Mijn status is positief is het nieuwe boek van journaliste Annemie Struyf en fotografe Lieve Blancquaert. Een onthutsend en beklijvend verhaal, in woord en beeld. Over aids in Afrika en Europa, over seropositieve mannen en vrouwen, over een ontmoeting die het leven van de journaliste overhoophaalt.

Annemie Struyf en Lieve Blancquaert, Mijn status is positief. Een dagboek in zwart-wit, Globe. Vanaf 15 september in de boekhandel.

Het begon met een eenvoudig idee. Een fotoboek over gewone mensen, in Europa en Afrika, allemaal seropositief. Maar de foto’s werden beelden en de teksten verhalen. En voor ze het goed en wel beseften, verzeilden Annemie Struyf en Lieve Blancquaert in Kenia bij Achieng, een 36-jarige vrouw die hiv niet als een straf maar als haar opdracht ziet.

My status is positive‘, zei ze, en ze nam hen mee naar de zwarte prostituees Deborah, Lucy, Mbaika, Benta en Winie. In het gezelschap van de verkrachter Abed en de moordenaar Kush leidde ze hen door de sloppenwijken tot ze, op een onbewaakt moment, net iets te lang in de ogen van een klein meisje keken. Plots stond de wereld stil. En voor het eerst, na al die verre reizen, waren ze niet meer in staat zich zomaar om te draaien en terug naar huis te gaan. Om een lang en ingewikkeld verhaal in enkele woorden samen te vatten : Hope, een zwart meisje van veertien maanden, heeft hen verrast en verleid.

Enkele dagboekfragmenten als voorproefje.

Donderdag 23 september 2004

(…)

Dat blanke mannen elke avond een zwarte schoonheid mee naar boven tronen, is de normaalste zaak van de wereld. Maar dat wij, twee blanke vrouwen, Mbaika overdag mee naar onze kamer willen nemen, daar kan geen sprake van zijn.

“Mogen we haar dan op een drankje trakteren aan de rand van het zwembad ?” vragen we zeemzoet.

“Oké, één drankje dan”, zegt de hotelmanager met tegenzin, alsof hij ons een geweldige gunst verleent.

Grace Mbaika is 34 jaar, prostituee en moeder van drie tienermeisjes.

Mbaika : “Over mijn kindertijd kan ik niets leuks vertellen. Armoede en ellende kleurden elke dag. Op mijn twaalfde begon ik te werken in dienst van een prostituee. Nooit vergeet ik de eerste man die zij mij bracht. Dat iemand zo groot en zo lelijk kon zijn en mij met zoveel geweld zou misbruiken, had ik nooit kunnen denken. De prostituee ontving het geld, en ik kreeg niets, helemaal niets.

Na die eerste keer bleven er mannen komen. Elke dag opnieuw en opnieuw, tot ik zo uitgeput was dat ik, tussen de bedrijven door, alleen maar kon slapen. Op een dag kregen de buren medelijden en gaven ze mij de raad om in een bar te gaan werken. Op die manier kon ik tenminste zelf het geld ontvangen en beslissen met welke mannen ik meeging.

Ik volgde hun raad en ging aan de slag in een bar waar enkele oudere prostituees mij de knepen van het vak leerden.

Al zeg ik het zelf, als jong meisje was ik beeldschoon. ( bitter) Maar mijn schoonheid heeft mij geen geluk gebracht. Integendeel. Al snel werd ik gearresteerd en belandde ik in de gevangenis, waar de politiemannen mij naar hartelust misbruikten. Natuurlijk was er in die periode nog geen sprake van condooms. Na drie weken gevangenschap werd ik ernstig ziek. Gonorroe, zo bleek. Omdat ik geen geld had om naar het ziekenhuis te gaan, kocht ik zelf wat antibiotica.

Toen ik eindelijk hersteld was, werd ik zelf bordeelhoudster. In een groot huis met vele kamers herbergde ik verschillende jonge prostituees en ontving ik zelf het geld. Daarmee betaalde ik ook enkele bodyguards om ons de nodige bescherming te garanderen.

Weet je, het leven van een prostituee is keihard. Niemand wil iets met jou te maken hebben. Je bent uitschot, een paria. Op school worden je kinderen uitgescholden voor hoerenjong. Als je even niet thuis bent, dringen mannen je huis binnen en verkrachten ze je kinderen. Als je dochter een kik durft te geven, steken ze hun penis in haar mond. Geen wonder dat de meeste prostituees al snel naar drank en drugs grijpen.

