Naast het broeierige, krioelende Azië is er een imaginair continent dat wordt geschapen door meester-tovenaars als Bill Bensley en Lek Bunnag. Mise-en-scène is hun kunst, zij creëren sferen.

De toerist die met een behoorlijk budget in Azië reist, ziet twee werelden, twee totaal gescheiden werelden. De realiteit van de haastig gebouwde huizen van hout, stromatten, golfplaten en recuperatiemateriaal. Daarnaast de droomwereld van hotels, het imaginaire Azië. Het Azië zoals wij het ons graag herinneren van koloniale verhalen uit vervlogen eeuwen. Althans de illusie daarvan. De met grandeur beladen droom die door architecten en landschapskunstenaars, met de hulp van vaardige ambachtslui, wordt geschapen. Voor de naar verstrooiing zoekende reiziger die zich graag door deze meester-tovenaars laat inspinnen in hun dromen van steen, tropisch hout en groen.

Twee van de grootste meesters en wellicht de invloedrijkste van de afgelopen twintig jaar in Aziatische landen als Indonesië, Thailand en India zijn ongetwijfeld landschapsarchitect Bill Bensley en architect Lek Bunnag. Zij zijn de meesters in het creëren van de illusie van authenticiteit, die in de luxueuze vrijetijdsindustrie tegenwoordig zo wordt geambieerd. Lek Bunnag studeerde als architect ooit af op een scriptie over The conservation of meaning. Hij studeerde en doceerde in Singapore, alvorens zich in Thailand te vestigen en er een ster te worden. Bill Bensley groeide op in Californië, zijn geboorteplaats Anaheim is de thuishaven van Disneyworld. Zijn grootste inspirator is volgens hem Cecil B. De Mille. Drama en decor in pure Hollywoodstijl, hij heeft het van geen vreemden. Bensley werkte eerst met Amerikaanse landschapskunstenaars in het Verre Oosten om daarna zelf een vedette in zijn vak te worden.

De Regent in Chiang Mai, Thailand, het Sheraton Sengiggi en het Novotel op Lombok, Indonesië, de Rajvillas in Jaipur, India, het Hotel de la Paix in Siem Reap, Cambodja : het zijn maar een paar van de Aziatische droompaleizen die uit de verbeelding en de vakkunde van beide heren zijn ontsproten. Bensley en Bunnag struinen met hun omvangrijke ploeg medewerkers het Verre Oosten af op zoek naar ideeën en symbolen, naar sleutels tot dromen. Het centrum van hun activiteiten ligt in Bangkok en op Bali, waar ze kantoor houden. Het authentieke, dat nog volop aanwezig is, wordt onder hun leiding door steenkappers, houtsnijders, wevers en schilders gretig gereproduceerd. En alles wordt vermengd tot een universele oosters-exotische mix waarvan de elementen individueel uit verschillende culturen komen, maar die vooral de westerling, in een perfecte mise-en-scène, in de sfeer van het continent moet brengen.

Olifanten en papavers

Een van de recentste realisaties van Bill Bensley zijn de tuinen van het vijf sterren Anantara Golden Triangle Resort & Spa in Chiang Saen, de stad in noordelijk Thailand die het dichtst bij de legendarische Gouden Driehoek ligt, de plek waar de Mekong de grens vormt tussen Thailand, Laos en Birma. Het gebied waar de Thaise regering met vaak meedogenloze methodes vecht tegen de opiumteelt en -handel, die daar door de bergstammen wordt bedreven. Bensley is verantwoordelijk voor groei en bloei van het uitgestrekte stuk land waarop dit hotel staat, op de heuvels hoog boven de Mekong. Veel aandacht werd besteed aan lokale flora, zoals de kleurrijke papavers die op de terrassen werden gezaaid, en veel moeite wordt ook gedaan om lokale boomsoorten, die door illegaal kappen haast zijn verdwenen, opnieuw aan te planten. Weliswaar met een naamplaatje van de gast-sponsor erbij. De zorgvuldige aanleg van de tuinen kadert in een breder project waarin natuurbehoud een grote rol speelt en waarbinnen bijvoorbeeld ook een afdeling is ondergebracht van het Thai Elephant Conservation Center. Dat centrum bezorgt olifanten die in de bosbouw hebben gezwoegd een rustige en verzorgde oude dag. In het Anantara Resort kunnen gasten een driedaagse mahout-opleiding volgen. Elke dag op met de zon om halfzeven, op een olifantennek naar de rivier, het beest mee zijn bad geven en dan hoog en droog weer naar het kamp. Niet dat het mogelijk is om in drie dagen een volleerde mahout te worden, al worden je veel kneepjes van het vak toevertrouwd, maar het kadert in de hele filosofie die mensen als Bensley en Bunnag, en de hoteliers die op ze vertrouwen, aanhangen. Laat de gast geloven dat hij een deel wordt van zijn eigen gedroomde Azië.

