De Quinta de Regaleira behoort tot het wereldpatrimonium van de Unesco. Zopas opende het domein zijn deuren voor het publiek en geeft stapsgewijs zijn mysteries prijs.

Wie ooit in het Portugese stadje Sintra is geweest en vanuit het drukke historische centrum richting Paleis van Seteais is gewandeld, kan er onmogelijk naast gekeken hebben: een mysterieus gebouw met barokke allures dat achter de zware omheining leek weg te kwijnen. Halverwege de jaren ’80 ging het gerucht dat het was aangekocht door een Japanse magnaat. Maar het bleef nog meer dan tien jaar verborgen voor nieuwsgierige blikken omdat de plaatselijke dienst voor stedenbouw zich verzette tegen een nieuwe bestemming als luxehotel. Op den duur gaven de eigenaars er de brui aan: ze stonden in 1997 hun bezit af aan de stad Sintra. Die ging meteen over tot grote restauratiewerken.

Zoals het er nu staat, lijkt de Quinta de Regaleira nauwelijks geleden te hebben onder de tand des tijds. Het hele domein is een bezienswaardigheid, zowel de architectuur als de tuin op de steile hellingen van een nog bijna wilde heuvel.

Dat bouwheer Antonio Carvalho Monteiro dos Milhoes zich in het begin van deze eeuw in Sintra kwam vestigen, was geen toeval. Eerst en vooral omdat Sintra een deel van zijn charme te danken heeft aan zijn ligging en positie binnen Portugal. Sintra is het hinterland van het verst uitstekende deel van het continent in de oceaan, volgens Fernando Pessoa ‘de neus van Europa met Portugal als gezicht’. De beboste heuvels die de stad omringen zorgen voor een microklimaat dat beroemd is om zijn mysterieuze nevelen.

In de 14de en de 15de eeuw kwamen verscheidene religieuze orden zich hier vestigen, waaronder de congregatie van de Heilige Drievuldigheid en die van Sint-Franciscus. Tegen het einde van de 18de eeuw brak een lange periode van voorspoed aan. Vreemde reizigers, onder wie Lord Byron, waren helemaal gecharmeerd van deze plek. In hun kielzog deden ze nieuwe artistieke stromingen ontstaan. In die periode bouwden belangrijke buitenlandse handelaars het Paleis van Setaïs en het Paleis van Monserrate. In 1838 werd Ferdinand van Saksen-Coburg en Gotha, gemaal van de Portugese koningin Maria II van Bragança, verliefd op de stad en bouwde er het Paleis van Pena. Rond het koningspaar vormde zich een hofhouding die vervuld was van het burgerlijke, liberale en romantische ideaal. Een huis bezitten in Sintra werd beschouwd als een teken van welstand, goede smaak en een zekere politieke en sociale positie. Zelfs nu nog blijft een eigendom in Sintra – het liefst een paleisje of een quinta – iets waar de Portugese bourgeoisie naar opkijkt.

Het was dus niet ongewoon dat Carvalho Monteiro dos Milhoes, een advocaat die geboren was in Brazilië en fortuin had gemaakt met koffie en edelstenen, zich in Sintra kwam vestigen. Op een domein van vier hectaren liet hij een allesbehalve banaal gebouw optrekken, helemaal in de geest van de toenmalige romantische revival. Uiteenlopende stijlen zijn hier verenigd: de epiek van neo-Manuel, de geometrie van de gotiek, de eenvoud van de romaanse stijl en de plantaardige motieven van de renaissance.

De bouwheer van dit grootse project was niet alleen rijk – zijn vele geld had hem de bijnaam ‘dos Milhoes’ (de man met de miljoenen) opgeleverd, hij was ook gecultiveerd. Hij behaalde zijn diploma rechten aan de universiteit van Coimbra en was een bibliofiel. Zijn persoonlijke bibliotheek, die na zijn dood in 1926 verkocht werd, was de mooiste van heel Portugal. Nu is ze in het bezit van de Library of Congress in Washington. Ze bevatte boeken over horloges, schelpen, vlinders, muziekinstrumenten, opera, enzovoort.