Weet je wat tegenwoordig de nieuwste rage in de prostitutie is ? Mishandeling.

Heel wat mannen komen niet meer naar ons voor seks maar om ons te slaan. Hoe harder je huilt, hoe beter de klant zich voelt. Hoe meer slagen jij incasseert, hoe meer hij je betaalt. Tegenwoordig gebeurt het ook steeds vaker dat je met één man afspreekt, maar uiteindelijk verschillende kerels aantreft die allemaal een gratis beurt willen. Velen eisen anale seks of willen gepijpt worden. Of ze binden je vast in de meest vernederende houdingen en doen met jou wat ze willen. Of ze steken een prop in je mond en geven zich over aan de wreedste brutaliteiten. Sommigen dwingen je zelfs om seks te hebben met een hond. Als jij niet gedwee hun wensen inwilligt, vermoorden ze je.

En o wee als je naar de politie gaat om die wandaden aan te klagen. Dan knoopt de agent zijn broek los en verkracht hij je. En ja, je laat dat gebeuren, want liever dat dan opnieuw de cel in. Begrijp je nu waarom hiv een van de kleinere risico’s van ons vak is ? Als prostituee sta je vaak voor grotere gevaren. Die ene nacht overleven bijvoorbeeld.

( triest) Uiteindelijk durft haast niemand van ons zich nog te laten testen. Want natuurlijk hebben wij allemaal bijzonder veel kans op een hiv-besmetting.

In 1996 begon ik mij erg ziek te voelen. Ik vreesde voor hiv, maar dat vertelde ik aan niemand. Elke dag zag ik vriendinnen sterven, en het eenzame lot van een zieke prostituee vond ik een vreselijk schrikbeeld. Uiteindelijk heb ik mijn moed bij elkaar geraapt en liet ik mij testen. Mijn grootste angst bleek gerechtvaardigd te zijn : mijn status is positief.

Op dit moment ben ik erg ziek, maar ik blijf toch werken om mijn kinderen in leven te houden. Omwille van dat kleine beetje geld ga ik dus nog elke dag met mannen mee.

( zucht) Ik durf er niet aan te denken hoeveel ik er al over mij heen heb laten gaan. Tegenwoordig passeren er zo’n tien per dag, vroeger liep dat soms op tot vijftig. Reken dus maar uit.”

Glimlachend schuift ze me een bierviltje toe en samen maken we de rekensom :

10 mannen per dag (“Als gemiddelde is dat een grove onderschatting”, zegt Mbaika.)

365 dagen per jaar

22 jaar lang

“Dat maakt 80.300 mannen die mijn lichaam al hebben misbruikt”, concludeert ze bitter.

“Haat je mannen ?” vraag ik.

What can I say ?” zucht ze. ” Enough is enough. Jullie, blanke vrouwen, kunnen zich niet voorstellen wat het is om hier als prostituee te werken. Wist je dat Afrikaanse mannen ‘het’ de hele nacht kunnen doen, van negen uur ’s avonds tot negen uur ’s ochtends ? Op seksueel vlak hebben ze een uithoudingsvermogen waar geen enkele blanke man aan kan tippen.

En wij, vrouwen, verdragen dat. Voor nauwelijks tweehonderd shilling ( twee euro).

Een man domineert, een vrouw gehoorzaamt. Zo zijn wij opgevoed.

En als ze ons uiteindelijk ons zuurverdiende geld weer afpakken, zeggen we gelaten : ‘Jammer, slechte dag gehad vandaag !’

Maar ach, natuurlijk zijn wij ook geen doetjes. “Soms, als het ons allemaal te veel wordt, als we weer eens bestolen en vernederd zijn, als een smeerlap ons weer eens bont en blauw geslagen heeft, spreken we met enkele collega’s af om een man in een hinderlaag te lokken. Zo zijn we er onlangs in geslaagd een ziekelijke sadist van het dak te duwen. Morsdood was hij.

( peinzend) Wat kunnen we een man nog meer aandoen ? Als we weten dat hij geld op zak heeft, bestelen we hem. Zeker als hij dronken is, is het een makkie hem alles af te pakken. Of we sturen een bodyguard op hem af en bedreigen en plukken hem tot hij in zijn onderbroek de straat op moet. ( glimlacht) Weet je, een naakte man is redelijk hulpeloos.

