In een drafje evolueren Litouwen, Letland en Estland van Stalin-grijsheid naar levenslust. Zelfbewust en trots etaleren ze hun cultuur. Weekend Knack nodigt de lezers uit voor een driestedentocht : van Vilnius over Riga naar Tallinn.

:: Meer over de Baltische landen : www.weekend.be

VILNIUS

Het Litouwse Vilnius is een stad van kerken : gotische en barokke, katholieke en orthodoxe, puinvallen en fraai gerestaureerde exemplaren. Nooit zoveel gebedshuizen bezocht in één dag, de gids loodst me dan ook van kathedraal naar kapel. Nochtans zijn de Balten de laatste Europeanen die zich lieten kerstenen. Tot in de Middeleeuwen hielden ze het bij de zonnegod, de maan, moeder aarde en de god van het woud en de donder. De buurlanden stuurden zendelingen uit, kruisvaarders, Teutoonse ridders, niets hielp. Maar in 1387 trouwde kroonprins Jogaila met een katholieke Poolse prinses en werd zo koning van een Pools-Litouws rijk. Letland en Estland waren toen al twee eeuwen gevallen voor het kruis. Exit zonnegod ? Niet helemaal, zal vlug blijken.

Terug naar de gids. Irena toont trots de kathedraal, in classicistische stijl ; de bakstenen Sint-Anna, pal naast de bernardijnenkerk die in volle heropbouw is nadat ze in sovjettijd groentemarkt was ; de orthodoxe Heilige Geestkerk met haar foute grondplan ; – ik sla er een paar over – en haar favoriet : de Petrus en Paulus in witte barok, gevuld met tweeduizend levensechte, gipsen beelden. Prominent aanwezig in al dat wit : een vergulde, heidense zon en maan.

Tussen de kerkgang door nemen we natuurlijk de tijd voor de Gediminas-toren, een restant van Vilnius’ eerste vesting, vanwaar je een mooi panorama hebt op de oude stad en de kronkelende Neris, waarachter de nieuwe wijken beginnen. Hier bij de wieg van Litouwen probeert Irena de verwarrende jaren dertig en veertig te ontrafelen. Toen Molotov en VonRibbentrop in 1939 hun niet-aanvalspact sloten, ondertekenden ze ook een geheime clausule die Letland en Estland aan de Sovjets toewees, Litouwen zou Duits worden. Maar Stalin had een list achter de hand : hij beloofde de Litouwers Polen te verjagen uit hun grensstreek, zijn hulp werd een feitelijke bezetting en het Nazi-antwoord was bloedig. Litouwen had terzelfder tijd twee oorlogen te voeren. In één decennium verloor het land eenderde van zijn bevolking.

Vrijwel alle joden van Vilnius kwamen om, die gemeenschap was al eeuwen thuis in de stad. De plannen om het ‘Jeruzalem van het Noorden’ weer op te bouwen, verdelen de stad. Voor de een gaat het allemaal te traag, voor de ander kan de 100 miljoen dollar nuttiger besteed worden. Wat er rest van het getto bereik je, o ironie, via de ‘Duitse straat’. Op die brede Vokieciu leefden ooit Duitse handelaars aan de ene en joodse aan de andere zijde. Nu zijn beide kanten ingepalmd door internationale kledingzaken die overal thuis zijn.

Back to the USSR ?

“Wellicht is de tijd rijp voor sovjetretro”, poneert Ramunas Autukas in de Vilnius Monthly. Hij runt een superchique boetiek in de Vokieciu, Nude in the Mood. “Nostalgie doet het altijd, helaas heb ik destijds geen magazijn sovjetmode gestockeerd.” Daar wil ik meer over weten, maar als ik voor zijn Nude in the Mood sta, blijkt de zaak leeg. Die revival zal voor later zijn. Voor het echte Stalin-werk moet je naar het voormalige KGB-gebouw. In de kelder is het cellencomplex en de hele repressie-infrastructuur open voor toeristen. Een must.

Iedereen verwerkt het sovjettrauma op een eigen manier. Er mag ook eens gelachen worden. Een beeldhouwer die was groot geworden tussen Lenin-koppen, verdreef zijn plotselinge werkloosheid met een Frank Zappa-standbeeld. Het stadsbestuur speelde het spel mee, wees een plaats aan voor de bronzen rocker en stuurde de politiefanfare naar de onthulling.

