bleef zoals vanouds, en dat was niet de bedoeling. Dus, zegt Harriet Lerner : smeed het ijzer niet als het nog te heet is. Bezint eer ge begint.

Elke langdurige relatie is een kwetsbaar evenwicht tussen het ik en het wij, tussen het individuele en het gemeenschappelijke, en het hart trekt naar de twee kanten even hard. Als binnen een relatie een patroon is ontwikkeld, stellen beiden alles in het werk om dat te behouden. En zo gaat dat ook in de dans der woede : als je ter plaatse trappelt, verander je best je eigen passen, zegt Lerner, dan moet de ander wel mee veranderen.

Lerner schetst een herkenbaar patroon : dat van haar als achtervolger en van hem als wegloper. Als alles rustig is, vullen ze elkaar aan en bewonderen elkaar. Zij is spontaan, levendig en emotioneel toegankelijk. Hij : rustig, kalm, gereserveerd en beredeneerd. Komt er ruzie in het straatje, schiet de achtervolger in actie op een manier die, na de strubbelingen, het eeuwige evenwicht herstelt : met veroordelen, beschuldigen, bekritiseren, interpreteren, preken, vitten, bereikt ze enkel dat de wegloper dichtklapt. Hoe harder de achtervolger tekeergaat, hoe meer de wegloper zich opsluit, en hoe meer de wegloper zich opsluit… Inderdaad : een zeurderig deuntje zonder eind. Hoe je daaruit onsnapt ? Door je meer te richten op je eigen leven, zegt Lerner. O ja, ze weet best dat dat heel moeilijk is : assertief klinkt zo agressief. Maar Lerner legt uit hoe je met fuwelen handschoenen je doel bereikt. Zeker niet volgens de strategie van indirectheid, die leidt enkel tot manipuleren. Dat noemt ze de truc van de verlengde arm : de indruk wekken dat je zeker geen macht of druk uitoefent, maar ondertussen de ander aan het werk zetten om jou je zin te geven. Nee, je moet zelf aan de slag. Waarom ben ik nu eigenlijk kwaad ? Waar gaat het om ? Wat wekt mijn woede op ? Wat wil ik ? Lerner geeft het voorbeeld van Sandra en Larry. Zij noemt hem een workaholic. Ook ’s avonds, thuis, zit hij te werken. Hij verwaarloost haar en de kinderen, steekt geen poot uit in huis. Ze is het beu en ze is moe. Larry vindt dat hij niet genoeg steun krijgt van haar, dat Sandra hem voortdurend op zijn nek zit, en zich te veel uitslooft. Voor hem is alles goed zoals het is. Hém kan die troep in huis niets schelen. Als het haar stoort, moet zij het maar opruimen. Na een grondig ?gewetensonderzoek” legt Sandra hem vastberaden haar plan voor : dit doe ik nog wel, dat niet meer. Zij neemt het grootste deel van het huishoudelijk werk op zich, omdat zij wil dat alles aan kant is. Ze kookt niet langer elke avond : drie keer in de week eten zij en de kinderen boterhammen. Als hij iets anders wil, moet hij zelf koken. Als hij zijn vrienden uitnodigt voor een etentje, doet zij niet langer de boodschappen, en ze kookt ook niet, hoewel haar handen jeuken. Als Larry mokt, krijgt Sandra het moeilijk, als lid van de reddingsbrigade van de wereld. Maar ze houdt het been stijf. Haar volgende stap : op een avond naar de bioscoop met een vriendin. Kan niet voor hem : te veel werk, geen tijd om op de kinderen te passen. Sandra : ?Dan laat ik de babysit komen. Kan jij ongestoord verder werken.” Als Larry vroeger aan een klus begon, zoals het schilderen van het keukenplafond, deed hij dat maar half. Sandra werd hels van de rondslingerende kwasten en potten verf. Nu begint ze niet te mopperen. Ze zegt : ?Ik word zo zenuwachtig van die rommel. Als het er langer dan een week ligt, haal ik er de schilder bij.” Enzovoort. Op vergelijkbare manier komen bemoeizieke moeders, veeleisende vaders, manipulerende broers en lastige kinderen aan de orde. Net als Ehrhardts boek is dat van Lerner geen doe-het-zelfboek of hoe-word-ik gelukkig-in-tien-lessen, maar ze stemmen wel tot nadenken. Maar of ons aan het eind van de regenboog een pot goud wacht, is maar de vraag. Daarvoor zijn we dan weer niet braaf genoeg, of niet stout genoeg, hebben we te weinig zelfvertrouwen en zijn we te weinig zelfverzekerd, en we beginnen weer van voor af aan. Tenzij we een witte raaf zijn, een Anna G. die nooit ofte nimmer de kaas van haar brood laat eten.

Brave meisjes komen in de hemel, brutale overal. Ute Ehrhardt. Uitg. Elmar, 191 pag., 590 fr.Harriet G. Lerner. Dans van woede. Vrouwen en de kracht van hun boosheid. Uitg. Anthos, 215 pag., 690 fr.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content