Soms doen we drugs in zijn drank zodat we hem gemakkelijker kunnen bestelen. En de ultieme straf ? Zelf het condoom scheuren zodat we hem de ziekte kunnen doorgeven !

Natuurlijk klinken die straffen je vreselijk in de oren. Maar wat wij als prostituees te verduren krijgen, is vaak zo gruwelijk, gewelddadig en vernederend dat ik het nauwelijks durf te vertellen.

( zucht) Het aller-allerergste is dat ik niet in staat ben om mijn eigen dochters tegen dit leven te beschermen. Als er niet heel snel een oplossing komt, zal prostitutie ook het lot van mijn eigen kinderen worden. Believe me, this misery is endless !

Vrijdag 24 september 2004

Mathare is een van de gigantische sloppenwijken van Nai-robi, met ruim 500.000 inwoners. Hoe valt dit verdoemde oord ooit te beschrijven ? Hoe vat je de loodzware dreiging, de afgrijselijke stank van verrotting, het aartslelijke gezicht van dit soort miserie in enkele woorden ? Ik weet het niet, ik durf er zelfs niet aan te beginnen. Net zoals ik nauwelijks door de raampjes van onze jeep durf te kijken, want van uitstappen kan hier, zelfs overdag, geen sprake zijn.

“Te gevaarlijk met jullie erbij”, zegt Achieng kort. “We pikken gewoon enkele van mijn dierbare misdadigers op – dan hebben we meteen een stel bodyguards – en nemen hen mee naar mijn huis. Jullie hoeven niet bang van hen te zijn, al zijn het stuk voor stuk zware jongens. Ruige bendeleden over wie ik mij sinds enkele weken heb ontfermd. Allemaal hebben ze zich extreem risicovol gedragen. Ze hebben in het rond geneukt, verkracht en gemoord. De meesten hebben ergere dingen gedaan dan je je in je engste dromen kan voorstellen. Niemand gelooft nog in hen, maar ik wil hen nog een laatste kans geven.

Michael Kush is de allerergste. Jarenlang heeft hij zonder scrupules verkracht en gemoord tot haast iedereen in Mathare achter hem aan zat. Drie keer is hij aan een lynchpartij ontsnapt en nog veel vaker aan de politiekogels. Ik probeer hem uit te leggen dat dit echt zijn laatste kans is. ‘Nog één misstap en je gaat eraan’, waarschuw ik hem elke dag. Ik hoop en denk en bid dat hij het begrepen heeft.”

Michael Kush is zeventien, knap en indrukwekkend. “Als baby had ik het redelijk goed”, vertelt hij. “Het leven was niet al te hard en er was voldoende geld om eten te kopen. Maar toen ik drie was, viel mijn familie uit elkaar en werd het leven bijzonder moeilijk. Op mijn vijfde leerde ik van de oudere jongens om spullen op de vuilnisbelt te zoeken in ruil voor geld. Wat later begon ik te stelen.

In Mathare is het leven keihard en evolueert je gedrag automatisch van kwaad naar erger.

Ik leerde snel bij en werd een vechter, een overlever. Inbraken, overvallen, afrekeningen, verkrachtingen, moordpartijen, ik was er altijd bij en slaagde er elke keer in om te ontsnappen. Op den duur was ik zo gehaat dat velen mijn vel wilden.

Op een dag hebben ze mijn huis in brand gestoken omdat ze wisten dat ik daar lag te slapen. Maar ik ontsnapte alweer en hoewel ik alles kwijt was, leefde ik verder, als opgejaagd wild.

Op tv zag ik hoe drie van mijn vrienden door de politie werden neergeschoten. Op dat moment besliste ik te kalmeren en aan te sluiten bij de groep rond Achieng. Nu zij mij steunt, kom ik eindelijk tot rust en voel ik mij niet langer constant in levensgevaar.”

(…)

Zaterdag 2 oktober 2005

Om negen uur word ik wakker van de vredige plattelandsgeluiden. Gekakel van kippen, gepiep van een jong hondje, getsjilp van vogeltjes, een koe die tegen de muur van onze hut schurkt.

Ik kijk opzij. Buiten is er niemand, en in het huis van mama Martha tref ik alleen Rebecca.

Everybody is gone“, zegt ze. “Om zeven uur zijn ze allemaal vertrokken. Mama Martha naar school, Lieve en Achieng naar het ziekenhuis met Achiengs grootmoeder en baby Hope.”