Carvalho’s interesse voor opera bracht hem wellicht in contact met de Italiaanse architect Luigi Manini, schilder en decorontwerper van de Scala van Milaan. Manini was geen onbekende in Portugal. In 1888 ontwierp hij er het opmerkelijke hotelpalace van Bussaco, in het centrum van het land. Een oord vol mysterie, typisch voor de grillige, decoratieve Manuel-stijl. Deze stijl werd zo genoemd omdat ze op het eind van de 19de eeuw de stellingen overnam van een barokke architectuur die haar hoogtepunt bereikte tijdens het bewind van koning Manuel I (1491-1521).

Carvalho Monteiro en Manini trokken, bij het aanbreken van een nieuwe eeuw, een gebouw op dat alle symbolen van deze architectuur in zich droeg: een algemene structuur die tot in de kleinste details versierd was en beladen met talloze gedraaide en gebeitelde zuilen, uit steen gehouwen waterspuwers en sculpturen van dieren, planten, menselijke en esotherische figuren. De gevel alleen al zou een boek vullen met gecodeerde beelden.

Maar de woning, waarvan de eerste verdieping met de pronkkamers toegankelijk is voor het publiek, is niet de enige attractie. De tuin is dat zo mogelijk nog meer. In feite is het een park, waar hier en daar tussen het groen paviljoentjes staan, ter verheerlijking van de verhouding tussen de mens, de natuur en het sacrale. Dat laatste in de verruimde betekenis van ‘inwijding in het leven’.

In Regaleira lijkt elk detail bestudeerd. Voor de talloze interpretaties die eraan gegeven worden, vind je in elk gebouw en zelfs in elk element een of meer symbolische aanwijzingen. Niet zelden zie je in eenzelfde tafereel referenties aan het christendom, de vrijmetselarij, de tempeliers… De Kapel van de Heilige Drievuldigheid vlakbij de quinta, die ook door Manini werd gebouwd, is daarvan een schoolvoorbeeld. De gevel, met zijn overvloed aan symbolen, beelden en stenen kantwerk, is grotendeels geïnspireerd op de gotische en Manuel-stijl. Vanuit sacraal oogpunt is de kapel perfect georiënteerd: de poort aan de westkant, het altaar aan de oostkant.

Op het eerste gezicht evoceren de weelderige stijl, de schilderijen, de mozaïeken en de bas-reliëfs, de christelijke vroomheid van de bouwheer. Maar als je via een bijna verborgen trapje afdaalt naar de crypte, kom je in een tweede kapel die een totale stijlbreuk vormt met de eerste. Ze nodigt uit tot ascese, terwijl de zwart-witte betegeling refereert aan de vrijmetselarij. Nog een verwijzing naar de maçonnerie vind je in een motief dat discreet in de zoldering van de gelijkvloerse verdieping werd aangebracht: een zogenaamde delta luminoso, een driehoek met daarin een open oog, geassocieerd met een kruis.

Wanneer we de helling van de heuvel oplopen, ontdekken we nog tientallen andere links met het onbekende en het mysterieuze. Op elk niveau zijn er trappen, balkons, banken omringd met beelden, belvedères en fonteinen. Ook onder de grond bevinden zich gangen en spelonken. Gebruik makend van het niveauverschil, legde de eigenaar er ‘geheime’ wegen aan, labyrinten die de gebruikers onverwacht in een ander deel van dezelfde tuin doen belanden. Je komt er enkel via twee kokers, waarvan de ingang zorgvuldig verborgen blijft. De ogenschijnlijk recentste van de twee is een grote cilinder die open is van boven. Langs de wand loopt een neerwaartse spiraal. Via een trap daalt de bezoeker af naar het diepste punt, negen verdiepingen lager. Op verscheidene niveaus zijn openingen aangebracht die uitnodigen tot het verkennen van de gangen die in de rots verdwijnen.

Zij die bedoelingen van Carvalho Monteiro bestudeerden, vergelijken deze kokers met een initiatieparcours dat de mens moet afleggen tot in het diepste van zichzelf, om van daaruit opnieuw geboren te worden.

Ontelbare aanwijzingen, waarvan sommige doen denken aan de alchemie, tref je aan op de gevels van de gebouwen, in de kapel, in de beelden en bas-reliëfs in de tuin. Zij vormen, meer nog dan de planten, de ware attractie van de Quinta de Regaleira.

Tekst en foto’s Jean-Pierre Gabriel

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content