Pierre Darge / Foto Lieve Blancquaert

“Ik zat in een cafetaria en tijdens een gesprek over de filosoof Lacan besefte ik ineens hoe eenzijdig ik bezig was, ik had Dostojevski, Freud en Mao gelezen, maar wilde ook mijn handen gebruiken, méédoen met het leven. Dus ging ik helpen in de campagne van de ecologische presidentskandidaat René Dumont. Vandaar raakte ik op het platteland, en tijdens een reis door Frankrijk kwam ik op 1500 meter hoogte op een geitenboerderij terecht, zonder water of elektriciteit, met een ezel als transportmiddel. Daar heb ik het leven in de natuur leren kennen, planten herkennen, maar ook koken, geiten melken, kaas maken. Ik deed er nieuwe krachten op. Dat half jaar betekende een ommekeer.”

In het begin van de jaren negentig staat Catherine in Gent op straat met twee kinderen, zonder een cent. Ze gaat in restaurants Franse chansons zingen, ontmoet Koen De Cauter en andere muzikanten, en klimt het podium op.

“In het begin kroop ik van schaamte weg achter de contrabas, wilde me zo transparant mogelijk maken. Ik moest alles nog leren, maar maakte een cd met teksten van Ferré en Gainsbourg. Opeens kreeg ik een telefoontje van Jo Vandriessche, de organisator van Brugges Festival. Die wou me in zijn programma. Ik kende het festival, maar had nooit voldoende geld bijeen om een kaartje te kopen en te gaan luisteren. En dan word je gevraagd om zélf op het podium te staan. Ik was maar één keer in Brugge geweest, met vriendinnen en veel kinderen die schaatsten op de bevroren reien. Dat eerste optreden was als een kerstsprookje, een ervaring die me vleugels gaf. En de moed om vorm te geven aan nieuwe ideeën, om andere wegen te bewandelen.”

Zes jaar geleden streek Catherine Delasalle in Brugge neer, ze woont er nog. Al is haar beeld van de stad wat bijgesteld.

“Het beeld is tegenstrijdig. Ik ben verrukt als ik met de fiets door de stad rij, of erdoorheen slenter en alleen maar mooie dingen zie. ’s Morgens vroeg, voor de koetsen en de toeristen eraan komen. Al is dat beeld soms te mooi. Toen ik een keertje met de drummers van Kodo op een boot de reitjes afvoer, was ik blij-opgelucht omdat ik in een tuin opeens kleren zag te drogen hangen. Doordat ik weinig in Brugge werk, ken ik er maar weinig mensen, de contacten zijn oppervlakkig, voor sommigen blijf ik de Parisienne. En natuurlijk spreek ik Nederlands.”

“De herfst in Brugge is prachtig, omdat de dode bladeren dan voor heerlijke chaos zorgen, het beeld van netjes-netjes wordt even verstoord, omdat men niet snel genoeg kan vegen. Zolang je wegblijft van de Steenstraat zit de stad vol aardige plekjes, zoals het Archeologisch Museum dat niemand lijkt te kennen en waar Mariabeelden op zo’n zwierige manier hun Jezusje dragen. Of Groeninghe met zijn sterke contrasten, je loopt er van de ene zaal in de andere, zomaar in een paar stappen van de Vlaamse Primitieven naar Permeke.”

“Maar er zijn ook veel stille waters en dat betekent dat je veel energie nodig hebt om in Brugge iets in beweging te krijgen. Het voordeel is dan weer dat ik die stilte kon gebruiken na mijn chaotische jaren. In Brugge ben ik echt beginnen te componeren en teksten te schrijven. Ik heb hier mijn cd L’Etrangère, over de minder voor de hand liggende aspecten in mezelf, samengesteld. Ook in mijn Brugse jaren ontdekte ik de Feldenkreis-methode: de bewustwording van bewegingen verleent toegang tot gedachten en emoties, wat je de kans geeft nieuwe mogelijkheden te ontdekken. Die ervaring draag ik nu verder uit, vaak in combinatie met zanglessen, waarbij ik anderen help hun stem te ontdekken.”

“Het liefst van alles loop ik door de heemtuin en door het bos van Ryckevelde, een domein op een paar kilometer van het stadscentrum. Waar herten lopen en reigers neerstrijken en in de herfst paddestoelen groeien zoals je ze altijd in sprookjes ziet, maar zelden in het echt: rood met witte stippen.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content