Ook het culinaire is binnen hotelketens, vooral in Thailand, tot die standaardfilosofie gaan behoren. William Heinecke, de eigenaar van Royal Garden Resorts, waarvan de Anantara Resorts deel uitmaken, heeft zich in het hoofd geprent dat als je gasten kooklessen aanbiedt, die dan de allerbeste van het land moeten zijn. Alles moet niet alleen lekker zijn, maar ook esthetisch en stijlvol. Ook hierbij is Bill Bensley zijn raadsman. Net als bij de inrichting en aankleding van de Mandara Spa’s die uit het hotelbedrijf van Heinecke zijn voortgekomen, maar ondertussen ook van Hawaï tot Mauritius aanwezig zijn in de geraffineerde hotellerie. Droomspa’s zijn het, die een fusion-menu van verwennerijen aanbieden.

Mysterie en sfeer

De illusie dat je opgaat in het mysterie. Beneveld worden door de magie en de sfeer die de meester-tovenaars creëren. De manier bijvoorbeeld waarop in het Anantara Resort in Chiang Saen het zwembad naadloos overgaat in de naar de Mekong afdalende heuvels. De toortsen die bij valavond worden aangestoken, de ijle rustgevende muziek die op het magische moment tussen dag en nacht weerklinkt van op een podium midden het zwembad, vermengd met de armslag van een trage crawlzwemmer.

Zelfs in de souvenirwinkel worden geen banale zaken verkocht maar kunstzinnige producten van lokale handenarbeid, zorgvuldig geselecteerd om niet af te steken tegen het magistrale decor. De bar en de restaurants zijn in een theatrale sfeer gedompeld. Banale artefacten als lege flessen en bokalen worden, door enscenering en belichting, tot kunstwerken verheven.

Suites zijn tien meter bij zeven, hebben reusachtige bedden en sofa’s, de walk-in-closets zijn bijzonder ruim bemeten. Het beschaduwde terras is bijna zo groot zijn als de kamer zelf en heeft ingebouwde ligbedden over de hele lengte, voorzien van muskietennetten, reuze ventilators die voor koelte zorgen, deckchairs met linnen kussens en een romantische tafel om buiten te dineren bij kaarslicht. Zelfs de brandende antimuggenspiraal is niet vergeten. En natuurlijk kijken alle terrassen uit op de Mekongvallei. Van op deze hoogte is al het groezelige dat zich daar beneden afspeelt, aan deze en gene kant van de rivier, slechts vaag aanwezig. Het is gereduceerd tot het romantische imago van de streek. Men brengt je graag naar de Hall of Opium tegenover het hotel, waar de Thaise regering de opiumteelt en haar strijd ertegen kunstzinnig en educatief in beeld heeft gebracht. Of naar een van de projecten van de koninklijke familie die de bevolking door middel van de teelt van bloemen en groenten aan een andere bron van inkomsten probeert te helpen. Projecten die niet altijd zo goed lukken als men de westerling wil laten geloven.

Ach, en ’s avonds probeert men je alle ellende te doen vergeten. Er ligt niet alleen een bloem op je hoofdkussen, maar er staat een lauw bad klaar, volgestrooid met rozenblaadjes. Hopelijk van een van die plaatselijke kwekers. n

Tekst Tessa Vermeiren

Bill Bensleys grootste inspirator is Cecil B. De Mille. Drama en decor creëren in pure Hollywoodstijl, hij heeft het van geen vreemden.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content