“Baby Hope ?” vraag ik verbaasd, want gisteravond spraken we af dat Achieng en Lieve de grootmoeder naar het ziekenhuis zouden brengen terwijl ik op Hope zou passen.”

“Hope heeft de hele nacht gehuild”, legt Rebecca uit.

“Help, wat nu weer ?” denk ik triest. “Alweer malaria ? Of erger ?”

Rebecca is vijfentwintig en werkt als nanny bij Achieng. “Ik kom uit Mathare”, fluistert ze beschaamd. “Als mensen dat horen, willen ze niets meer met je te maken hebben. Het leven in de slums is ondraaglijk. Ik kan het weten, ik ben er geboren. Ik ben er zeker van dat je nergens ter wereld een slechtere plek vindt.

Als je ’s avonds in het donker je huis verlaat, is de kans groot dat je nooit je bestemming bereikt. In een flits kan iemand je grijpen of een mes tegen je keel drukken. Als je even niet oplet, word je verkracht of vermoord. Om niets. Puur om de kick van het verkrachten en het moorden.

Zeker als meisje moet je voortdurend op je hoede zijn. Jongens als Kush, Abed, Abdi en hun maten liggen steevast in een hinderlaag. Als ze je te pakken krijgen, is er geen ontsnappen aan. Dan omsingelen ze je met tienen tegelijk en doen ze alles met je wat ze willen. Zo hard, zo vaak en zo lang als zij er zin in hebben.

Maar ook thuis vind je geen rust. Want je huis is geen huis maar slechts één vieze, vuile kamer. Tegelijk zitkamer, keuken en slaapkamer. Als je moeder haar lichaam verkoopt, doet ze dat in die ene kamer. Haar kinderen zien haar bezig en vinden dat de normaalste zaak van de wereld.

‘Zo gaat een man om met een vrouw’, denken de jongens.

‘Zo verdient een vrouw geld’, leren de meisjes.

Michael Kush is mijn buurjongen. Ik heb hem mijn hele leven gekend, en ik verzeker je, de dingen die hij heeft gedaan, zijn v ery, very bad ! Met zijn bende overviel en beroofde hij onschuldige mensen. Hij sneed hen de keel over en verkrachtte vrouwen. De meest ondenkbare misdaden heeft hij begaan. Nu is hij de meest gehate jongen van Mathare, door iedereen veracht en gezocht. Als iemand hem te pakken krijgt, wordt hij zonder pardon gelyncht.

( denkt na) Toch wil ik hem niets verwijten, want ik weet maar al te goed dat hij als kind geen enkele kans gekregen heeft. Bovendien geloof ik hem als hij in het openbaar zweert dat hij veranderd is en dat hij die slechte dingen nooit meer zal doen.

Zelf werk ik nog maar korte tijd bij Achieng, en heb ik nog geen gelegenheid gehad eens rustig met haar te praten. Ik hoor haar soms bezig over hiv, hoe zij mensen probeert te overtuigen om zich te laten testen.

Zelf durf ik die stap niet te zetten, want ik zou seropositief kunnen zijn. In Mathare had ik een tijdlang een vriendje dat ook heel wat andere liefjes had. Dus vrees ik dat ik nu ook ‘die ziekte’ heb. ( stil) Stel dat ik mij zou laten testen en dat mijn status positief zou zijn. Dan zou ik instorten. Voor zoiets is mijn hart te klein. Ik kan alleen maar bidden tot God dat hij voor mij een deur zal openen, een weg die naar een toekomst leidt.

Liefst zou ik kapster worden of een schoonheidsinstituut beginnen, maar dat kan natuurlijk niet. Ik heb geen geld en ik ben ook nooit naar school geweest.

Weet je wat ik denk ? Dat God de wereld eens goed bekeken heeft. De mensen zondigen maar op, heeft Hij toen gedacht, ik zal ze eens een lesje leren. Als straf stuur ik hen een vreselijke ziekte. Ja, dát heeft God gedacht toen Hij de mensen bezig zag.”

(…)

Vrijdag 25 februari 2006

Dag Achieng,

Het was fijn je nog eens te horen. Jammer dat Hope niets wilde zeggen aan de telefoon, maar zo gaat dat met kinderen. Ze vinden het veel leuker om te luisteren naar die stem aan de andere kant van de lijn dan om zelf iets te zeggen.