Voor kenners en liefhebbers heeft Vilnius nog een aanrader : amber. Die handel draait al sinds de Romeinen. De beste vindplaatsen ter wereld, het Russische Kaliningrad en de landengte Spit, liggen vrij dicht. Amber is geen steen, maar tientallen miljoenen jaren gehard hars van pijnbomen. In een subtropische periode gingen die massaal ‘zweten’, de daaropvolgende ijstijd perste het goedje onder kilometers ijs. In de duurste stukken zitten luchtbelletjes, of restjes mos of fossielen van Jurassic Park-insecten. Insiders beweren dat er een soort ambermaffia actief is. Zowat alle shops zouden dezelfde eigenaar hebben, de productie ligt onwaarschijnlijk hoog en nep is almaar moeilijker te herkennen. Gewiekste alchemisten weten minderwaardig amber te smelten en opnieuw te laten stollen met een hedendaagse mug erin. De Amber Gallery is wetenschappelijk zuiver, weet Irena.

Het kleinste volk van Europa

Een eind buiten Vilnius ligt Trakai : een dorp, een merencluster en een beroemd kasteel. De burcht, gebouwd om de kruisvaarders af te slaan, had al vloerverwarming. In het misschien iets te proper gerestaureerde monument huist nu een historisch museum. Op de binnenplaats timmeren razendsnelle werkmannen een middeleeuws dorp in elkaar, alles van piepschuim en vezelplaat. Trakai wordt nog maar eens het decor van een film, zucht Irena. Een ploeg uit Hollywood draaide hier ook de tv-versie van Robin Hood. Niets nep in het dorp, daar leeft de kleinste etnische minderheid van Europa. De 250 Karaites zijn rechtstreekse afstammelingen van de 300 families die de Litouwse heerser in 1397 meebracht van de Krim, de grens van zijn rijk. Hij wou ze als lijfwacht en gaf ze een aantal privilegies. Nu nog spreken ze een soort oud-Turks, hebben een eigen geloof (dat teruggaat op de tien geboden). Verspreid leven er nog een aantal in Polen en Rusland, maar Trakai is hun wereldcentrum. Aan de Krim hebben ze geen verwanten meer.

Voor ik de grens met Letland oversteek, stop ik even bij de Hill of Crosses. Een bultje van niemendal in het landschap, toch trekt de heuvel massa’s aan. Hij is volgeplant met kruisen, niemand weet wie ermee is begonnen, maar op een ochtend stonden er een paar en de plantage groeide gestaag. Toen het Rode Leger een bulldozer inzette, was het hek van de dam. Kruisen planten werd een verzetsdaad. Later leidde elke emotie tot een nieuwe plantwoede : de onafhankelijkheid, het pausbezoek, elke ziekte van de paus, 11 september, een nieuwe paus, alles wordt vertaald in kruisen. Vele hebben de Litouwse vorm : in het kruis zit de heidense zon verwerkt, met zoveel mogelijk stralen, alsof Christus twintig armen had. De Poolse paus maakte er in 1993 een grap over : “Jullie zijn goede katholieken,” zei hij, “maar met een fout kruis.” Naar Vaticaanse normen was dat een billenkletser.

RIGA

De toeristische troef van de Letse hoofdstad is haar art-nouveauwijk. Rond 1900 was Riga compleet volgebouwd en besliste het een eerste perceel buiten de stadsmuren te verkavelen. Dat moment was perfect voor de nieuwe lichting Jugendstilarchitecten en kapitaalkrachtige opdrachtgevers waren er in overvloed, de handelaars hadden gouden tijden achter de rug. De markantste figuur in de wijk rond de Albertstraat en Strelnieku is Mikhail Eisenstein, vader van de legendarische cineast. Organische motieven, draken, slangenvrouwen, mythologische figuren, sfinxen, maar ook ordinaire hondjes, alles kon hij gebruiken. Zijn werk is gemakkelijk te herkennen : op straatniveau zit centraal een poort, eromheen evolueert de flamboyante stoet in perfecte symmetrie. Eisenstein was meer illustrator dan architect. Eerst tekende hij heel minutieus de voorgevel, met alle versiering erop en eraan, pas dan werkte hij een gebouw uit dat bij de façade zou passen. Echt kleurrijk zijn alleen de gerestaureerde panden. Bij de onafhankelijkheid kregen de eigenaars (meestal de erfgenamen) een verpauperd gebouw terug. In zestig jaar hadden de sovjets geen likje verf besteed aan die bourgeoiskunst.

