Op het eerste gezicht heeft Ischia misschien niet de dramatische aantrekkingskracht van het nabije Capri, maar wie het eiland beter leert kennen vraagt zich af of keizer Augustus wel goed bij zijn hoofd was toen hij – in ruil voor Capri – Ischia overgaf aan de Napolitanen.

Tekst en foto’s Linda Asselbergs

Soms loopt het allemaal een beetje anders dan gepland. Neem nu Ischia: ik kwam er voor Luchino Visconti en ik vond er Matt Damon, Lady Walton en Mario de zeerover. De eerste, helaas, slechts bij wijze van spreken. De laatste, ook helaas, in al zijn opdringerige realiteit. Maar laat ik vooral niet op de dingen vooruitlopen. Het begon met dat persbericht van het Nationaal Italiaans Verkeersbureau: “De Colombaia, voormalig landgoed van de grote filmmaker Visconti in Ischia, stelt zijn deuren open.” Prompt verscheen voor mijn geestesoog Dirk Bogarde als de oude von Aschenbach zoals hij daar zat dood te gaan aan het Lido van Venetië. Met dat straaltje zwarte haarverf dat traag en tragisch over zijn wang gleed en de beeldschone jonge Tadzio, die als in een visioen naar iets ver weg aan de horizon wees. Op de immer aanzwellende klanken van het Adagietto uit de Vijfde van Mahler. Zuiverheid versus decadentie, passie als de verstoring van artistieke waardigheid. Jaja, dat huis van de adellijke linkse rakker Visconti moest ik beslist zien.

De reis heeft meer iets van Apocalypse Now. Landen in het onweer van de eeuw, gevolgd door een helse taxirit door een verzopen Napels. De chauffeur eist tien euro meer dan zijn meter aangeeft. Omdat het zondag is. “Maar het is maandag”, werp ik op. Waarop hij beweert dat het een kerkelijke feestdag is. ” Santo Bandito, zeker.” Een voorbijrijdende bus veroorzaakt een bruine vloedgolf. Modder als verstoring van de menselijke waardigheid. Hoe stom ook om in een witte outfit te reizen. Wie dacht ik dat ik was, Silvana Mangano zeker? De voltaviamare is buiten bedrijf, dan maar de ferry op, waar een sfeer als van een verregend schooluitstapje heerst. Dagjesmensen staren droef vanonder plastic regencapes naar de met grijze nevelslierten omzwachtelde Vesuvius.

Maar kijk, daar is Mario. Witte broekspijpen opgerold tot boven bruine gespierde kuiten, daarboven een fladderend wit hemd. Nog hoger een oorbel en een postmoderne snor- en ringbaardcombinatie. “Een zeerover”, stel ik vast, maar dan één met gekleurde contactlenzen, want buiten Siamezen heeft niemand van die felgroene irissen. De zeerover grijnst breed, spreidt expansief zijn armen uit: “Sono la vita, sono la luce, sono Mario.” En dat ik met hem een heerlijke tijd tegemoet ga, hij zal mij Ischia in al zijn facetten leren kennen . Moltogentile, maar vier dagen in het gezelschap van het Licht lijkt me echt van het goede te veel. ’t Geeft natuurlijk wel te denken: of je dat nu jammer vindt of niet, in het noorden ben je als alleenreizende vrouw van een zekere leeftijd zo goed als vrijgesteld van dit soort attenties. Maar eens een zekere breedtegraad voorbij, is het hek van de dam. Is je houdbaarheidsdatum geografisch bepaald? Of zouden die reclamespotjes voor olijfolie dan toch de waarheid verkondigen?