Vandaag ontmoette ik Anna. Een schat van een vrouw die in een wonderlijke mengeling van Nederlands, Frans en Spaans haar grillige verhaal deed. Ik vond het ontwapenend zoals zij zichzelf, en alleen zichzelf, verantwoordelijk acht voor het ongeluk dat haar overkomen is. Zoals zij op eigen kracht haar noodlot bedwongen heeft. Zoals zij met het leven en zichzelf verzoend is.

Anna : “Ik ben achtenveertig jaar en intussen al twintig jaar seropositief. In het aidswereldje ben ik een dinosaurus. A long term survivor, zoals de medische handboeken dat noemen. Al ettelijke keren hing mijn leven aan een zijden draadje, maar telkens heb ik het gehaald. Dat heb ik wellicht te danken aan een engelbewaarder die mij koppig de hand boven het hoofd houdt.

Mijn vader is een Bulgaar, mijn moeder een Spaanse, en beiden hebben tijdens de oorlog ontzettend veel ellende gekend. In tegenstelling tot hen ben ik een zondagskind dat alle kansen van de wereld in de schoot geworpen kreeg, maar ze grondig heeft verknald.

Met spijt en wroeging kijk ik op mijn jeugd terug.

Ik was een fel en extravert meisje dat opgroeide in een tijd van seksuele vrijheid en wilde experimenten. Ik had de ene relatie na de andere, maar maakte er telkens een knoeiboel van. Niet zwanger worden was mijn enige bekommernis, en daar zorgde de pil feilloos voor.

Achteloos stapte ik door het leven, tot ik toevallig een artikel las waarin de eerste fysieke klachten van de nieuwe ziekte aids beschreven werden. ‘Dit ziektebeeld geeft perfect weer hoe ik mij voel’, was mijn eerste reactie. Zonder aarzelen ging ik naar de dokter en vertrouwde hem mijn diepste angst toe. ‘Maak je geen zorgen,’ suste hij, ‘jij behoort niet tot de risicogroepen.’ Eerst voerde hij nog enkele tests uit, maar op een of andere manier wist ik gewoon dat ik de jackpot gewonnen had. Ik was dus niet verrast en voelde geen paniek toen hij mij het slechte nieuws meldde. ‘Dit was het dan’, dacht ik gelaten. Niet de dood schrikte mij af, wel de aftakeling en de pijn.

Pas drie jaar later, op mijn dertigste, vertelde ik aan mijn ouders dat ik seropositief was. Omdat ik hen al zo vaak had ontgoocheld, had ik hen deze nieuwe onheilstijding zo lang mogelijk willen besparen. ( stil) Natuurlijk waren ze geschokt toen ze het nieuws vernamen. Maar ze hebben mij nooit laten vallen.

Toch moest het ergste nog komen. Stel je voor, op mijn vijfendertigste bleek ik, die er altijd van gedroomd had ooit moeder te worden, zwanger te zijn. Wat een verrassing ! Maar de ontnuchtering volgde snel. Omdat men in die tijd – in 1992 om precies te zijn – nog niet wist hoe men een besmetting van moeder op kind kon voorkomen, was abortus de enige optie. Keihard was het om de enige droom die mij nog restte te moeten opgeven.

Nu de wetenschap alweer een stuk verder staat, weet men perfect hoe men kan vermijden dat een zwangere vrouw haar kind besmet. ( weent) Maar intussen ben ik in de menopauze en dus te oud om nog kinderen te krijgen.

Na die klap volgden er nog vele andere. Zo vernam ik op 1 april 1994 dat mijn vader ernstig ziek was en een riskante hartoperatie moest ondergaan. Pas toen besefte ik wat een puinhoop ik van mijn leven had gemaakt, hoe mijn roekeloze gedrag mijn gezondheid had gesloopt, wat ik mijn ouders had aangedaan. Meteen na dat telefoontje maakte ik zonder aarzelen een einde aan de barslechte relatie met mijn toenmalige vriend en herstelde ik het contact met mijn ouders.

Nauwelijks twee jaar later werd ik ziek, ten prooi aan tbc en hersenvliesontsteking. Ik was letterlijk stervend toen er plots een nieuwe generatie aidsremmers op de markt kwam. Als een drenkeling die nog net de laatste reddingsboei kan grijpen, slikte ik die medicijnen. En ja, ze sloegen aan en ik genas wonderbaarlijk.