In een prachtig gerenoveerd hoekhuis zit de Belgische diplomatie op de vijfde verdieping. Ambassadeur Verdonck is opgetogen over de locatie. “Ronduit prachtig, als Brussel zo graag de stad van art nouveau wil zijn, moet het Riga toch erkennen als metropool.” Hij is ook aangenaam verrast over de Letten zelf. “Wij onderschatten te gemakkelijk de trauma’s van de sovjetbezetting, maar de mensen willen vooruit, hun geloof in de toekomst werkt aanstekelijk.”

Het resumé van de recentste eeuw vind je in de hoofdstraat, die heette achtereenvolgens Alexander-, Vrijheids-, Hitler- en Leninstraat. Nu hangen de bordjes ‘Brivibas bulvaris’ er weer en steviger vastgeschroefd dan ooit : Vrijheidsstraat. Ook vóór de Russische tsaren had Letland tijdelijke heersers op bezoek gehad : Duitse handelaars natuurlijk, sinds de twaalfde eeuw al, maar ook Deense, Poolse en Zweedse bezetters. Aan dat laatste leger houdt de stad een fraai huizenblok over. Net buiten de stadspoort bouwden de Zweden een soldatenkwartier, nu zit de Zweeds-gele ‘Torna-iela’ of Torenstraat vol boetieks en advocatenkantoren.

Om zijn middeleeuwse centrum met de vele nauwe straatjes leefbaar te houden, bant Riga de auto’s zoveel mogelijk. In de oude stad betaalt de chauffeur ruim 7 euro per uur. Dat tarief is blijkbaar hoog genoeg, Riga is een voetgangersstad en uiterst vriendelijk voor shoppers : de winkels zijn zeer laat open en hebben geen sluitingsdag. Op de wandeling met Silvija, de gids, waaiert er geregeld gezang uit een open raam. Het is zaterdag, repetitiedag. “Muziek is van nationaal belang,” zegt Silvija, “wie een beetje stem heeft, is koorlid. Je kent Gidon Cremer toch, de violist ? Die is geboren in Riga. Ook onze opera heeft een grote traditie.” En alsof ze net een vergelijkende studiereis achter de rug heeft : “Ik vind ons operahuis een van de mooiste in Europa.” Richard Wagner viel eerder voor de anonimiteit dan voor de schoonheid toen hij in Riga neerstreek. Op de vlucht voor schuld- eisers was hij hier twee jaar veilig, genoeg om de Vliegende Hollander te schrijven en een theatertje op te richten, de Vagnern Zale.

“Zie je dat klokje daarboven ?” Silvija wijst me de torenspits van de Sint-Jakobskathedraal aan, met aan de buitenkant een nis met een klok. “Volgens het volksgeloof sloeg die vanzelf, telkens als er een overspelige man onderdoor liep. De mannen van de stad werden stapelgek, want het ding klingelde dag en nacht. Hun uitleg over hevige wind rond de toren maakte weinig indruk. De rust keerde pas weer toen enkelen ’s nacht de bronzen klok losmaakten en in de Daugava dumpten.” De kopie die nu boven hangt, zwijgt in alle talen of heeft een fluwelen klepel.

De Daugava, wel 400 meter breed, is al eeuwen de economische slagader van Riga. Enkele kilometers verderop ligt de Baltische Zee, de opening naar elke Europese haven. De spectaculaire Vansu – de hangbrug is een van de laatste sovjetbouwwerken in de stad – leidt naar een heel ander Riga. Op de westoever vind je niet alleen de hypermoderne glazen toren van de Hansabank, maar ook de ‘houten wijk’. De huizen ogen nog wat verveloos en vervallen, maar schijn bedriegt : dit is na de art-nouveauwijk de duurste vastgoedplek. Wie zich een restauratie kan permitteren, heeft levenslang het panorama van de haven en de oude stad : het kasteel van Riga, nu residentie van de Letse presidente ; de kopergroene spits van de Sint-Jakobskathedraal ; de forse dom ; de Sint-Petruskerk, waar een lift toeristen 72 meter hoog in de elegante toren brengt ; het ‘gebouw van de wetenschap’, iedereen noemt dit gedrocht ‘Stalins verjaardagstaart’ ; en helemaal in het zuiden de ranke televisietoren.

TALLINN

De weg langs de Baltische kust, door eindeloze berken- en dennenbossen, bereidt je perfect voor op de Estse hoofdstad. Aan alles merk je dat je met de rug naar de Slavische wereld Scandinavië nadert. Het lijkt ook alsof Tallinn tien jaar langer heeft kunnen opruimen en restaureren dan Vilnius en Riga. “Dat komt vooral omdat de stad zo klein is”, zegt men hier in alle bescheidenheid, maar er moet ook meer geld zijn, dat zie je zo. De Esten hebben de hoogste lonen van de Balten, toch komt de doorsneewerknemer met slechts 450 euro per maand naar huis. Leven op krediet is dan ook een tweede natuur geworden.