In Ischia zou het ook met het water te maken kunnen hebben. Steek er bij wijze van spreken een spa in de grond en uit de vulkanische diepten borrelt warm water op dat al door Plinius deOudere om zijn geneeskrachtige werking geprezen werd. In de Romeinse tijd was Ischia dan ook een vermaard kuuroord voor keizers en rijke patriciërs. Geen kwaal die niet door de thermale bronnen verzacht wordt, zoals ook blijkt uit een boek van de zestiende-eeuwse dokter Lasolino: “Vallen je wenkbrauwen uit? Probeer dan de baden bij Piaggia Romano. Ben je ontevreden over je huid? Je vindt genezing in de wateren van Santa Maria del Popolo. Ben je doof? Ga dan naar Bagno d’Ulmitello. Ken je iemand die kaal wordt, aan elefantiasis lijdt of wiens vrouw vergeefs naar een kind smacht? Neem ze alledrie mee naar het Bagno di Vitara, ze zullen je eeuwig dankbaar zijn.” De kuurtraditie kende haar eerste hoogtepunt in de achttiende en de negentiende eeuw toen de grand tours door Europa in zwang raakten. Zowel Goethe als Proust zochten er soelaas voor hun teer gestel , Ibsen schreef er zijn PeerGynt en Garibaldi herstelde er in 1864 van zijn oorlogswonden. Ook nu nog is er in Ischia Porto een Terme militare, bewaakt door twee imposante gouden leeuwen aan de poort van de voormalige Villa Reale. En verder zijn er thermale tuinen zoals het stijlvolle Negombo en heeft zowat elk hotel van enige betekenis zijn eigen terme, waar de meest diverse vormen van massage, balneo- en inhalatietherapie verstrekt worden.

Zo ook het Grand Hotel Terme Il Moresco, een Moorse toren afgeschermd van de rest van de wereld door een schitterende tuin vol bananenpalmen en parasoldennen. Het is er allemaal: nostalgische booggewelven, kroonluchters, glanzende tegelvloeren in warm karmijnrood, majolicakeramiek (een lokale specialiteit) voor de decoratie van badkamers en zwembaden, een buitenbad waar ’s avonds de damp van afslaat en een heuse kleine grotta met nog warmer water, een weldaad voor de zere rug, vooral toegediend in de vorm van een welgemikte straal zoals ik zelf genieterig zal ondervinden. Eén nacht in die sfeer van onopdringerige luxe en intimiteit en het komt me al niet meer zo absurd voor dat graaf Visconti marxist was en tegelijk verteerd werd door zijn nostalgie naar de grandeur van de belle époque. Voor een betere wereld zijn we allemaal, nietwaar, maar de gewatteerde elegantie van een vijfsterrenhotel is verdraaid moeilijk te weerstaan.

Aardig gelegen ook, Il Moresco, op wandelafstand van zowel Ischia Porto als Ischia Ponte. Het eerste een levendige toeristenhaven met vooral op de rechterkaai een sliert visrestaurants en bars waar het Bier vom Fass-gehalte nog draaglijk is. In de flaneerstraat, die eerst Via Roma en daarna Corso Vittoria Colonna heet, zijn Gucci,Versace, Armani en co goed vertegenwoordigd. Daarnaast nogal wat winkels met antieke juwelen en verleidelijke kasjmieren truien van een lokaal merk. En terrassen om ijs te lepelen, naar de passanten te kijken en op tijd weg te duiken als er zeerovers in een wit fladderhemd opdoemen.

Ischia Ponte is een heel ander verhaal. Het ligt in de schaduw van het Castello Aragonese, een imposante, wat broeierige burcht op een rots vlak voor de kust die nu via een brug met het vasteland verbonden is. De rots was al bewoond in de vijfde eeuw voor Christus, toen de tiran Hiero van Syracuse hem kreeg als beloning voor zijn overwinning op de Etrusken en er wachttorens installeerde om er alle bewegingen in de Golf van Napels te observeren. De huidige burcht werd in 1438 gebouwd door Alfonso van Aragon en Michelangelo zou er een liaison gehad hebben met een adellijke maîtresse. Mis vooral de crypte onder de Cattedrale dell’ Assunta niet, met de fresco’s van de school van Giotto. De kerk zelf is trouwens ook aardig, vooral als er drie jonge mensen barokmuziek zitten te spelen, de regen op het dak roffelt en er overal vazen met witte rozen staan. Dus toch een kerkelijke feestdag. En verder lijkt het alsof de tijd in Ischia Ponte ergens in de jaren vijftig is blijven stilstaan. Gevels in fletse pastelkleuren, pokdalig van ouderdom en behangen met wasgoed: hier wonen schone lui. Dorpswinkeltjes die Jetset heten, met etalages waarin een kartonnen Miss Italia van een lang vervlogen jaargang lingerie showt die ook niet meer in voga is. Het geheel komt mij verdacht bekend voor, alsof ik hier al eerder was.