Daar stond ik dan, miraculeus hersteld, maar doordrongen van het besef dat ik niets meer had : geen werk, geen geld, geen man, geen kinderen. Bikkelhard was het inzicht dat ik mijn hele leven in de stront had geleefd. ( zacht) Al voelde ik ook fierheid omdat ik er op eigen kracht was uitgeraakt.

Voortaan wilde ik proberen de kostbare energie die mij nog restte beter te behoeden. Ik nam me voor mijn verantwoordelijkheid op te nemen en de schuld voor wat mij overkomen was nooit in de schoenen van mijn ouders, mijn opvoeding of de maatschappij te schuiven.

Gelouterd keek ik om mij heen. Ik kon mijn ogen haast niet geloven toen er plots een nieuwe man in mijn leven opdook. Een man die naar mij luisterde, zijn tijd nam en mij de kans gaf opnieuw op adem te komen. En voor we het goed en wel beseften, groeide er iets heel speciaals tussen ons. Stel je voor, ik die zoveel mannen had versleten maar nooit echte liefde had gekend, werd voor het eerst in mijn leven verliefd.

Nu ben ik gelukkig. Nu hou ik van mijn liefste en koester ik mijn vader en mijn moeder. ( glimlacht) Hopelijk waakt mijn engelbewaarder ook over Didier. Want ook hij is seropositief en op dit moment erg zwak. Ook al besef ik dat onze relatie misschien van heel korte duur zal zijn, toch weet ik zeker dat ik hier nooit spijt van zal krijgen. Want bij Didier heb ik de liefde ontdekt. Hij is de man van mijn leven. Hij is de enige mens die mij in staat stelt te zeggen : ‘ Je ne regrette rien‘.”

Zaterdag 5 maart

Vandaag, op vijf maart 2005, is Hope om halfnegen wakker geworden en hebben we haar nog even bij ons in bed genomen. We hebben samen ontbeten, met zeven rond de tafel. Hope at cornflakes en zit nu samen met haar jongste zus in bad.

Vandaag, op vijf maart 2005 – de dag van Hopes adoptiefeest – beslis ik dit boek te beëindigen.

Hier stop ik mijn verhaal over aids, over Afrika en Europa, over Hope én over ons.

Natuurlijk is er geen einde aan dit verhaal.

Stoppen is gewoon een beslissing.

Nu stop ik.

Maandenlang heb ik gezwegen over de adoptie van Hope. Om honderd en één redenen, maar vooral om de adoptieprocedure niet in het gedrang te brengen.

Intussen is die procedure nog lang niet afgerond, maar ik wil Hope niet langer verbergen of doodzwijgen. Dit kind leeft, woont, slaapt en ademt bij ons. Wij hebben niet langer vier, maar vijf kinderen. En Hope heeft recht op haar verhaal. Niet de gekleurde of herschreven versies die hier en daar de ronde doen, maar het verhaal zoals Achieng en ik het de laatste maanden beleefd en geschreven hebben.

Hier stop ik mijn verhaal en dat van alle seropositieve mensen die ik de laatste maanden heb ontmoet.

Intussen stapt Hope verder. Gezond en wel.

Eén goede raad geef ik haar mee.

Doe wel en zie niet om.

Tekst Annemie Struyf

Mbaika : “10 mannen per dag, 365 dagen per jaar, 22 jaar lang. Dat maakt 80.300 mannen die mijn lichaam al hebben misbruikt.”

Kush : “Op mijn vijfde leerde ik om spullen op de vuilnisbelt te zoeken in ruil voor geld. Wat later begon ik te stelen. Ik leerde snel bij. Inbraken, overvallen, afrekeningen, verkrachtingen, moordpartijen, ik was er altijd bij.”

Rebecca : “Ik denk dat God de wereld eens goed bekeken heeft. De mensen zondigen maar op, heeft Hij toen gedacht, ik zal ze eens een lesje leren. Als straf stuur ik hen een vreselijke ziekte.”

Anna : “Omdat men in 1992 nog niet wist hoe men een hiv-besmetting van moeder op kind kon voorkomen, was abortus de enige optie. Keihard was het om de enige droom die mij nog restte te moeten opgeven.”

Achieng: “Ik heb mij ontfermd over ruige bendeleden. Ze hebben in het rond geneukt, verkracht en gemoord. Niemand gelooft nog in hen, maar ik wil hen nog een laatste kans geven.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content