Ik liep al geruime tijd rond met een soort knobbeltje onder mijn mondhoek, dat af en toe pijnlijk aanvoelde. Toen zei de dokter : “Laat dat toch maar eens onder- zoeken.” Dokters houden niet van knobbels. Het lichaam moet zijn als een marmeren tempel, vrij van scheuren, verzakkingen of bobbels.

Naar de radioloog dus, wiens wachtkamer versierd is met rƶntgenfoto’s in kleuren van Chupa Chups-lolly’s. Op de ene zie ik een levensgrote ruggengraat, zoals de wervelkolom wordt geschreven sinds ze na de recentste spellinghervorming door meerdere ruggen tegelijk kan lopen. De andere foto toont larger than life een gezicht met lippen en een wipneus, waaronder het doodshoofd doorschemert dat elk van ons dagelijks in zich meedraagt. Het is een merkwaardige eigenschap van doodshoofden altijd te grijnzen, alsof er aan gene zijde volop sarcastische moppen getapt worden.

Een man met kortgeschoren kop noodt mij binnen in een schaars verlichte ruimte. Hij mompelt iets onverstaanbaars en brengt een toestel in gereedheid dat evenveel schakelaars en draaiknoppen telt als de cockpit van een lijnvliegtuig. “De dokter komt zo om een echo te maken”, zegt hij, en laat mij alleen achter op de onderzoekstafel. On Echo Beach, moet ik denken, met die neiging van de geest om associaties te maken die enigszins naast de kwestie zijn. Dat opzwepende, geheimzinnige nummer van Martha and the Muffinszou hier niettemin nog passen. Achter de imposante toestellen tegen de wanden zijn grote glazen platen aangebracht, met licht dat verglijdt in talrijke kleuren. Het is een hip effect voor een plek waar naar tumoren gespeurd wordt. De sfeer van cocktailbars, eerder dan van medische beeldvorming.

Van op de bovenliggende verdiepingen klinkt een dof en dreigend gerommel, alsof daar haasje-over wordt gespeeld door nerveuze gasflessen. Blijkbaar is de dokter nog even verhinderd, ik krijg de tijd om in het zaaltje rond te spieden. In een hoek staat een toestel dat aan een uit de kluiten gewassen keukenrobot doet denken. MAMMOMAT, staat op het apparaat te lezen, onder een gele driehoek die voor radioactiviteit waarschuwt. MAMMOMAT vind ik een leuke naam, die zowel aan prehistorische dieren doet denken als aan weke welvingen. Ik stel mij de honderden dames en juffrouwen voor van wie de teerste lichaamsdelen hier gepasseerd en geplet zijn. Meestal met geruststellend nieuws tot gevolg, soms ook met een verdict dat levens vergalde.

Op dat moment komt de dokter binnen. Ik hou wel van dokters. Vaak zijn het sexy wezens, temeer als zij een witte kiel dragen en van het vrouwelijk geslacht zijn. Deze dokter echter is mannelijk, grijs en zwijgzaam. Hij smeert gel op mijn gezwel, en wrijft daarover met een sonde. Hij wrijft en snuift, fronst en trekt bedenkelijke rimpels. Ik zie de ader op zijn voorhoofd zwellen en begin wat ongerust te worden. “Ik zou mij daar niet te veel zorgen over maken”, zegt de dokter dan bij wijze van anticlimax. “Waarschijnlijk een lymfeklier. Goedaardig.”

Dat laatste woord doet mij denken aan een oude kabouter die met een stenen pijp op een bank zit in de herfstzon, terwijl rondom hem bolsters van wilde kastanjes neerploffen. Even later sta ik buiten, knipperend tegen het felle licht van de steenweg. Er fietst een meisje voorbij met bruine benen en witte lakschoenen. Met hetzelfde gemak was het game over, maar ik mag nog even meedoen. Ik voel die opluchting als wanneer je ternauwernood aan een verkeersongeval ontsnapt bent. De lucht is dan altijd wat zoeter, het gras wat groener. Heel even is het een voorrecht twee armen en twee benen te hebben die je pijnloos gehoorzamen. Te snel echter wordt gezondheid weer iets vanzelfsprekends, en komt de arrogantie terug om je druk te maken over de boerkini of nieuwe parkeermeters.

jean.paul.mulders@knack.be

JEAN-PAUL MULDERS

Ik voel die opluchting als wanneer je ternauwernood aan een verkeersongeval ontsnapt bent. De lucht is dan altijd wat zoeter, het gras wat groener

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content