“De chatter beleeft fabelachtige avonturen. Als een soort halfgod wandelt hij door een enorme, inktzwarte ruimte vol mensen die hij op de tast mag leren kennen.” Het verslavende effect van chatboxen op het internet, een stand van zaken door een ex-junkie.

Jean-Paul Mulders / Foto Guy Kokken

Diep in de nacht was het al, toen ik eerder deze week van het café terugkwam en bij mijn bovenbuurman Willem het blauwige schijnsel van een computerscherm bemerkte. Die zit vast te chatten, dacht ik. Heel even was ik jaloers op hem. Zelf had ik vrieskou en beurzensnijders getrotseerd in mijn zoektocht naar een gezellige kroeg. Het risico gelopen in beschonken toestand op een politiepatrouille te botsen. Dat alles uit een onbestemd verlangen naar menselijk contact. De buit was schamel geweest: het alcoholische geleuter van de blondine aan de tapkast had mij alleen maar somber gemaakt.

Gezellig achter zijn computer, bedacht ik knarsetandend, had Willem waarschijnlijk veel leukere contacten gelegd. Zonder een cent uit te geven aan met water aangelengde whisky. Ik kreeg er warempel heimwee van naar de tijd dat ik zelf nog aan de chatbox was gekluisterd. De charme van het chatten uitleggen aan iemand die het nog niet deed, is onbegonnen werk. Aan de buitenkant zie je niet veel meer dan tien vingers die koortsachtig over het toetsenbord jagen en een verstard gezicht, dat af en toe ontsierd wordt door een dwaze grijns. De chatter zelf beleeft echter fabelachtige avonturen. Als een soort halfgod wandelt hij door een enorme, inktzwarte ruimte vol mensen die hij op de tast mag leren kennen. Een opwindende darkroom zonder okselgeurtjes, kwalijk riekende adem of foute muziek. Hij bepaalt immers zelf het deuntje waarop hij chattend in de nacht wegzinkt. Wie aan zijn kop komt zeuren, klikt hij gewoon weer weg. Volk genoeg om wonderlijke verhalen van te horen. In de kleine uurtjes is het alsof iedereen in zo’n chatbox XTC geslikt heeft en overloopt van liefde. Bereid om vriendschap te sluiten met God en klein Pierke.

In de kleine uurtjes, schrijf ik wel degelijk, want zoals de meeste goede dingen gedijt de intimiteit van de chatbox het best in het duister. Theoretisch kan chatten natuurlijk ook overdag. Tegen elf uur in de ochtend wordt de chatbox echter in hoofdzaak bevolkt door huisvrouwen die net hun saus hebben ingedikt en ambtenaren die tussen twee saaie dossiers door een snelle babbel komen slaan. Dat soort gesprekken is meestal weinig hartverheffend. De sfeer is er niet; chatten en daglicht zijn natuurlijke vijanden. Stel je de gêne voor als de baas van de darkroom een felle spot aanknipt terwijl je net een schone onbekende aan het bepotelen bent. Dat soort gevoel geeft chatten overdag. Chatters zijn nachtdieren, solitaire jagers. Bij het invallen van de duisternis sluipen ze op kousenvoeten on line, op zoek naar een prooi.

Hoewel er altijd wel schijnheiligen zullen rondlopen die het tegendeel beweren, draait het in de chatbox – is het anders in het echte leven? – hoofdzakelijk om seks. Er wordt wat afgegibberd en gehijgd daar in het duister, tegen elkaar aangeschurkt en virtueel het hof gemaakt. De chatbox is het jachtterrein van de halfvrijen, de speeltuin van de overjaarse vrijgezel. De vrije uitloop van vastgeroeste stellen op zoek naar avontuur. De eerste cyberbaby is allang geboren, de eerste cybermis gevierd en de eerste passionele cybermoord gepleegd. Internet maakt en kraakt relaties. Hoe kan het ook anders, als je al jaren op elkaar uitgekeken bent en on line plots bakken aandacht krijgt van figuren die zich veel appetijtelijker voordoen dan ze in werkelijkheid zijn?

Voor die sensatie van nieuwe ontmoetingen betaal je ook zwaar. Chatten heeft namelijk, als je er gevoelig voor bent, de neiging ontzettend verslavend te zijn. Alcohol en sigaretten, chocolade of een joint: geen van die genotmiddelen kreeg me ooit zo in zijn ban als dat onnozele getokkel op het toetsenbord. Glued to the screen, noemen de Amerikanen het, en dat zinnetje drukt het perfect uit. Je raakt zo geboeid door dat scherm dat je er wel aan vastgelijmd lijkt. Het eerste wat je bij het opstaan doet, is je pc aanzetten. Je krijgt al afkickverschijnselen als je er een paar uur van af moet blijven. Uren lig je op de loer tot bepaalde mensen on line komen. Ontmoet je die in het echt, dan spreek je ze aan met ‘blauwbeer’ of ‘skippy’, of een andere stompzinnige nickname. Word je ’s nachts wakker om naar het toilet te gaan, dan maak je nog vlug even een ommetje via de pc. Kijk je niet uit, dan hang je er weer vlotjes tot het vroege ochtendlicht aan vast. Maken ze op het werk een opmerking over je bloeddoorlopen ogen, dan vertel je natuurlijk dat je die nacht te lang hebt doorgefuifd. Zoals de alcoholist zijn flessen verstopt, zo lieg jij over de tijd dat je on line bent.

