Om trouw te blijven aan de originele formule van N°5, houdt Chanel de jasmijntraditie in Grasse bijna alleen in stand. Is investeren in een mythe in tijden van crisis verstandig ? Sofie Albrecht zocht het antwoord in de jasmijnvelden van Monsieur Mul.

Een hondje loopt nieuwsgierig rond, mannen in overall lopen de schuur in en uit, er staat een jeep met modderige banden… Op het eerste gezicht lijkt dit een doodgewoon erf. Alleen valt het rijtje fluoroze regenlaarzen met Chanel-logo uit de toon, net als de glimmende zwarte auto’s met chauffeurs in kraakwitte hemden, die ons – journalisten-op-bezoek – helpen uitstappen. We worden verwelkomd door elegante Parisiennes : de pr-dames van Chanel. Van onder zijn pet bekijkt Joseph Mul, de zeventigjarige eigenaar van de boerderij, het tafereel. Hij is de vijfde generatie jasmijnkwekers in de familie. “Sinds 1840”, zegt hij trots. “Mijn schoonzoon werkt mee in de zaak en ook de zevende generatie maakt zich klaar”, voegt hij er met twinkelende ogen aan toe. M. Mul spreekt snel, in het lokale dialect, over de streek en het familiebedrijf. Als ik hem vraag wat de grootste uitdaging is, antwoordt hij zonder aarzelen : ” Se maintenir. ” Standhouden. In Grasse, het achterland van Nice, bieden projectontwikkelaars zotte prijzen voor gronden die erg gegeerd zijn. Voor Joseph Mul is verkopen geen optie. Dit is zijn leven, zijn geschiedenis en zijn toekomst. “We werken samen met andere eigenaars om projecten tegen te houden die onze gronden bedreigen. Chanel doet zijn best in Parijs en zet zijn advocaten in. We zitten immers in hetzelfde schuitje. Zonder onze jasmijn kunnen zij hun N°5 niet meer maken.”

Chanel N°5, Joy en 1000 van Jean Patou zijn de enige parfums die nog jasmijn van Grasse gebruiken. Want die is erg duur. “Wel twintig tot dertig keer duurder dan exotische jasmijn”, geeft M. Mul toe. Het plukken is arbeidsintensief. Daardoor verlegde de industrie zich naar lageloonlanden, zoals India, Egypte en Marokko. “Maar daar ruikt de bloem anders, agressiever”, zegt M. Mul. “Grasse profiteert van een microklimaat, waardoor onze jasmijn rijker, zoeter en verfijnder ruikt.”

De meeste boekhouders zouden het hoofd schudden bij het kostenplaatje, maar voor Chanel is jasmijn van Grasse een essentieel element van N°5. “Met andere jasmijn zou het parfum niet hetzelfde zijn”, weet hoofdparfumeur Jacques Polge.

Toch gebruikt haast iedereen de goedkopere, exotische jasmijn, waardoor de productie in Grasse dramatisch terugviel. Rond 1930 produceerde de parfumstad een record van 1800 ton, tegenwoordig blijft de teller hangen op een twintig ton. Bijna honderd keer minder.

Bij Chanel zagen ze de bui op tijd hangen : om verzekerd te zijn van voldoende aanvoer, sloot Polge in 1987 een exclusiviteitscontract af met de grootste producent van Grasse. Later deed Chanel dat ook voor meiroos. Zowel jasmijn als roos zijn steringrediënten van N°5, allebei geleverd door M. Mul. Verder worden er vooral synthetische ingrediënten gebruikt, omdat die stabieler en goedkoper zijn. Maar het zijn net die synthetische ingrediënten die N°5 wereldberoemd hebben gemaakt, als een abstract parfum, helemaal anders dan de natuurlijke bloemengeuren die destijds, bij de lancering, in zwang waren.

Voor dag en dauw

De septemberochtend kondigt zich zonnig aan en, uitgedost met rubberlaarzen, sta ik te popelen om de beroemde jasmijnvelden van M. Mul te verkennen – ze zijn van de laatste in Grasse. Een zoet, bedwelmend aroma hangt boven het land. De jasmijnoogst, die loopt van augustus tot oktober, is ongeveer halfweg. Zeventig plukkers zijn drie maanden elke dag in de weer, van zes uur ’s morgens tot twee uur ’s namiddags. Met hun bonte sjaals en strohoeden om zich te beschermen tegen de zon, staan ze voor dag en dauw al gebogen over de dijhoge jasmijnstruiken, die ze behendig strippen van hun witte bloempjes. “Het is zwaar werk”, geeft M. Mul toe. “De plukkers staan de hele tijd gebogen over de struiken en vanaf elf uur kan de zon behoorlijk branden.”

Tegen de namiddag zien de velden groen, een dag later staan ze weer vol witte stippen. Jasmijnbloempjes hebben namelijk aan één nacht genoeg om te groeien. Maar ze zijn erg fragiel en moeten binnen de 48 uur geplukt worden, anders zijn ze niet meer geschikt voor verwerking. Ervaren plukkers halen zo’n halve kilo op per uur. De oogst gaat in rieten manden, die afgedekt worden met een vochtige doek van zodra het warm wordt, zodat de bloemen niet uitdrogen. “We halen de manden twee keer per ochtend op om de inhoud meteen te verwerken. Het moet snel gaan : na drie uur oxideert de geur al.”