D ottore Alessandro Leonessa verklaart het mysterie. Een gedistingeerde tengere man met een fijn brilletje en een scherp gesneden pak, een directeur die perfect in zijn hotel past. Vindt Ischia mooier dan Sorrento (‘overroepen’) en dan Capri ( un presepe, wat Italiaans is voor kerststal en dus zoveel betekent als ‘artificieel’). Bovendien is signore Leonessa cinefiel. Hij vertelt met glinsterende ogen van zijn lange gesprekken met Anthony Minghella, toen de hele crew van The talented Mr Ripley in het hotel logeerde. Een wat morbide film, als je het hem vraagt, maar van de 25 locaties die Minghella bezocht had, had Ischia Ponte hem toch maar het authentiekst geleken. Het begint te dagen: daarom komt het mij hier bekend voor, ik heb die film tenslotte twee keer gezien. Of hij zich kan herinneren in welke kamer Matt Damon logeerde, die jongen die vooral met zijn tanden acteert. Hij glimlacht fijntjes: “Nu je het zegt, ik geloof in de jouwe.” Die avond wentel ik mij behaaglijk in het knisperig frisse bedlinnen. Het bed van Matt Damon. Weliswaar zonder Matt Damon, maar die is mij hoe dan ook een tikkeltje jong. En zijn tanden wel heel erg groot. Ach, soms heeft een mens genoeg aan verse lakens en een mooi boek.

De biografie van Luchino Visconti, bijvoorbeeld, voor hem ben ik tenslotte gekomen. Nu, dat valt tegen. Toegegeven, de locatie van de Villa Colombaia, een wit en blauw arendsnest in Moorse stijl hoog boven de Baia San Montana, is absoluut spectaculair. In deze baai werden trouwens ooit de zeescènes van de spektakelfilm Cleopatra opgenomen. Maar het huis is leeg, niets wijst erop dat Visconti hier vele zomers doorbracht. Lady Walton, weduwe van de Britse componist Sir William Walton, een Argentijnse expatriate die het grootste deel van haar leven op Ischia doorbracht en er door landschapsarchitect Russell Page de mooiste tuin in heel mediterraan Italië liet aanleggen, weet er het fijne van. “Na Visconti’s dood verkochten zijn zusters La Colombaia aan een particulier, die er een hotel van wilde maken. Waanzin, want het is veel te afgelegen. Daarna wilde de gemeente het terugkopen, om er een kunstencentrum en filmschool in onder te brengen. Wat nog een grotere waanzin was, want het is een privé-woning met kleine kamers. In de tien jaar dat de rechtszaak over het huis aansleepte, is het door de familie vakkundig leeggeroofd. Eerst sleepten ze de Picasso’s en andere waardevolle schilderijen eruit, daarna de meubels en de majolicategels, tot de vloeren toe. Wat overblijft, is een leeg, karakterloos karkas.” Ze heeft gelijk, Lady Walton, maar later meer over haar.

