Lebensraum hebben wij nodig, om eens een woord te gebruiken dat een beetje bezoedeld is. Te weinig vierkante meters om op te wonen, zeker met de nakende baby, die vanuit voorgeboortelijke oorden gezegd schijnt te hebben tegen zijn moeder : “’t Is ik, of al die boeken.”

Vandaar dus dat die moeder, aka het Weergaloze Meisje, er al enige weken op aandringt dat er uit de berggrot die wij bewonen een aanzienlijk aantal pockets en paperbacks verdwijnen. Want wat heb je aan Charles Bukowski of aan Gerard Reve, als die in de weg zitten van nuttiger zaken als tutpopjes en hydrofielluiers ? Ik heb zo lang mogelijk gedaan alsof er in mijn gehoorgangen restwater uit het zwembad kleefde, maar ten slotte heb ik dan toch maar noodgedwongen de zeis op de wetsteen gezet. Manmoedig begon ik te maaien in de met zorg en liefde opgespaarde boeken. Ze staan opgesteld in twee, soms zelfs in drie rijen achter elkaar, zodat ik de helm moet opzetten als een kompel die zich, tegen beter weten in, waagt in slordig gestutte mijngangen.

Botst een mens daarbij op rommel : van de brieven waarin Karl Marx zijn beklag doet over steenpuisten tot een boek dat ik vond in de afvalcontainer, en waarin in cyrillisch schrift haarfijn wordt uitgelegd hoe je de carburator moet afstellen van een Volvo 340. Er was een tijd waarin ik zulke boeken leuk vond, zoals ook boeken over het juiste voorzetsel en boeken over Parijse dodenakkers en hun legendarische bewoners. Boeken over zwammen of kustvogels, over de Boeddha en de koran. Boeken over helende halfedelstenen, over krachtplaatsen en leylijnen – en zelfs een aanzienlijk aantal romans van Vlaamse bodem.

Ik ben niet zoals mijn talrijke vrienden die, bij het horen van Vlaamse schrijversnamen, schokschouderen en een beetje nuffig zeggen : “Ach, ik volg ze allang niet meer, de Nederlandstalige letteren. Ik lees alleen nog in het Engels.” Zelfs mijn dochter van vijf is al een beetje ziek in dat bedje. Onlangs merkte zij, na het bekijken van Tinkerbell, out of the blue op dat alles zoveel beter klinkt in het Engels. Beter dan in dat taaltje van ons, zo nederig dat Amazon het geen aparte website waardig acht.

Het lijkt er sterk op dat, naast het Nederlands, ook het lezen zelf zijn beste tijd stilaan heeft gehad. Ik bedoel daarmee : het in je opnemen van meer letters per keer dan pakweg een stuk of honderdveertig. Het wordt swipen nu, en zoomen en pinchen over het oppervlak van een tablet, met vingers die iets gretigs hebben en iets vadsigs tegelijk.

Ik surf mee op die kanteling der tijden door alvast mijn boekenkasten uit te mesten. Je moet daarbij uitkijken niet ten prooi te vallen aan eenzelfde mechanisme als die meisjes met anorexia, namelijk dat ze doorschieten in de orthodoxie en almaar fanatieker willen afvallen. Veel zin krijg ik om de boeken schap na schap met een brede zwaai rechtstreeks in de kleurige bakjes van de Colruyt te kieperen, samen met het spinrag, de dode insecten en de samenklitsels van stof die katten worden genoemd. Een kloon van de Da Vinci Code, met een achterflap die ronkt van opgeklopt mysterie en geheime samenzweringen ? Dat zoiets zich jaren ongestraft in mijn woonvertrekken heeft kunnen schuilhouden. Een reisgids voor Vuurland ? Niet van plan ooit nog derwaarts af te zakken. Alles moet weg van Tom Lanoye ? Héb ik al gelezen, en om dat nog een keer opnieuw te doen zijn er te veel boeken op de wereld, ondanks de beklijvende dialogen van Andréke-met-de-Harley-Davidson.

Met een krat of vijf – wat wégen die krengen – begeef ik mij naar de opkoper van bedrukt papier. Ditzelfde gevoel van triomf moet Bart De Wever gehad hebben toen hij van heteluchtballon in geen tijd afkoelde tot zijn tegenwoordige, mergelgrotachtige verschijning. Verlicht, bevrijd en terug thuis, schat ik voor de aardigheid hoeveel boeken er nog overblijven, en deel dat aantal door de oppervlakte van mijn woonvertrekken. Ietwat teleurgesteld stel ik vast dat ik nog altijd aangeklampt word door meer dan twintig boeken per vierkante meter – een hardnekkige levensvorm die zich maar moeilijk om de tuin laat leiden.

Gelukkig komt er, na wat geschuif met meubels en gewoeker met ruimte, plaats vrij voor prettiger spul zoals de vierseizoenenslaapzak, de tuimelbeker en de handige eetstoel op wieltjes die naar de naam Prima Pappa luistert. Weer even kunnen wij verder, tot wij een rianter pand op de kop tikken om in te wonen, met klein of groot beschrijf, in de stad of daarbuiten, met een poel waarin salamanders sluimeren en genoeg aarde om tenminste één okkernotenboom te planten.

Eén boom of geen boom : het is een van de talrijke breuklijnen die dwars door de mensheid lopen.

Immobiliënkantoren gelieven zich te onthouden.

jp.mulders@skynet.be

Jean-Paul Mulders

Ditzelfde gevoel van triomf moet Bart De Wever gehad hebben toen hij van heteluchtballon afkoelde tot zijn tegenwoordige, mergelgrotachtige verschijning

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content