Het klinkt behoorlijk pathetisch als ik het zo herlees, maar ik heb het helaas allemaal aan den lijve ondervonden. Zelfs kerst heb ik ooit on line doorgebracht, de computer opgefleurd door een programmaatje dat een krans van flikkerende lichtjes op het scherm toverde. Mijn tenen krullen van schaamte als ik daaraan terugdenk. Die nacht ontmoette ik gelukkig wel ene Macha in de chatbox, een prostituee die me verzekerde dat kerstavond in haar vak een absolute topper is. “De geur van ‘gewijd’ mannenvocht hangt nog in mijn kamer”, schreef ze. “De spuitbus met dennengeur doet gelukkig wonderen.”

In 1997, toen mijn verslaving haar hoogtepunt kende, bekeken de mensen je nog als een giftige kever als je durfde toegeven dat je wel eens chatte. De tijd heeft me gelukkig genormaliseerd. Ik was geen weirdo met mijn prille verslaving, weet ik vijf jaar later, maar een heuse pionier. Volgens psycholoog Andre Hahn van de Berlijnse Humboldt Universiteit telt Duitsland alleen al tegenwoordig 300.000 chatverslaafden. Ook volgens de Erasmus Universiteit in Rotterdam is 3,5 procent van de gebruikers op een problematische manier bezig met internet. In België is het trouwens niet anders. “Belgische surfer is bezeten door het internet”, is de veelzeggende titel van een pas verschenen rapport van InSites Consulting. 160.000 Belgen surfen gemiddeld meer dan vier uur per dag. Van het totale aantal internetgebruikers chat elf procent elke dag. Hoeveel procent van die 350.000 ‘problematisch’ genoemd mag worden, weet voorlopig geen kat. Chatten is de geheime verslaving van honderdduizenden anonieme junks.

“Tot nu toe hebben zich nog maar enkele chatverslaafden bij ons aangemeld”, zegt Roel Kerssemakers, woordvoerder van de Jellinekverslavingsklinieken in Amsterdam. “Dat wil echter zeker niet zeggen dat het probleem niet bestaat. Zo’n chatverslaving leidt gelukkig meestal niet tot een totale maatschappelijke ontsporing. Je verwaarloost je werk en je partner, je pleegt roofbouw op je lichaam maar je wordt er niet meteen doodziek van. Sinds de opkomst van breedband (in België surft momenteel 59 procent van de internetgebruikers via ADSL of kabel) betaal je je ook niet meer blauw door permanent on line te zitten. Misschien duurt het daarom langer voor de mensen het als een probleem ervaren. Ik heb van zware gevallen gehoord, maar zo erg als pakweg cocaïne zal het wel nooit worden.”

Omdat het internet een relatief recent fenomeen is, kan de chatverslaving volgens Kerssemakers nog boomen in de toekomst. Maar evengoed keert de wal het schip en dooft het probleem vanzelf weer uit. “Toen de 06-nummers begin jaren negentig opdoken, kregen we ineens veel aanmeldingen van 06-verslaafden. Nu hoor je daar vrijwel niets meer over. Chatverslaving kan ook zo’n tijdelijke trend zijn. Wie het voor het eerst ontdekt, gaat er helemaal in op en stopt er te veel tijd in. Later zwakt dit meestal af tot ‘normale’ proporties, een paar uurtjes per dag.”

Dat zou best wel eens kunnen, denk ik. Mij is het in elk geval zo vergaan. Uit pure tikmoeheid stel ik mij tegenwoordig tevreden met de grauwheid van het echte leven. Tot ik na zo’n onbevredigend avondje stappen weer thuiskom natuurlijk, en daar in het maanlicht die zacht glanzende portable zie staan. Dan moet ik toch weer de aandrang verbijten. Zou ik? Eventjes maar? For old times sake? Misschien is het wel zoals met roken, bedenk ik nog bijtijds: steek er eentje op en je bent weer verloren. Om mijn zinnen te verzetten grijp ik dan maar naar de krant. Mijn oog blijft haken aan een artikel over een Deense kliniek die alweer een nieuw soort verslaafde behandelt. De eerste junk die zich aanbood, was een 25-jarige chauffeur. Met zijn gsm verstuurde hij gemiddeld 217 sms’jes per dag.

O heerlijke nieuwe tijd!

jp.mulders@skynet.be

Op

www.jellinek.nl kun je testen in welke mate je verslaafd bent aan het internet. Chatten staat er in het goede gezelschap van onder meer cocaïne, paddo’s en glue sniffing. Met een score van 31 heb ik volgens de test “geen reden tot bezorgdheid” meer.

Chatters zijn nachtdieren, solitaire jagers. Bij het invallen van de duisternis sluipen ze op kousenvoeten on line, op zoek naar een prooi.

De chatbox is het jachtterrein van de halfvrijen, de speeltuin van de overjaarse vrijgezel. De vrije uitloop van vastgeroeste stellen op zoek naar avontuur.

Zelfs kerst heb ik ooit on line doorgebracht, de computer opgefleurd door een programmaatje dat een krans van flikkerende lichtjes op het scherm toverde.

Uit pure tikmoeheid stel ik mij tegenwoordig tevreden met de grauwheid van het echte leven. Tot ik na zo’n onbevredigend avondje stappen weer thuiskom natuurlijk, en daar die zacht glanzende portable zie staan.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content