Mij overkomt het wel eens : stap ik bij wildvreemde mensen binnen en plof ik mezelf neer in de eerste de beste fauteuil. Gewoon, zonder erbij na te denken. Nog nét op tijd weersta ik de drang om mijn schoenen uit te schoppen en me diep in de kussens te nestelen. Ook al meegemaakt ? Een tikje gênant vindt u niet ? Gelukkig leiden dergelijke situaties tot een onbedaarlijke lachbui waarmee het ijs meteen gebroken is. Geen groter compliment natuurlijk dan iemand die zich meteen thuis voelt. Maar toch, het uitnodigende doe-alsof-je-thuis-bent is meestal aan mij niet besteed. U moest eens weten hoe oneerbiedig ik thuis in de fauteuil hang, denk ik dan. Letterlijk, onderuitgezakt en mijn schoenen god weet waar geschopt.

Om maar te zeggen hoe direct sommige interieurs appelleren aan je gevoel. “Hier ben je thuis”, lijken ze te schreeuwen. Wat mezelf betreft : ik laat me verleiden door een wat rommelige, artistieke huishouding, waar de dingen met een bestudeerde nonchalance zijn neergelegd – zonder te vervallen in pure chaos en wanorde. De strakheid van de hedendaagse stijl spreekt mij minder aan. Niet omdat ik de meubelen of het design niet mooi vind, nee, dikwijls is het mij allemaal een beetje te koel en afstandelijk.

Eigenlijk doet de stijl er weinig toe, evenmin als het trendgehalte van een interieur. Waar het om gaat is dat een huis uitnodigt om in te leven. En dat kan in alle mogelijke stijlen. Bovendien is onze maatschappij supereclectisch geworden en dat weerspiegelt zich in onze interieurs. We reizen, we lezen, we pikken hier iets mee, rapen daar iets op… en we omringen ons met voorwerpen die qua stijl soms mijlenver uit elkaar liggen en toch een harmonieus geheel gaan vormen. Een reissouvenir uit Indonesië, een schilderij van de zolder gehaald, een grappig kastje en een stuk designantiek, alles aan elkaar gelijmd door de persoonlijkheid van de bewoner. In extreme vorm vind je het terug bij de Parijse antiquair Stéphane Olivier (p. 38), die een massa voorwerpen rond zich heeft verzameld en zo heeft samengebracht dat ze net geen kakofonie veroorzaken. In dezelfde sfeer, maar stukken overzichtelijker, baadt het interieur van Philippe Guilmin (p. 28), die een landelijke stijl combineert met hedendaagse portretschilderijen, tot in de badkamer toe.

Al bladerend zal vooral duidelijk worden dat klassiek bijlange na niet zo klassiek is als sommigen onder ons nog steeds lijken te denken. Vergeet die oertypisch Vlaamse fermettestijl met rustiek eikenhouten bankstel en gehaakte gordijntjes aan de ramen. Klassiek is nu eenmaal niet onder een hoedje te vangen : van de barokke pracht zoals bij Marc Vergauwe en Jan Rosseel (p. 74) tot het klassiek-minimalisme bij Alic (p. 64) of het sobere, bijna meditatieve interieur van Alexandra Siebelink (p. 84), het kan allemaal. De gemeenschappelijke noemer zit hem in het belang dat men hecht aan tradities : materialen als hout en linnen, de elegante vormen van stoelen en zetels, de warme donkere kleuren.

Het is in elk geval verheugend te zien dat er weer gedurfd wordt, er mag gespeeld worden met combinaties. De Engelse interieurdesigner Kelly Hoppen gaat daarin het verst. Haar motto : een huis dat met te veel discipline is ingericht, wordt vervelend. En dus koos ze resoluut voor een flat in zwart en wit (p. 18). Waardoor zelfs klassiek zeer hedendaags en trendy oogt. Andere inspirerende ideeën vindt u in onze shopping Aan elkaar gewaagd (p. 102), waarin oude en jonge ontwerpen verrassende combinaties vormen. Misschien is dat wel de rode draad van dit nummer : de eigenzinnigheid waarmee bewoners hun universum creëren, wars van alle stijl- en vormvoorschriften. Eclectisch ? Jazeker. Maar het opent perspectieven voor de toekomst. Wie weet hoever we willen en kunnen gaan in het combineren van uiteenlopende dingen. Maar dat is stof voor een volgende interieurspecial.

HILDE VERBIEST

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content