Want Ischia mag dan maar 47 vierkante kilometer groot zijn, er is ontzettend veel te zien. Mij lijkt het alsof de toeristische diensten van de zes verschillende gemeenten van het eiland het op een akkoordje gegooid hebben. “Als die van Sant’ Angelo hun spectaculair schiereiland mogen hebben en die van Forio de middeleeuwse wachttorens, dan willen wij in onze baai een rots in de vorm van een paddestoel.” Il fungo staat in Lacco Ameno. Fiat-baas GianniAgnelli gooit er elke zomer het anker van zijn riant jacht uit. Het nostalgische en nog vrij authentieke kuuroord kende zijn grootste bloei dankzij krantenmagnaat Angelo Rizzoli, een soort Italiaanse Randolph Hearst die hier in de jaren vijftig een aantal kuurhotels opende met namen als Regina Isabella en Villa Svizzera. Rizzoli was ook bedrijvig in de filmwereld, zo produceerde hij onder andere Fellini’s La Dolce Vita. In de elegante Villa Arbusto, naast archeologisch museum ook cultureel centrum, tonen oude foto’s Rizzoli, met buik en sigaar, en al het schoon volk dat hij naar Lacco Ameno lokte: Sofia en Gina,Maria Callas, Helena Rubinstein, een piepjonge Alain Delon en Catherine Deneuve.

Of die toen ook bruschette en zuppa de cozze aten op het terras van O padrone do mar? De stoelen zijn wankel, de gestreepte luifel gescheurd, maar het simpele eten lekker, lekker… De olijfolie drupt van mijn kin, de vino bianco maakt dat ik de opgravingen onder Santa Restituta een beetje grappig vind. Je zult als pastoor maar je kerkvloer willen vervangen en op overblijfselen van vier verschillende beschavingen stuiten, teruggaand tot de achtste eeuw voor Christus, toen Griekse zeelui de stad Pithaecusa stichtten. Het heeft ook iets tamelijk oneerbiedigs, zo’n hele kerk ondergraven zodat ze enkel nog op vier pijlers rust. De verschillende lagen – Grieks, hellenistisch, Romeins en vroeg-christelijk – zijn slordig gelabeld, maar het geheel ziet er verbazend levendig uit, alsof de oorspronkelijke bewoners nog maar net weg zijn.

La Mortella betekent mirte en het is de naam van misschien wel de mooiste tuin die ik ooit gezien heb. “Een componistentuin”, zegt Lady Susana Walton, “waarin de klanken even belangrijk zijn als de kleuren en geuren.” En het is waar: het ruist, ritselt en klatert tussen de rotspartijen, watervallen, zeldzame boomvarens, bromelia’s en Victoria Amazonica‘s, en van het geheel gaat een melancholische en tegelijk troostende betovering uit. In het bijbehorende museum loopt een film over William Walton. Eerlijk gezegd: goed kende ik zijn muziek niet en wat ik ervan gehoord had, klonk mij nogal pompeus in de oren. Maar de man in de film geeft blijk van zo’n Brits flegma en gevoel voor ironie dat ik gefascineerd blijf kijken en luisteren. Lady Walton, in de film een stralende jonge vrouw, loopt nu tegen de tachtig, maar háár houdbaarheidsdatum is nog lang niet overschreden. Lange paarse vingernagels heeft ze en kleurige waaiers in haar oren en een messcherpe geest. Ze vertelt hoe ze na de oorlog als jonge bruid op Ischia aankwam. “And you fell in love with this place”, zeg ik, en hoor meteen hoe melig dat klinkt. Ze kijkt me vernietigend aan: “Ben je gek? Napels was platgebombardeerd, er was geen watertoevoer naar het eiland en geen eten. Ik had geen kleren en als ik mijn keukenkast opentrok, sprong er een rat uit.” Maar het kwam toch nog goed tussen Lady Walton en Ischia. En tussen Lady Walton en mij. Aan het eind van de middag doet ze me een exemplaar cadeau van Behind the Facade, haar bijzonder openhartige biografie van haar man.

Daar zit ik de volgende morgen in te lezen als ik vanuit mijn ooghoek een wit fladderend hemd de aanlegsteiger van de voltaviamare zie naderen: “Carissima!” En wat ik niet gemist had op Ischia zonder hem… Ach, soms heeft een vrouw echt genoeg aan een mooi boek. En die zeerover zijn ogen, die waren echt wel verschrikkelijk groen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content