Verrassing bij het ontwaken : sneeuw trekt in pijlsnelle, horizontale strepen voor het raam. Noordenwind jaagt Finse vlokken door Tallinn. Diezelfde wind die de stad zo snel van haar sovjetgrijs verloste. De sneeuw wijkt snel voor een harde, noordse zon, maar de wind blijft ijzig. De metersdikke stadsommuring zal voor beschutting moeten zorgen.

Bij de Virupoort begint de oude benedenstad, rechts staan de wolkramen dicht opeengepakt. Kopers komen nog niet opdagen, de verkoopsters kunnen ongehinderd kousen of handschoenen breien. Bij een smalle doorgang loodst gids Kristiina me de Katariina käik in, het hart van middeleeuws Tallinn. Hier bouwden dominicanen in de dertiende eeuw al een klooster. Een paar eeuwen later werkte het gebouw als een magneet op plattelandslieden. Als die één jaar spoorloos konden blijven, verviel hun lijfeigenschap. De stadslucht werkte bevrijdend, letterlijk. Nu is de smalle passage ingenomen door ceramisten en glasblazers. De volgende straat is Vene, de Russische straat, waar het gezin Poesjkin woonde en waar Dostojevski werkte. Zo laat Tallinn zijn geschiedenis lezen, verpakt in smalle, bochtige straatjes. Haast vanzelf kom je bij een prachtige groene deur in de Pikk, hier huist al ruim zeshonderd jaar de Broederschap van de Zwarthoofden. Oorspronkelijk een groep rijke, machtige vrijgezellen. Wie trouwde, moest maar aansluiten bij een ander genootschap.

“Hier ontstond trouwens de kerstboomtraditie”, vertelt Kristiina. “Estse en Finse boeren haalden in de periode van de langste nacht dennentakken in huis voor de geur, om de muffe winter te verdringen. Die Zwarthoofden pikten dat idee en namen dennen mee in hun optocht van 1399.” Bij de Heilige-Hartkerk, met een horloge in houtsnijwerk tegen de gevel, probeert Kristiina een gidsenmopje : “Hier hangt de oudste, sorry jongste klok van de stad.” Vier jaar geleden brandde de toren uit, de historische klok viel kapot en is nu vervangen door een gelijkluidende kopie. Zo naderen we kriskras door de oude pastelkleurige Hanzestad het korte en het lange been (Lühike Jalg en Pikk Jalg), het eerste een trapstraatje en het tweede een steile kasseiweg, die allebei naar de bovenstad leiden.

Pal tegenover het Tompea-kasteel, altijd het optrekje van heersers en nu het parlement, liet de laatste tsaar een imposante orthodoxe kerk bouwen, de vijfkoepelige Nevski. Hier heb je ook een mooi gezicht op enkele van de 26 torens die resten van de stadsmuur. De een heet Maagdentoren, de hoogste Grote Herman, de lompste Dikke Margareta en de leukste Kiek in de kök, omdat vanaf die toren de wachters recht in de soldatenkeuken konden kijken.

Tijd voor een rit in de stadsrand. Kristiina neemt me mee naar het Songfestival. Heilige Estse grond is dat, niet te verwarren met Eurosong. Hier wordt het nationale bewustzijn in ere gehouden, om de vier jaar sinds 1869, zelfs in de sovjettijd. Herinner je de Zingende Revolutie : op 11 september 1988 zongen 300.000 Esten hun vrijheidsliederen. Een jaar later volgde de tweede strofe : tussen Vilnius en Tallinn vormden drie miljoen Balten een zingende ketting. “Eindelijk had de wereld Litouwen, Letland en Estland gehoord”, zegt Kristiina, en ze voegt er een kreetje aan toe : “Hoereej !”

Ignace Van Nevel

Wat maakt een beeldhouwer, werkloos na de Lenin-tijd ? Waarom eens niet een bronzen Frank Zappa ?

Riga’s hoofdstraat heette achtereenvolgens Alexander-, Vrijheids-, Hitler- en Leninstraat. Nu hangt het bordje ‘Vrijheidsstraat’ er opnieuw.

In 1399 droegen de ‘Zwarthoofden’ dennen mee in hun optocht. Meteen was de kerstboomtraditie geboren.

De Zingende Revolutie werd een succes. “Eindelijk had de wereld Litouwen, Letland en Estland gehoord.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content