M. Mul kijkt naar de zonnige lucht : “Weinig regen is een slechte zaak. Stof legt een laag op de bloemen waardoor ze minder zon opnemen. Jasmijn kan ook niet overal groeien, de plant heeft fijne grond nodig die het water snel draineert. Dat is belangrijk, anders rotten de wortels. De grond is belangrijk voor de geur. We hebben testen gedaan met het kweken in serres, niet in vaste grond. De planten groeiden goed, maar gaven nauwelijks geur af.”

Er bestaan verschillende soorten jasmijn. M. Mul gebruikt de Grandiflorum, “geënt op andere jasmijnstokken om resistenter te zijn.” De winters in Grasse kunnen behoorlijk koud zijn. “Het is belangrijk voor ons om dezelfde soort in stand te houden. We hebben kleine struiken die we constant onderhouden en die we uitbesteden aan een pépinière om ze te enten. Daarna halen we ze terug en kweken we ze zelf verder op, om virussen tegen te gaan en te beletten dat er hybriden ontstaan. Een plantenkwekerij heeft geen langetermijnvisie, daar wordt gewerkt van kweek tot kweek. Dus doen wij het zelf om het voortbestaan van de juiste soort te verzekeren.”

Er is meer werk aan jasmijn dan aan rozen, volgens M. Mul. “Het is een ander soort zorg. Rozen moet je twee keer per jaar snoeien. Bij jasmijn is er veel onzichtbaar werk : de plant stopt immers nooit met groeien, alleen door de koude. Je moet de struiken constant onderhouden om de scheuten optimaal te laten groeien zodat je een goede oogst hebt.”

De beste plukkers zijn vrouwen

Op wandelafstand van de jasmijnvelden staat een klein gebouw, waar de kinderen van de seizoenarbeiders spelen met de jonge katjes en wachten tot hun ouders terug zijn van het veld. Voor de deur rijden witte busjes af en aan : de plukkers stappen uit met hun kostbare oogst en schuiven aan voor het weeglokaal. Binnen wacht M. Mul bij een artisanale weegschaal, zijn schoonzoon voert de resultaten meteen in de computer in. Mr. Mul leest luidop de resultaten voor : “Antonio : 3,5 kilo, Fatima : 6 kilo,…” Hij kent al zijn plukkers bij naam. “De meesten komen hier al jaren, vaak gaat het om hele families die al een paar generaties elk jaar komen plukken. Veel Maghrebijnse families, maar ook mensen uit Zuid-Italië. De jasmijnoogst valt voor die van de olijven, dus komen ze eerst hier werken.” Het record van de dag klokt af op 7,2 kilo. De plukster maakt zich met een trots lachje uit de voeten, terug naar het veld. “De beste plukkers zijn vrouwen”, bekent M. Mul. “Ze zijn geduldiger, behendiger.”

De opbrengst van een voormiddag plukken bedraagt zo’n 180 kilo. De oogst wordt verzameld in een tiental bakken uit geperforeerd metaal, die meteen worden weggebracht naar het atelier, een grote schuur met enorme, gesloten metalen kuipen, wel een etage hoog. Een lopende band brengt de bakken naar boven, waar ze in de gigantische kuipen op geperforeerde schijven worden gestort. Het deksel gaat erop en de bloempjes worden gewassen met een oplosmiddel dat de aroma’s opneemt. Wanneer de kuip weer opengaat, komt een dampende, platgekookte bruine brij met een weëe geur bovendrijven. Gestript van alle leven en aroma, doet ze nog dienst als compost voor de oogst van volgend jaar. Wat in de tonnen achterblijft is een bruine vloeistof die uitstijft tot een wasachtige pasta met een geconcentreerd, hooiachtig aroma. “Zeer zacht, zoals bepaalde types honing”, zegt M. Vieille, die al meer dan twintig jaar de bloemen verwerkt tot concrète, de bruine was die op zijn beurt verdund wordt met alcohol en dan wordt gefilterd. Het resultaat is de absolu, een amberkleurige, heldere vloeistof die het hart van het parfum vormt. Opgelost in alcohol geeft dat, naargelang van de concentratie, eau de toilette (5 % absolu), eau de parfum (10 tot 15 %) of parfumextract (25 %). Elke concentratie belicht andere facetten van de N°5.

Naar verluidt gaat er elke 55 seconden een flesje N°5 over de toonbank, een cijfer dat Chanel niet wil ontkennen of bevestigen. Het draagt bij tot de mythe rond het parfum, dat al bijna negentig jaar weet te boeien. Een mythe die gevoed wordt door grote namen (Marylin Monroe, Catherine Deneuve, Nicole Kidman…) indrukwekkende reclamecampagnes, en blijvend respect voor authenticiteit en kwaliteit, zonder op het prijskaartje te letten. Dat blijft fascineren. Zeker in tijden van crisis.

Door Sofie Albrecht – Foto’s Jan Verlinde

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content